Eetstoornissen komen veel voor onder topsporters. Thin is going to win is een vaak gehoorde slogan in de topsport. Vooral bij sporten met gewichtsklassen, esthetische sporten en duursporten komen eetstoornissen veel voor. Denk aan bijvoorbeeld kunstschaatsen, turnen, judo, fitness en body building.
Ongeveer 9% van de meiden die níet aan topsport doen krijgt een eetstoornis en 0,5% van de mannen die niet aan topsport doen. Uit Noors onderzoek is gebleken dat 20% van de vrouwen en 8% van de mannen in de topsport een eetstoornis ontwikkelt. Dat is bij vrouwen het dubbele percentage en bij mannen nog veel meer.
Toch voldoen sporters vaak niet aan de criteria van een eetstoornis volgens de de DSM IV. Dit komt vaak doordat ze door veel spiermassa wel een juiste BMI hebben. Dit betekent dus niet dat ze geen eetstoornis hebben, maar dat het niet valt onder boulimia of anorexia. Een andere term die dan naar voren kan komen is Anorexia Athletica.
Bij topsport staan de sporters continue onder druk. Druk om te presteren en de druk om beter te worden in de sport. En een topsporter heeft een uitgebalanceerd dieet zodat hij/ zij de goede voedingsmiddelen binnen krijgt. Maar doordat je er dan iedere dag zo mee bezig bent kan het zijn dat je er in door slaat. ###
Topsporters en mensen met een eetstoornis lijken soms niet alleen op elkaar wat betreft hun afwijkende eetgedrag, maar ook wat betreft gedragskenmerken, zoals doorzettingsvermogen en de obsessieve neiging om steeds verder te gaan, waarbij ze allerlei lichamelijke ongemakken trotseren (Epling & Pierce, 1996)
Zucker, Womble, Williamson en Perrin (1999) verdeelden sport in twee typen:
1. refereed sports: sporten die worden geleid door een scheidsrechter, zoals handbal, voetbal, basketbal.
2. judged sports: dit zijn sporten waar juryleden bij betrokken zijn, zoals ballet, turnen, dans, atletiek etc. Bij “judged sports” word je niet alleen beoordeeld op prestaties, maar ook op uiterlijk.
Uit het onderzoek bleek dat bij de judged sports veel vaker sprake was van een eetstoornis, namelijk bij 13%, dit in tegenstelling tot de slechts 3% bij de refereed sports.
Ook bestaat er een onderzoek van Byrne, McLean en Byrne (2002) waarin naar voren komt dat sporten waarbij het belangrijk is dat je slank bent, er een vergroot risico is tot het ontwikkelen van een eetstoornis. Hier komt het – thin is going to win – idee weer naar voren. Wielrenners kunnen denken dat wanneer zij dunner zijn, ze harder kunnen fietsen. Dit kent echter wel grenzen. Bij vechtsporten word je bijvoorbeeld ingedeeld in gewichtsklassen en om in een bepaalde klasse te kunnen blijven, moet je heel erg op je gewicht letten.
Omdat sporters vaak in korte tijd veel af wil vallen om in de juiste gewichtsklasse te komen, lijken de methoden die de sporters gebruiken om hun gewicht te verminderen sterk op het gedrag van mensen met anorexia of boulimia: extreem weinig eten, overgeven en het gebruik van laxeermiddelen (Dale & Landers, 1998).
Woods e.a. (1988) constateerden bij 8% van 49 worstelaars overgeven als manier om gewicht te verliezen, terwijl 27% aangaf eetbuien te hebben. Wel kwam naar voren dat dit extreme lijngedrag alleen voorkwam tijdens de wedstrijdperiode en daarna weer afnam.
Ex-judoka Jessica Gal herkent het probleem binnen de judo “waar bijna iedereen, op de superzwaar-gewichten na, in een gewichtsklasse onder het ‘natuurlijke’ gewicht judoot”.
Thea Sybesma, ex-wereldtop triatleet en orthopedisch arts: “Het streven naar een (te) laag vetpercentage is een gevaarlijke onderneming. Bij 40 tot 50 procent van de duursportende vrouwen is sprake van amenorroe, het wegblijven van de menstruatie. Vaak wordt het uitblijven van de menstruatie door atletes als plezierig ervaren. Ze merken eerst ook niets van bijvoorbeeld het begin van botontkalking. Pas bij een stressblessure komt dat aan het licht. Het is het gevolg van een combinatie van eetstoornissen, menstruele stoornissen en botontkalking”.
