“Wat heb ik me schuldig gevoeld toen ik er achter kwam dat een slang in je neus status was, dat nutrivoeding aangaf dat je ernstig ziek was, dat een infuus en de hartbewaking eigenlijk was wat je moest bereiken. Op die manier liet je zien dat jij écht een eetstoornis had, je liet zien dat je ernstig was, ernstig genoeg om jezelf anorect te mogen noemen.” anoniem
Concurrentie in de kliniek. De meest moordende concurrentie waar ik ooit aan ben blootgesteld. De onuitgesproken strijd om ‘de beste’ te zijn, de strijd die iedereen voelt maar waar iedereen over zwijgt.
Ik ben nieuw, zo doorgesluisd vanuit het ziekenhuis de kliniek in, deeltijdbehandeling. En daar zit ik dan tussen een groep eetgestoorde meiden. Er is me net verteld door de intaker dat ik ‘te zwaar’ ben voor een klinische behandeling en dat er geen andere behandeling mogelijk is dan deeltijd.
Ik ben perplex. “Is het dan toch waar? Draait zelfs in de hulpverlening die gespecialiseerd is op het gebied van eetstoornissen het eigenlijk allemaal om gewicht? Is dat wat telt? Is dat waaraan de ernst van jou eetstoornis wordt afgemeten? Kortom, hier wordt eigenlijk gezegd dat ik te dik ben en ik dus maar weer moet gaan afvallen voordat ik kliniekwaardig ben?”
Ik raak aan de klets met de meiden die ik later mijn ‘groepsgenootjes’ zal noemen en leer dat je bij een bepaald percentage ondergewicht al heel goed bezig bent maar bij zoveel procent ondergewicht tot de de diehard-anorecten behoort. Thuis sla ik onmiddellijk aan het rekenen. Opnieuw een teleurstelling, bij de diehard-anorecten hoor ik niet.
Bij de volgende bijeenkomsten vertel ik uitgebreid over mijn ziekenhuisopname en dat dit de reden is waarom ik nu ‘zo dik’ ben. Ik zwijg over mijn ondergewichtpercentage, ik schaam mij en voel mij te veel tussen deze magere echte anorecten. Op school kreeg ik nog zo veel fijne reacties, ergens was ik trots dat ik er weer wat gezonder uit zag. Maar nu leer ik dat als ik er écht bij wilde horen, ik dat onmogelijke percentage moet hebben gehaald en eigenlijk ook die kliniek van binnen moet hebben gezien.
“Ik ben al de hele dag misselijk door de gedachte dat ik straks weer een nieuwe groep meiden onder ogen moet komen. Ik ben vast de dikste, ik weet het zeker.” Ik kom terecht in een prettige groep en voel me wat meer geaccepteerd. Maar tijdens de pauze gaat er een geheel nieuwe wereld voor mij open. De hele pauze werd er gesproken over het aantal calorieën dat jouw tussendoortje bevat. Onuitgesproken werd er een oordeel geveld over of jij een ‘goed’ of ‘slecht’ tussendoortje mee had. Ondertussen moest ik ook mijn tussendoortje opeten. Ik had twee broodjes mee met pasta en pindakaas. Dat bleek fout beleg te zijn en dat werd mij subtiel duidelijk gemaakt. En gezien de grote van de andere tussendoortjes paste mijn tussendoortje blijkbaar absoluut niet in deze context. Ik dacht dat je hier kwam om beter te worden?
Als ‘nieuwe’ in de groep voelde ik me een soort indringer. Een nep-anorect, het gevoel om me te moeten bewijzen was enorm. Ik durfde mijn brood nauwelijks meer op te eten, ondanks dat ik wist dat ik het heel hard nodig had. Ik ben naar de WC gelopen en heb daar mijn brood opgegeten, uit schaamte. Toen ik terugkwam waren alle ogen op mij gericht ‘Gaat alles wel goed met je? Heb je gebraakt?’
De pauzes tussen de therapieën waren voor mij enorme ‘leermomenten’. Ik leerde dat de manier van eten hier ook aan regels was gebonden. Appels eet je met een mesje, je gaat niet afhappen, dat staat niet ‘eetgestoord’. Je neemt minihapjes en kauwt zo lang mogelijk op je brood. Dit maakt duidelijk hoe veel moeite je met eten hebt. Je eet brood aan tafel, je gaat niet op de bank zitten en al helemaal niet een dubbel gevouwen boterham afhappen! Je snijdt je brood in kleine stukjes en je mijdt natuurlijk het ‘verboden beleg’. Je drinkt thee, kleine slokjes natuurlijk en als het dan zo hard nodig is, thee met een zoetje. Suiker is uit den boze! Je drinkt je beker niet helemaal leeg, je laat het laatste slokje van je drinken staan. Je probeert zo gezond mogelijk tussendoortje te nemen met zo min mogelijk calorieën.
