Een jaar geleden ging ik onverwacht lunchen in een restaurant. Ze zouden enkel op de koffie komen. Ik had mijn best nog gedaan ook een koekje te eten tijdens de koffie. Alles voelde fout in die tijd en iedere hap zorgde voor paniek. Heel veel paniek. Ik kon me er niet gewoon even overheen zetten. Ergens overheen klimmen. Het was een trap van meer dan duizend treden die verticaal de lucht in ging. Zonder reling, zonder vangnet. Onverwacht lunchen in een restaurant, leverde de overtreffende trap van paniek. Ik zweeg, omdat ik niets durfde te zeggen. Bang voor boze blikken. Angstig voor afwijzing. Ik ging maar gewoon mee.
De kaarten zijn geschud. Doorgestoken kaart. Het menu lag op tafel. Niets was goed genoeg. Enkel niets had goed geweest. Ik mocht niets van de eetstoornis. Brood met hummus, brood met eieren, brood met vegetarische kroketten, een salade vol zwemmende zalm. De calorieën knalden me om de oren. Ik was ziek, maar niemand hield er rekening mee. Dit was niet mijn medicatie. Hier hielp je mij niet mee. Ik voelde me als een kreupele die als remedie de marathon moest lopen. Waarom willen ze dit? Ik kan dit niet. Vreselijk voelde ik me. Onbegrepen.
Begrijpen doe ik het nu wel. Ik begrijp dat het voortkwam uit onmacht. De drang om het praktisch op te lossen. Laat haar maar gewoon een boterham met kaas eten, dan komt het wel goed! Luister naar me. Begrijp me. Het is geen kwestie van een boterham, van een luxe lunch of een pan vol gehaktballen. Ik vertrek. Je verliest me door niet te luisteren. Oren verloren. Stem verstomd. Angst maakte dat ik wat at. Hoe veilig ook de keuze, het was een bloedbad. Soep met brood. Mijn wangen hadden de kleur van vermoorde tomaten aangenomen. Schaamte zonder schuld. Bekritiseerd als crimineel. Hoe kon ik? Hoe durfde ik? Ik deed mijn best, maar my best wasn’t good enough.
Weken waaiden voorbij en bij iedere stap en iedere hap verzette ik me. Minder stappen. Meer happen. Ik verloor de marathon, maar won de wedstrijd. Ik stond steeds minder stil bij cijfers op mijn stappenteller. De happen werden groter. Soms nam ik wat te veel hooi op mijn vork en viel ik vier verdiepingen naar beneden. Opnieuw. Stappen. Minder happen. Vooruit. Angst, paniek. Opstaan en weer doorgaan. In het begin was de paniek buiten alle proporties. Angst accelereerde. WEG WEG WEG! Het moest zo snel mogelijk weg, wilde ik overleven. 1, 2, 3… uitzitten. Stil zitten. Onrust. Niet bewegen. Niet te doen, wel gedaan.
De volumeknop ging van knetter hard naar zwijgend stil. MUTE. Soms is het even stil. Dan weet ik weer hoe het was. Hoe ik bijna tien jaar lang heb geleefd zonder eetstoornis. Ssssssst. Niets in mijn hoofd. Ruimte, rust, vrijheid. Het komt wel goed. Een jaar geleden wist ik niet waar dit zou eindigen. De weg kwijt. Mijn navigatie doet het weer. Ik weet weer waar ik wandel en waarheen. Geen vlak verhaal. Aangenaam asfalt waar niets afvalt en alles op rolletjes loopt. Lopen, rennen, stilstaan en struikelen.
Gisteren ging ik lunchen in een restaurant. Samen met wie ik was een jaar geleden. Niet meer wie ik was. Ik leg mijn kaarten op tafel. Ik weet wat ik kan en wat ik wil. Krachtvoer. Een broodje hummus, met cashewnoten, jam, gefrituurde aardappeltjes en mayonaise. Ik kan het weer, ik ben er weer en ik betaal de rekening.
Voor ouders en omstanders met een eetstoornis heb ik vorige week een video gemaakt. Ik hoop hiermee wat meer begrip te kunnen creëren voor iedereen die lijdt aan een eetstoornis én de omstanders. Deze video zal morgen online komen op Proud.
Geef een reactie