Een interview met schrijfster Elske G.
1. Je boek heet ‘overwin je Anorexia’. Het is dus mogelijk om ervan te genezen…?!
Ja! Ik ben inderdaad helemaal van de anorexia af en wil ook graag aan meiden met anorexia laten zien dat het echt kan, want wanneer je er middenin zit is het erg moeilijk om dat te geloven. Ik weet van mezelf nog heel goed dat ik dacht dat het mij nooit zou lukken; ik kon me niet voorstellen dat ik weer pizza of ijs zou eten. Dat ik nu bijvoorbeeld kan genieten van uit eten bij de pizzeria, had ik nooit gedacht. Het heeft mij heel wat jaren gekost om tot dit punt te komen, maar ik kan nu echt zeggen dat ik van de anorexia af ben. Eten is weer iets normaals, iets wat nodig en lekker is.
2. Wat is het belangrijkste dat meiden nodig hebben om hun Anorexia te overwinnen?
Voor mij was het heel belangrijk om steeds voor ogen te houden wat ik graag wilde bereiken. Ik heb mezelf steeds allerlei motivaties voor gehouden, zoals reizen, studeren, op kamers, weekendjes weg, spontaan een ijsje in de stad etc. Er stond ook een reis naar Zuid-Afrika gepland, waar ik al jaren van droomde, dus dit was voor mij ook een hele grote motivatie. Ik wilde graag echt genieten in Afrika, zonder me druk te maken over het eten, calorieën en gewicht.
Door mezelf steeds deze motivaties voor te houden, lukte het mij ook om steeds weer door te gaan. Natuurlijk waren er terugvallen bij, maar na een tijdje kon ik mezelf dan de motivatie weer inpraten en lukte het om het weer op te pakken.
3. Waaraan merkte je dat zich bij jou een eetstoornis begon te ontwikkelen
Aan het begin van de middelbare school begon ik met afvallen. Dit begon met snoepjes weglaten, wat erna steeds meer werd. Ik schrapte steeds meer en ging ook steeds meer op de calorieën letten. De overgang van gewoon afvallen naar een eetstoornis is heel geleidelijk gegaan, ik weet niet wanneer deze omschakeling is gekomen.
Het (niet) eten en veel bewegen werd in de loop van de tijd wel steeds belangrijker. Ook de tijd dat ik in mijn hoofd bezig was met calorieën, gewicht en afvallen werd steeds meer. Toen deze gedachtes er steeds meer waren en ik ook bang werd om te eten, werd het wel steeds duidelijker dat ik een eetstoornis had.
4. In de omschrijving van je boek geef je aan dat pesterijen op school de belangrijkste oorzaak waren van jouw eetstoornis?
In het begin hoopte ik dat ik door af te vallen minder gepest zou worden. Ik hoopte dat als ik dun zou zijn, dat ik dan meer geaccepteerd zou worden. Daarnaast zouden de pesters dan in ieder geval een mogelijkheid minder hebben om mij te pesten, want ik kon dan in ieder geval niet te dik zijn.
Na een tijdje ging ik steeds meer bezig met met (niet) eten, calorieën, afvallen en sporten. Doordat ik hier bijna de hele dag mee bezig was, raakte het gepest mij veel minder. Ik zat in mijn eigen wereldje en de pesterijen kwamen niet meer binnen. Naast dat ik met mijn gedachtes alleen bezig was met eten, calorieën en gewicht, voelde ik ook minder. Ik voelde weinig tot geen boosheid, verdriet of blijdschap.
5. Ben je achteraf niet ontzettend boos op degenen die jou gepest hebben?
Ik ben lange tijd vooral boos geweest op mezelf. Zij pestte mij, omdat ik een stom en waardeloos persoon was, het was dus allemaal mijn eigen schuld. Ik voelde me een mislukt en stom persoon die anderen alleen maar tot last was; zij hadden dus juist gelijk met wat ze zeiden en deden.
