We zijn terug in het ziekenhuis, en eigenlijk zijn we weer helemaal terug bij af. Alsof je in een gezelschapsspel weer terug naar START wordt gestuurd. Het is de bedoeling dat Aafke zo snel mogelijk weer ontslagen wordt. Desnoods kan ze dan in het ziekenhuis elke dag (bij)gevoed worden met een sonde.
Aafke holt psychisch achteruit en haar paniekaanvallen nemen met de minuut toe. Aafke is heel erg bang dat niemand haar wil helpen, en dat ze weer het ziekenhuis uit moet en aan haar lot wordt overgelaten. Wij fluisteren haar geruststellende woorden in, terwijl wij zelf ook onzeker zijn over wat er gaat gebeuren. Onze kalmerende woorden worden gedoofd door haar angstkreten, die het ziekenhuis op zijn fundamenten doen trillen.
Zes keer per dag sjokt Aafke met haar grote beer, als een gevangenge achter de verpleegkundige aan, om in het nare kamertje, haar sondevoeding toegediend te krijgen. Van sommige verpleegkundigen mogen we er wel bij zijn, van anderen niet. Dat is verwarrend. Als Aafke terugkomt van haar sondevoeding huilt ze stilletjes dat ze niet meer wil leven. Het leven van ons meisje glipt ons uit onze handen. Aafke heeft het fundamentele gevoel dat het ziekenhuis haar niet wil helpen en dat ze daar niet welkom is. En als we heel eerlijk zijn hebben we zelf ook een beetje dat gevoel.
Met tranen in onze ogen vragen wij een gesprek aan met psychologe Emma. Ik zeg haar dat wij ons overvallen voelen door het voorstel om Aafke zo snel mogelijk weer naar huis te sturen. Wij willen graag dat ze blijft totdat ze overgeplaatst kan worden naar een eetstoorniskliniek. Door de steeds wisselende plannen die gepresenteerd worden voelt Aafke zich onveilig in een omgeving waar zij zich meer dan veilig zou moeten voelen. Dit gevoel wordt aangewakkerd omdat het ziekenhuis richting Aafke maar blijft benadrukken dat ze haar niet kan helpen. We willen in het belang van Aafke rust. Ook willen we dat het ziekenhuis met spoed een psychiater toevoegt aan het behandelteam.
Ik ben doodmoe van het vechten. Ik heb het gevoel dat ik zelf als ouder het behandelteam moet samenstellen. Als het ziekenhuis ons niet kan bieden wat wij willen, dan willen we dat ze meewerken aan een overplaatsing van Aafke naar een ander ziekenhuis. Emma schrikt van de manier waarop wij de opname van Aafke beleven. Ze zegt dat het absoluut niet de bedoeling is dat wij ons zo voelen.
De volgende dag merken we al dat er veel veranderd is. Er is een dagplanning gemaakt voor Aafke en de zaalarts heeft beloofd weer elke dag langs te komen. En tot onze grote blijdschap komt er aan het eind van de middag een psychiater langs. Het is geen kinderpsychiater, en hij is ook niet gespecialiseerd in eetstoornissen, maar hij is in ieder geval psychiater. Het is eigenlijk ongelooflijk dat een psychiater niet direct betrokken wordt bij de behandeling.
Psychiater De Winter komt de toestand van Aafke beoordelen. Wij mogen niet bij dat gesprek aanwezig zijn. Na afloop van het gesprek komt hij naar ons toe. De medicatie van Aafke wil hij wijzigen, zodat zij minder last heeft van de paniekaanvallen. Tot onze stomme verbazing twijfelt hij over de diagnose anorexia nervosa. Volgens hem is het een anorectische reactie, op een traumatische gebeurtenis. Eerlijk gezegd snappen wij niet helemaal het verschil. Hij vindt in ieder geval dat het huidige behandelplan compleet niet in overeenstemming is met waar Aafke behoefte aan heeft. Hij gaat dit met dokter Hoekstra overleggen.
De psychologe en de zaalarts komen zich excuseren voor de gang van zaken. Het beleid is er niet meer op gericht om haar zo snel mogelijk te ontslaan, en er zullen veel meer gesprekken met haar gevoerd gaan worden. Eindelijk begint er licht in de tunnel te komen.
Volgende keer: Intakegesprek op de kliniek
Geef een reactie