Ballerina’s
Door Garner e.a. (1987) is apart onderzoek gedaan naar balletdanseressen. Ballerina’s lopen een verhoogd risico op een eetstoornis, door de druk die op hen wordt uitgeoefend om slank te blijven. Ballerina’s worden dag in dag uit beoordeeld op hun uiterlijk en leren lichamelijke signalen als honger, moeheid en pijn bij het dansen te negeren. Uit het onderzoek kwam naar voren dat 30% van de ballerina’s positief scoorde op een eetstoornisvragenlijst (7% kon de diagnose anorexia worden toebedeeld). Bij allemaal begonnen de anorectische “symptomen” ná de start van hun opleiding. Hoe groter de competitieve sfeer op balletscholen, hoe groter het aantal ballerina’s met een eetstoornis (Fogelholm e.a., 1996).
Biesecker en Martz hebben onderzoek gedaan naar wat voor invloed de manier van coachen heeft op sporters en eetproblemen. In het onderzoek werden 2 coachingstijlen gebruikt, de positieve en de negatieve en het werd op mannen en vrouwen getest. Bij allebei de coachingstijlen draaide het om gewicht maar bij de positieve stijl op een persoonlijke en zorgzame manier en bij de negatieve stijl draaide het om prestatie en gewichtscontroles.
Uit het onderzoek kwam dat de sporters die op een negatieve manier waren gecoacht meer angst hadden voor een negatief lichaamsbeeld, ze lieten meer dieetgedrag zien en ze waren bang om aan te komen. Het maakt dus wel degelijk verschil op welke manier een topsporter gecoacht word en de coachingstijl kan meewerken aan het ontwikkelen van een eetstoornis.
Sporten & risicofactoren
1. esthetische sporten:
– jury
– uitstraling/uiterlijk in puntenscore
– dun, meisjesachtig lichaam ideaal
– vroege specialisatie, “goodness of fit”
2. gewichtsklasse sporten:
– uitkomen onder natuurlijke gewicht
– te laat en onbegeleid afvallen
– weegmoment (NCAA)
– aantasting fysieke processen en controleverlies
3. (duur)sporten:
– prestatievoordeel bij laag gewicht
– “thin is going to win”
– energie-deficiëntie
– BMI-maatregel
4. lichaamsgerichte sporten / fitness:
– op uiterlijk beoordeeld
– strakke, weinig verhullende sportkleding
– media-aandacht
– lichaamsbewustzijn versterkt
– slanke lichaamsideaalbeeld
– motief om te sporten
Bron: hand-outs Karin de Bruin
Hoe sport kan dienen als trigger
Geschreven door een ervaringsdeskundige
Als ik over mezelf spreek, kan ik zeggen dat ik een onzeker, faalangstig & perfectionistisch meisje ben wat erg gedreven is. Kenmerken die je binnen de sport ver kunnen brengen, maar ook ontzettend in de weg kunnen staan.
Ik begon aan de sport en na een eerste training was ik compleet verliefd, ik vond het zo ontzettend gaaf. Het begon als een leuke hobby, maar ik bleek zowaar “talent” te hebben voor deze sport. Het werd iets serieuzer toen ik binnen de sport naar het nationale niveau steeg. Mijn trainingsmaatje ging naar het WK in 2003 en wat vond ik dat gaaf voor haar. Zelf zei ik toen dat ik het graag zou willen, maar er toch nooit goed genoeg voor zou zijn. Toch trainde ik door, want de sport bleef erg leuk en ik ging steeds meer vooruit en ging om de medailles meedoen.
Gaanderweg begon mijn perfectionisme op te spelen. Hier was ik goed in, hier onderscheidde ik me van de rest. Ik wilde altijd meer en beter en dacht dat een paar kilo’s eraf me dat gingen brengen. Ik begon dus met lijnen, gewoon wat gezonder eten en iets minder snoepen. Ik viel hier wat van af, maar hield het nooit goed vol. Deze periodes wisselden zich af met periodes dat ik er niks om gaf en gewoon at wat ik wilde.