Een beperkt assortiment is geaccepteerd qua koekjes, alles wat daar buiten valt eet je niet. Als je iets dat daarbuiten valt wel mee hebt, moet je met een gegronde reden komen en anders kun je en subtiele opmerking verwachten. Nieuwe tussendoortjes of nieuw voedsel worden uitgebreid besproken; De vetten, de koolhydraten en natuurlijk de calorieën. Het product wordt geplaatst in gezond of ongezond en krijgt vervolgens een label: verboden of niet. Je doet zo lang mogelijk over je tussendoortje. Op z’n minst de tijd die in de kliniek gehanteerd word, een half uur, zeker niet korter. Het liefst eigenlijk net iets langer dan een half uur, zodat je op weg naar de volgende therapie nog je laatste hap neemt. Ik was een snelle leerling, nam alle informatie gretig in mij op. Dit was hoe het er aan toe ging als je echt eetgestoord was. Zo hoorde het.
Voordat ik in de deze kliniek terecht kwam had ik een best ‘lieve’ eetstoornis. Ik heb altijd in therapie heel erg duidelijk gemaakt dat de opname in het ziekenhuis vreselijk was. Maar dat was het niet, sterker nog, ik vond die opname wel oké. Ik was zo moe van het weinig eten, mijn lichaam wilde gewoon niet meer. Toen ik noodgedwongen wel moest eten vond ik dit dan ook niet zo erg, ik wilde die eetstoornis helemaal niet! Ik had eindelijk toestemming om te eten.
Tot ik in deze kliniek kwam. Daar had je plotseling aanzien als je sondevoeding had gehad. Een slang in je neus was het teken dat je iets bereikt had! Dat was dan ook de eerste vraag die ik kreeg toen ik vertelde dat ik in het ziekenhuis had gelegen. ‘Heb je sondevoeding gehad?’ Ik schaamde me toen ik ‘Nee’ moest zeggen. Ik had zelfs geen nutridrink gehad. Ik was gewoon zo dom geweest om zelf te gaan eten en nog veel ook! Ik heb geen enkele weerstand geboden, geen smokkeltruc uitgehaald, ik ben gewoon gaan eten. Wat heb ik me schuldig gevoeld toen ik erachter kwam dat een slang in je neus status was, dat nutrivoeding aangaf dat je ernstig ziek was, dat een infuus en de hartbewaking eigenlijk was wat je moest bereiken. Op die manier liet je zien dat jij écht een eetstoornis had, je liet zien dat je ernstig was, ernstig genoeg om jezelf een echte anorect te mogen noemen.
Mijn ziekenhuisopname werd een soort obsessie voor mij. Ik droomde erover en schreef hele stukken in mijn dagboek hoe ik het de volgende keer anders zou aanpakken, hoe ik het ‘beter’ zou aanpakken
In de periode dat ik in deze kliniek in behandeling was gingen de gesprekken regelmatig over je laagste gewicht en hoe ziek je toen was. De eerste keer dat ik deze vraag kreeg, heb ik geen antwoord gegeven, maar de vraag terug gegeven. De gewichten die ik toen te horen kreeg van de anderen, hebben mij voor altijd het zwijgen doen opgelegd over mijn laagste gewicht. Uit schaamte, uit angst dat ik niet serieus genomen zou worden en uit angst dat ik zelfs op dit gebied zou falen.
Ik zat een jaar in behandeling toen een vriendin van mij opgenomen werd in een andere kliniek. Door haar positieve verhalen heb ik uiteindelijk besloten om mijn behandeling daar voort te zetten. Ik voelde me gehoord en kreeg behandeling die wel aansloot bij wat ik nodig had. Inmiddels ben ik vrij van behandeling en therapie en rest mij alleen nog de taak om mijn ervaring te delen: In de hoop dat instellingen en behandelaren zich bewust worden van deze onderlinge concurrentiestrijd en tijdig kunnen ingrijpen.
Maar bedenk ook: een betere kliniek/ behandeling, begint bij jezelf!
Geef een reactie