Ik zit op de hoek aan een lange houten tafel. Zo’n potsierlijk ding waar ze tijdelijke verblijfplaatsen als bejaardentehuizen, verpleeghuizen en andersoortige instellingen mee aankleden. Zo ook eetstoorniskliniek de Ursula in Leiden. Het meubilair moet vooral praktisch, niet kapot te krijgen en makkelijk schoon te maken zijn. Er wordt geen aandacht besteed aan enige vorm van esthetiek.
“Waarom staat praktisch toch zo vaak gelijk aan spuuglelijk?” vraag ik me af, terwijl ik met een Ikea-lepel in mijn Ikea-kommetje gevuld met een flinke portie havermout, een aanzienlijke hoeveelheid sojamelk en een in stukjes gesneden banaan roer.
Lees Laura’s vorige blog: Communicatietalent en anorexiapatiënt.
“Smaakvol meubilair”, voeg ik in gedachten toe aan het boodschappenlijstje voor mijn eigen -nog op te zetten- eetstoornisprogramma. Dat smaakvolle meubilair staat als het even kan in een échte ganzenboerderij in een stijlvolle omgeving. “Ergens op een berg in Italië misschien, of ergens in Zuid-Afrika”, dwalen mijn gedachten af. Naast de typische -tijdelijke- bewoners van mijn eigen Ganzenboerderij, namelijk ganzen en plofkippen (want aankomen hoort er nou eenmaal ook bij), moet er zeker nog een elftal échte dieren verblijven. Een stel ‘originele’ kippen (voor de eitjes!), een verdwaalde koe (versere melk kun je toch niet krijgen?!), een paar geiten (geitenkaas, ooooh yeah), een ezeltje en Shetlandpony (om mee te knuffelen) en natuurlijk labradoodle Tijs (om mee te knuffelen én te wandelen), want Tijs hoort nu eenmaal bij de family.
Het is 8.25 uur op een doodgewone dinsdagochtend in februari. Het ontbijt op de Ganzenboerderij (beter bekend als Centrum voor Eetstoornissen Ursula). De ijzige stilte wordt doorbroken door de speciale Ganzenboerderij-playlist. Op mijn initiatief hebben alle gansjes én de begeleiders van de gansjes hun favoriete liedjes aan de Spotify-playlist toegevoegd. Kygo (tropical house), klassieke pianomuziek en Nielson wisselen elkaar af in een poging om wat meer sfeer in deze tent te krijgen.
Ik word uit mijn gedachten opgeschrikt doordat “Vandaag ben ik gaan lopen”, van Acda & de Munnik wreed verstoord wordt door het obsessieve geroer en getik in een glas Nutridrink. Alsof de boosdoener denkt dat daarmee een deel van de substantie in het luchtledige verdwijnt. Naast mij snijdt één van de vaste gasten van de Ganzenboerderij haar boterham met vruchtenhagel in 30 stukjes, waardoor het merendeel naast haar boterham terecht komt. Het gansje tegenover mij snijdt eerst de korsten van haar boterham met bosbessenjam en begint dan haar weg naar het midden toe te werken. Weer een ander, aan het andere eind van de tafel, houdt angstvallig de klok in de gaten. Op de minuut mag een hap van volle yoghurt met choco Cruesli worden gegeten.
Mijn verblijf op de Ganzenboerderij duurt alweer bijna drie maanden. Het heeft effect, want de kilo’s vliegen eraan. Tenminste, zo voelt het: alsof ik als kilo-knaller zó in de bonus bij Albert Heijn kan. Ik zie er in ieder geval niet meer uit alsof ik ieder moment kan omvallen. De samenstelling van de gasten is in de tussentijd drastisch gewijzigd. De helft van de gansjes heeft uitgecheckt, om diverse redenen. De ene om de grote boze buitenwereld buiten deze tent vol vertrouwen tegemoet te treden. De ander heeft de handdoek juist in de ring gegooid, omdat haar verblijf haar niet beviel. En de derde is voor haar eigen veiligheid afgevoerd naar een resort waar ze haar beter kunnen bewaken. Voor haar eigen veiligheid. De laatste is doorgegaan naar het echte therapieprogramma: de dagbehandeling.