Het is wat doorgeslagen toen ik ook nog zag dat als je wat dunner was het er prachtig uitzag als die een oefening deden. Het begon weer met ‘gewoon’ gezond eten, maar sloeg door in compenseren van subjectieve eetbuien door laxeergebruik. Een moeilijke periode afgelopen jaar heeft gezorgd dat het even niet zo goed ging en ik me vooral op het compenseren focuste.
Nu alles weer aardig op een rijtje is, gaat het stukken beter. Ik ben met een paar tussenpozen van een paar dagen bijna 4 maanden laxeervrij. Het eten gaat stukken beter en ik geniet er weer vaker van, zonder me erna te schuldig te voelen.
Wat ik ervan geleerd heb is dat je in de sport je erg moet oppassen met jezelf, je hebt je lijf zo hard nodig, maar juist daarom is de scheiding tussen gezond en ongezond zo smal. Je bent constant bezig met het uiterste van je lijf te vragen, om zo goed mogelijk te presteren. Constant ben je bezig met niet teveel aankomen en op gewicht blijven en je kracht behouden.
Ik heb gemerkt dat dit zomaar kan omslaan door wat triggers, zoals het idee dat je beter bent als je dunner bent. Die gedachte is er één die me nog steeds bijblijft en waar ik voor moet oppassen zodat het niet weer omslaat. Wat me nu bijblijft en waar ik aan probeer te denken als het weer wat minder gaat, is dat je je lichaam moet koesteren. Als je het niet goed verzorgt, kan je goede prestaties binnen de sport gewoon vergeten!
Omgaan met eetproblematiek in sport
Een eetstoornis & topsport is natuurlijk niet de meest ideale combinatie. Zelf mag ik van geluk spreken dat het bij mij niet zo ernstig is. Wel was ik een meisje dat een ‘slechte’ training ook op mijn eten afreageerde. Achteraf gezien is mijn laxeergebruik ontzettend dom geweest, ik verloor er veel kracht door. De ‘slechte’ training waren dan ook hiervan een gevolg. Ik had namelijk geen conditie meer om mijn oefening vol moeilijke combinaties uit te turnen en had op het eind gewoonweg geen kracht meer voor mijn laatste elementen.
Toch kon dat me in die tijd weinig schelen. Ik dacht dat het kwam omdat ik gewoon te zwaar was en er gewoon een paar kilo’s extra af moesten en dat het dan makkelijker werd. Waardoor ik uiteindelijk in de negatieve spiraal bleef omdat het laxeren de slechte trainingen juist veroorzaakte, terwijl ik dacht dat het door mijn gewicht kwam.
Ook was ik druk bezig met gezond eten & minder snoepen, maar daar is niks mis mee, zolang je maar niet te weinig eet. Gelukkig is dat bij mij nooit echt het geval geweest, wel ben ik erg bang om te dik te worden. Het eten zelf was dus geen probleem, waardoor ik over het algemeen genoeg kracht en energie over had om goed te kunnen trainen. Gelukkig is er bij mij op tijd een knop omgegaan zodat ik er nu voor vecht om mijn sport niet te laten verpesten. Het gaat allemaal nog niet van mezelf, maar ik werk er hard voor. Natuurlijk heb je je tegenslagen, maar ik heb iets in het leven om voor te vechten. Mijn sport is mijn alles en dat zou ik nooit kunnen missen.
Wel blijft zoals ik al eerder zei de scheiding zo smal, dat ik bang ben dat ik makkelijk weer omsla. Je bent zo constant met je lijf bezig en ook met op gewicht blijven dat je niet zomaar alles kan eten wat je wilt. Het is ook niet zo dat ik op een constant dieet moet leven, zo erg is het in mijn sport niet. Wel is het zo dat je er toch voor moet waken dat je niet teveel aankomt, want dan worden je elementen zwaarder. Het is dan ook belangrijk een balans te zoeken in letten op je gewicht & eten, maar er niet compleet in door te slaan. Deze balans ben ik nu aan het zoeken en dat is een weg van vallen en opstaan, maar de dalen worden hopelijk steeds minder diep. Uiteindelijk is er één ding waar ik helemaal voor ga en dat is mijn sport en daarbij kan je gewoon geen eetstoornis gebruiken!
Hoe ga jij om met sporten?
Geef een reactie