Deze gedachtes zijn lange tijd zo gebleven, maar er kwam in de loop van de tijd wel steeds meer twijfel. Na een tijdje zag ik wel in dat ik geen stom en waardeloos persoon ben, maar gewoon net als ieder ander.
De boosheid naar de pesters is nog weer later gekomen, maar vooral ook boosheid naar school. Op elke school wordt er gepest, maar het slechte vond ik dat er echt helemaal niets mee werd gedaan. Het enige wat ze zeiden, was dat ik mij er niets van aan moest trekken. Ik vind dat de school meer had moeten ingrijpen.
6. Enne…ben je niet bang dat mensen die jou vroeger gepest hebben nu gaan lezen wat jij in je boek over hen schrijft?
Ik heb er met mijn boek voor gekozen om mijn achternaam er niet op te zetten, zodat ik nog wel anoniem kan blijven. Dit heeft vooral te maken met mijn studie, omdat ik niet wil dat zij weten van mijn eetstoornisverleden, die periode is voor mij afgesloten. Dat ik mijn achternaam niet op het boek heb staan, heeft niets te maken met degene die mij gepest hebben. Eigenlijk heb ik hier ook niet bij stil gestaan, als zij het lezen moeten ze zelf kijken wat ze ermee doen. Ik heb alleen beschreven hoe het voor mij was. Doordat ik anoniem blijf, is de kans dat degene die mij gepest hebben iets lezen ook vrij klein.
7. Wat vind je dat scholen moeten doen om pesten te verminderen en/of voorkomen?
Ik vind het belangrijk dat scholen serieus omgaan met pesterijen op school. Als blijkt dat er gepest wordt, vind ik dat de school moet ingrijpen. De school heeft de verantwoordelijkheid voor een veilig klimaat op school. Ik vind dat de school moet luisteren naar het verhaal van degene die gepest wordt, maar ook naar degene die juist pesten. Vervolgens kunnen er dan samen afspraken gemaakt worden. Als deze afspraken niet helpen, kunnen er weer vervolgmaatregelen worden genomen. Dat er afspraken worden gemaakt, geeft degene die gepest wordt het gevoel dat hij/zij serieus genomen wordt en daarnaast wordt er dan ook wezenlijk iets aan het probleem gedaan.
Het lijkt mij ook belangrijk dat er op middelbare scholen meer wordt verteld wat de gevolgen zijn van pesterijen op school. Het lijkt misschien leuk om een ander te pesten, maar ze staan er op zo’n moment niet bij stil wat voor gevolgen dat kan hebben voor degene die gepest wordt.
8. Hoe reageerde je omgeving op jouw ziekte?
Mijn ouders wilde toch graag dat ik ging eten, dus probeerde toch steeds dat ik wel mee zou gaan eten. Ze vroegen elke keer weer of ik mee wilde eten en er kwamen ook steeds meer producten in huis welke ik wel wilde eten. Ze waren in ieder geval wel heel toegeeflijk.
Er kwam wel steeds meer spanning, wat ook wel zorgde voor veel ruzies. Mijn ouders werden soms ook wel heel boos, omdat ze niet meer wisten hoe ze ermee om moesten gaan. Op school kwamen er wel opmerkingen over. Zo werden er opmerkingen over gemaakt op school door klasgenoten en leraren, maar die opmerkingen motiveerde mij op dat moment juist om door te gaan met afvallen.
Later zijn een aantal vriendinnen ook naar de vertrouwenspersoon op school gegaan. Mijn ouders zagen nog pas later in dat ik anorexia had. Ze zagen wel dat ik steeds minder at en steeds magerder werd, maar dat ik echt anorexia had zagen ze pas later. Dit komt denk ik ook doordat ze niet konden geloven dat hun dochter anorexia had.
9. Voor meiden met Anorexia is het vaak een hele stap om hulp te zoeken. Hulp zoeken betekent in hun ogen namelijk aankomen, en dat is juist wat ze níet willen. Hoe heb jij toch de stap genomen om hulp te zoeken?
