Mijn weg langs de verschillende hulpinstanties is er eentje geweest met veel bochten en gaten in het asfalt. Bij de ene instantie kon ik niet terecht omdat ik te ingewikkeld zou zijn, bij de andere instanties werd ik halverwege de behandeling weggestuurd omdat ik te veel was afgevallen. Ik moest van de ene instantie eerst aan mijn eetstoornis gaan werken en van de andere instantie meer aan de achterliggende persoonlijkheidsproblematiek gaan werken. Waarom was ik zo ingewikkeld en waarom had ik niet gewoon één diagnose, in plaats van meerdere?
Ik was gediagnosticeerd met persoonlijkheidsproblematiek, eetstoornis nao en een depressie. Op moment dat ik ging strijden tegen mijn eetstoornis, kwamen er weer allerlei nare trekjes van de persoonlijkheids-problematiek naar boven en werd mijn depressie heviger. Op moment dat ik mijn best deed op te werken aan de persoonlijkheidsproblematiek, werd de drang om te vluchten in mijn eetstoornis enorm en voelde ik me opnieuw meer depressief. Waar moest ik nou aan werken? Kon ik niet aan alle tegelijk werken of was dat te veel van het goede? Bij welke hulpinstantie kon ik het beste terecht? Ik wist na een aantal mislukte en hierdoor ook best traumatische ervaringen met de hulpverlening niet meer waar ik heen moest. Ik had het gevoel van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Mensen waren me liever kwijt dan rijk.
Uiteindelijk kwam ik terecht bij een hulpinstantie die zich vooral richtte op persoonlijkheidsproblematiek. Hierdoor zat ik in een groep met mensen met allerlei problemen. Er waren maar een paar mensen die ook een eetstoornis hadden. Eerst vond ik dat wel lastig, maar al snel ging ik dit juist als prettig ervaren. Ik was hierdoor minder bezig met mezelf vergelijken met anderen en kon me optrekken aan de normale en onbezorgde eetgewoontes van mijn groepsgenoten.
Er was vrij weinig aandacht voor mijn problemen met eten, iets wat ik soms wel moeilijk vond. Eén keer in de zoveel tijd was er een soort eetdagboekgroep, maar daar had ik niet zoveel mee. Ik wilde het vooral hebben over het waarom van mijn eetstoornis en niet over het wie, wat, waar en hoelaat van mijn eetstoornis. Gedurende de maanden dat ik in therapie was kwam ik erachter dat ik het best over de achterliggende redenen van mijn eetstoornis kon hebben, ookal was ik niet in behandeling bij een eetstoornis instantie. Veel groepsleden herkenden bepaalde gevoelens, ondanks dat zij geen eetstoornis hadden. De eetstoornis is uiteindelijk ook meer een uitingsvorm, coping mechanisme voor andere problemen. Ik deed dat met eten, mijn groepsleden deden dat weer met andere dingen of gedragingen.
Mijn gewicht is wel altijd een aandachtspunt geweest. Er waren duidelijk afspraken gemaakt over mijn minimumgewicht, de ondergrens. De neiging om de grens van dit getal op te zoeken als het slechter met me ging was groot. Hierdoor kwam ik ook meerdere keren buiten therapie te staan: ik mocht pas weer meedoen als mijn gewicht weer boven dat getal zat. Dat frustreerde enorm, maar zorgde tegelijkertijd voor een goede stok achter de deur. Ik wilde graag aan mijzelf werken en ik had alleen mijzelf ermee als ik te veel afviel. Na flink wat maanden therapie was ik goed vooruit gegaan. Ik was er klaar voor om het zelf te gaan doen en mijn toekomst tegemoet te wandelen. Toch heb ik een stukje aandacht voor mijn eetstoornis gemist. Ik denk dit niet per se de therapie ervoor is, maar vooral de herkenning en erkenning van groespgenoten. Maar al met al kan ik nu met trots zeggen dat het best goed met me gaat.
Geef een reactie