Vijf nieuwe gansjes maakten hun opwachting. Ze hebben de plek van de vertrokken gasten direct ingenomen en van mij een V.I.P. gast gemaakt, omdat ik nu één van de gansjes ben met het langste verblijf. Een verblijf op de Ganzenboerderij is peperduur. De verzekering kan zich lege bedden nou eenmaal niet veroorloven. Als het ene gansje uitcheckt, checkt diezelfde dag nog een nieuwe in.
Ik neem ondertussen kleine hapjes van mijn havermout. Met een theelepeltje, zodat ik langer van het gloeiend hete goedje kan ‘genieten’. Best wel gestoord, I know. Toch voel ik me niet zo op mijn gemak in deze nieuwe groep gansjes. Zij staan nog aan het begin van de weg naar herstel. Ze weten nog niet of ze überhaupt de goede weg willen bewandelen of keihard willen terug vluchten in hun eetprobleem. Ik ben inmiddels al zo vaak terug gevlucht (Ga terug naar start, en begin opnieuw: ’t lijkt wel Ganzenbord…). Maar inmiddels ben ik al een stukje op de goede weg. Letterlijk en figuurlijk. Sommige dagen wil ik terug naar de (schijn)veiligheid waar mijn nieuwe groepsgenootjes zich nog aan vastklampen. Soms wil ik gewoon stil blijven staan. Of in ieder geval niet meer aankomen.
Ik vind het wel genoeg zo, ook al ben ik nog maar op een derde van de kilo’s die ik zou moeten aankomen voor een zogenaamd ‘minimaal gezond gewicht’. En op een vierde van mijn uiteindelijke streefgewicht, het gewicht dat natuurlijk bij mij past. En moet ik nog aan de dagbehandeling gaan beginnen. Die ook nog eens vijf maanden (vijf hele maanden!) duurt. Op andere dagen wil ik fast forward naar mijn normale leven. Werken, sporten, reizen, dansen, lange wandelingen met labradoodle Tijs, uit eten gaan. Omringd zijn met mensen die níet zo krampachtig met eten omgaan.
“Ik hoor hier niet, ik ben wel weer gezond genoeg om te gaan werken en mijn normale leven weer op te pakken”, denk ik halverwege mijn havermout. Mijn gedachten gaan terug naar de week ervoor. Toen ik met vriendinnen even kon ontsnappen aan de klinische omgeving van de Ganzenboerderij. Om een beetje van het echte leven te proeven: de beelden, de geuren, de kleuren, de snelheid waarmee random strangers zich per fiets, auto of benenwagen van A naar B verplaatsen zonder op of om te kijken. Een paar uur later keerde ik gesloopt van de excursie naar het echte leven terug op de Ganzenboerderij. “En ik was nog zo vastbesloten om binnenkort wel weer even aan het werk te gaan”, lach ik mezelf uit, terwijl ik de laatste happen van mijn havermout oplepel. “Voorlopig ben ik slechts een toeschouwer van mijn ‘normale’ leven”.
Ik voel me ontheemd. Niet op mijn gemak in de Ganzenboerderij, maar ook nog niet thuis in het echte leven. Ik bevind me in Niemandsland. Een Niemandsland is een gebied dat aan niemand toebehoort. In oorlogstijd wordt het gebied tussen de frontlinies van twee vijandelijke gebieden aangeduid als Niemandsland. Het ene gebied is mijn eetstoornis, die heel langzaamaan terrein verliest. Het andere gebied is de wereld buiten de Ganzenboerderij, waar ik ook nog niets te zoeken heb. Maar hoe meer terrein mijn eetstoornis verliest, hoe dichterbij de echte wereld uiteindelijk komt. Blijven vechten is de enige manier. Stap voor stap. Of beter gezegd: hap voor hap.
Voor vandaag zit het ontbijt er weer op en de havermout met sojamelk en banaan er weer in. Groeten uit Niemandsland.
Geef een reactie