Het hulp zoeken vond ik ook erg moeilijk en eng, dit heeft ook wel lange tijd geduurd. Dat ik hulp wilde gaan zoeken, kwam eigenlijk na een vakantie naar Griekenland. Ik houd veel van reizen, maar deze reis werd heel erg overschaduwd door het eten. Ik was de hele dag bezig met (niet) eten, calorieën, gewicht en afvallen. Ik had ook een paar dagen geen weegschaal, waardoor de angst voor het eten alleen maar groter werd. Ook moesten we met het vliegtuig, ik ben altijd bang om neer te storten, maar tijdens deze vliegreis maakte het mij niet meer uit. Ik maakte mij niet druk over het vliegen, want het leek mij juist fijn als ik van alle strijd af was.
Na deze vakantie vond ik het heel jammer dat ik de vakantie voor mezelf zo had verpest. Ook zag ik in dat het niet normaal was hoe ik over de vliegreis dacht.
Ik heb hier toen met mijn ouders over gepraat en we maakten afspraken over het eten. Ik zou gaan opbouwen naar een normale eetlijst. Toen ik vol goede moed een boterham besmeerde met light-kaas, sloeg de paniek toe. Alles in mij, zei dat ik niet mocht eten. Dit bleef zo doorgaan en toen ben ik hulp gaan zoeken. Ik wilde van de gedachtes af en weer normaal durven eten. Een voorwaarde was wel dat ik niet wilde aankomen.
10. Tijdens een opname krijg je veel verschillende therapieën. Aan welke therapie heb je voor jouw gevoel het meeste gehad?
We hadden inderdaad veel therapieën. Naast deze therapieën waren we ook bijna de hele dag samen in een groep. Ik denk dat dit voor mij het belangrijkste is geweest. Tijdens de opname merkte ik dat de groepsgenoten mij accepteerde en ik kreeg ook vriendinnen in de groep. Dit was voor mij heel belangrijk, omdat ik ervan overtuigd was dat ik een stom persoon was. Doordat ik vriendinnen kreeg, kwam er ook twijfel of ik echt een geheel waardeloos en stom persoon was.
Ook kon ik met groepsgenoten praten, maakten we afspraken en steunden elkaar. We zaten allemaal met hetzelfde probleem, dus begrepen elkaar heel goed en konden elkaar hierdoor goed steunen. Ook spraken we wel eens af om bijvoorbeeld de volgende ochtend allebei hagelslag te eten op brood, waardoor het voor ons allebei wat minder eng werd.
We hebben ook veel lol gehad met elkaar, zoals watergevechten en s’avonds nog een waterglijbaan maken. Juist door ook leuke dingen te doen, ging ik inzien dat het leven ook heel leuk en fijn kon zijn. Al met al denk ik dus dat de groep voor mij het belangrijkste is geweest.
11. Na de klinische behandeling heb je nog deeltijd gedaan. Aan welke dingen heb je daar nog gewerkt?
De deeltijd was niet gericht op eetstoornissen, hier heb ik dan ook gewerkt aan andere problemen. Ik vond het na de kliniek nog steeds heel moeilijk om te geloven dat ik geen stom en waardeloos persoon zou zijn. Er was wel wat twijfel, maar ik geloofde er nog niet in. Doordat ik heel negatief over mezelf dacht, vond ik het ook moeilijk om mijn mening te geven en te praten in een groep. Aan deze punten wilde ik nog graag werken, zodat ik met meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld met mijn studie kon beginnen.
Ook was dit negatieve zelfbeeld een onderliggend probleem van mijn eetstoornis, dus ik denk dat het wel belangrijk is geweest dat ik daaraan gewerkt heb. Alleen de eetstoornis aanpakken is denk ik niet genoeg, omdat er dan waarschijnlijk sneller kans is op een terugval.
12. Veel meiden die ‘goed’ uit de kliniek weggaan, krijgen daarna terug weer een terugval. Wat heeft er bij jou voor gezorgd dat dit niet gebeurd is?
Na de kliniek heb ik ook nog wel eens een terugval gehad. Dit is in de loop van de tijd steeds minder geworden en nu heb ik gemerkt dat als er iets gebeurd, dat ik dan niet gelijk terugval in de eetstoornis.
De terugvallen na de kliniek waren niet zulke grote terugvallen dat ik opnieuw hulp moest zoeken. Soms waren het dipjes van een aantal dagen, waarop ik me heel rot en dik voelde en weer heel weinig ging eten. Soms waren het ook langere terugvallen van een heel aantal weken. Ik viel dan weer af, at weinig en was veel bezig met het eten en calorieën. Na een tijdje merkte ik dat ik me weer steeds verdrietiger en rotter ging voelen en meer leuke dingen ging afzeggen. Als ik me dat besefte, probeerde ik het eten weer op te pakken. Dit was in het begin weer moeilijk, maar na een tijdje merkte ik dan dat het weer makkelijker ging. Vaak ging het na een terugval juist erna weer ietsje beter. Ik had in de kliniek ook een terugvalpreventieplan gemaakt, hierdoor herkende ik op tijd wanneer ik in een terugval zat en wist ik wat ik moest doen tijdens een terugval.
13. Welke rol hebben je ouders en/of gezin gespeeld in je behandeling en genezing?
Mijn ouders hebben me deze periode veel gesteund. Toen ik in de kliniek zat, stuurde ze elke week een kaartje en ze kwamen soms op bezoek. Ook hielpen ze mij om me aan de afspraken te houden. Zo wilde ik in het begin persé in het weekend om kwart voor 8 opstaan, zodat ik om 8 uur kon ontbijten. Mijn ouders stonden dan ook omstebeurt om deze tijd op, zodat we samen konden ontbijten. Ook maakte mijn moeder op Zondag vaak iets wat ik ook durfde te eten, zodat ik niet elk weekend zelf hoefde te koken. Mijn ouders werden niet echt betrokken in de behandeling, het kwam voornamelijk neer op eigen verantwoordelijkheid. Er waren wel avonden voor familie, maar dit was voornamelijk informatief over de behandeling.
14. Waarom heb je ervoor gekozen je ervaringen met anderen te delen in een boek?
De boeken die ik las over eetstoornissen, waren voornamelijk boeken van vrouwen die nog in de eetstoornis zaten. Ik las weinig boeken van meiden en vrouwen die van hun eetstoornis genezen waren. Hierdoor kreeg ik het gevoel dat ik nooit zou genezen, ik kon nog zoveel therapieën volgen, maar ik zou altijd bezig zijn met calorieën en afvallen.
Ik heb een tijdje in een zelfhulpgroep gezeten, hier waren begeleiders die zelf een eetstoornis hadden gehad. Zij waren van hun eetstoornis afgekomen. Dit vond ik zo motiverend en fijn om te horen, omdat ik er soms niet meer in geloofde dat ik ooit zou genezen. Doordat ik van hen hoorde dat het echt kon, werd ik steeds gemotiveerder.
Toen ik mijn eetstoornis echt helemaal achter mij heb gelaten, kwam het idee van een boek. Vanaf mijn zestiende hield ik een weblog bij, waarop ik veel kwijt kon en ook veel reacties kreeg. Van deze weblog heb ik stukjes gebruikt, om mijn eigen ervaringen te vertellen. Het leek mij een leuk idee om een soort zelfhulpboek te schrijven, maar dan geschreven vanuit en met mijn eigen ervaringen.
15. Hoe vind je de hulpverlening voor eetstoornissen in Nederland?
Ik vind de hulpverlening voor eetstoornissen in Nederland wel goed geregeld. Er zijn veel verschillende mogelijkheden; zelfhulpgroepen, ambulant, deeltijd, klinisch, pmt etc. Ook wordt er steeds meer gewerkt met ervaringsdeskundigen, wat ik ook heel goed vind.
Dat er lange wachtlijsten zijn vind ik wel erg jammer en slecht. Soms is er een wachtlijst van een half jaar, terwijl het soms echt onmogelijk is om zolang te moeten wachten. Iemand zit dan zo’n lange tijd thuis, terwijl het al niet goed gaat.
Ook kijken ze bij sommige behandelingen weinig tot niet naar achterliggende problemen, wat juist heel belangrijk is. Als hier niet aan gewerkt wordt, kan het een tijdje goed gaan, maar zal een terugval wel sneller komen. Het onderliggende probleem blijft dan namelijk toch een rol spelen.
16. Je doet nu de opleiding SPH. Heeft je eetstoornis een rol gespeeld in de keuze voor deze opleiding?
Al lange tijd weet ik dat ik SPH wil doen, dus mijn eetstoornis heeft hier niets mee te maken. Het valt mij wel op dat er op de SPH veel meer studenten zijn die problemen hebben, of hebben gehad, dan op andere opleidingen.
Ik wil als ik mijn diploma heb graag met kinderen gaan werken, dit is ook altijd mijn motivatie geweest voor de SPH. Het werken in een woonvorm, instelling of kliniek met kinderen van 0 t/ m 12 jaar spreekt mij vooral aan.
Soms denk ik er wel over of ik in een kliniek zou willen werken met jongeren van 12 t/m 18 jaar met een eetstoornis, maar dit is niet de reden dat ik voor SPH heb gekozen.
17. Je schrijft op je website dat je nu weer echt kunt genieten van het leven. Wat houdt dat voor jou in?
Toen ik een eetstoornis had, bestond mijn hele dag uit eten, gewicht, calorieën. Ik kon ook niet van dagjes weg of vakanties genieten, omdat alles in het teken van de eetstoornis stond. Ook was ik toen voornamelijk leeg, ik voelde niet echt. Ik voelde dus ook geen blijdschap. Nu ik de eetgestoorde gedachtes niet meer heb, is mijn leven zo anders. Ik woon nu op mezelf, doe een leuke en interessante studie, spreek af met vriendinnen, ga op vakantie, etc. Dat zijn allemaal dingen waar ik echt van kan genieten.
18. Meiden met een eetstoornis proberen hun zelfvertrouwen te halen uit het afvallen. Waar haal jij je zelfvertrouwen uit nu je genezen bent van je eetstoornis?
Mijn zelfvertrouwen heb ik inderdaad ook lange tijd gehaald uit het afvallen. Nu heb ik het afvallen niet meer nodig om mijn zelfvertrouwen uit te halen. Mijn zelfvertrouwen haal ik nu voornamelijk uit studie en vriendinnen. Ik ben drie jaar geleden met dezelfde studie gestopt, omdat ik die op dat moment niet aankon. Dat ik deze studie nu toch weer doe, goede cijfers haal en vriendinnen heb op mijn studie, daar haal ik wel zelfvertrouwen uit. Ook door af te spreken met vriendinnen en dingen te doen die ik leuk vind, daar kan ik ook zelfvertrouwen uit halen. Als laatste geeft het ook zelfvertrouwen om dingen te doen die ik moeilijk vind, maar als dat dan lukt, dat geeft ook een goed gevoel.
19. Wat zou je nog willen zeggen tegen de meiden op Proud2bme?
Ik weet hoe moeilijk de strijd tegen een eetstoornis is, maar geef niet op! Het lijkt nu misschien onmogelijk en onwerkelijk, maar ook jij kunt echt helemaal van een eetstoornis af komen. Houd vooral je motivaties voor ogen, zet kleine stapjes in de goede richting en blijf steeds doorgaan en doorvechten.
Het is moeilijk, maar uiteindelijk kun je dan weer leven in plaats van over-leven!
Je kunt het boek hier bestellen bij BOL.COM
Geef een reactie