Ik weet nog heel goed dat ik samen met mijn moeder bij de huisarts zat. Mijn moeder deed het woord en ik knikte af en toe wat. Ze vertelde de huisarts dat het niet goed met mij ging. Dat ik mezelf te dik vond, dat ik moeite had met eten en dat ik overgaf nadat ik had gegeten. De huisarts verwees mij door naar een specialistisch centrum voor eetstoornissen bij ons in de buurt. Voordat ik het wist, startte daar mijn behandeling.
Het centrum waar ik naartoe moest zat in een oud pand waar je eerst heel veel trappen op moest. Je kon ook met de lift, maar dat was voor mij ‘geen optie’. Ik had immers een eetstoornis, ik wilde calorieën verbranden dus ik moest van mezelf met de trap. Het zou als falen voelen als ik voor de lift zou kiezen. Als ik dat zou doen, dan zou deze hele behandeling nergens voor nodig zijn. Toch?
Eenmaal binnen zag ik dat ik niet de enige was. Er zaten nog twee andere meisjes in de wachtkamer. Een meisje had ook haar ouders bij. Bij mij waren mijn ouders ook mee, omdat ik nog heel jong was. We knikten ze vaag toe en liepen door naar de balie waar we ons moesten melden. Terwijl we daar stonden, voelde ik de ogen van de meisjes in mijn rug prikken. Meteen schaamde ik me kapot. Ze zouden me vast te dik vinden voor een eetstoornis. Ik hoorde hier niet thuis. Het liefst was ik rechts omgekeerd, maar de vrouw achter de balie had ons al gezien en heette ons welkom.
We mochten even in de wachtkamer gaat zitten totdat we zouden worden opgehaald door een therapeut. Een beetje onwennig nam ik plaats. Ik keek om mij heen en zag een wand vol foldertjes en posters. Overal ging het op die foldertjes en posters over eetstoornissen. Logisch, want ik was natuurlijk in een centrum voor eetstoornissen. Maar ik hoorde hier niet. Als ik keek naar wat er op die posters stond en als ik keek naar de meisjes die ook in de wachtkamer zaten, kwam er een hoop weerstand in mij op. Zij waren dun en hadden overduidelijk hulp nodig. Zij hoorden hier thuis. Ik moest hier gauw weg. Deze meisjes verdienden de hulp, ik niet.
Op een tafeltje naast ons lagen allemaal tijdschriften. Mijn ouders pakten er allebei eentje en begonnen te lezen. Ik vond het zielig voor ze dat ze hier zaten. Ik hoorde hier niet, maar zij hoorden hier al helemaal niet. Ik voelde me schuldig over het feit dat ze allebei een dag vrij moesten nemen om met mij hier naartoe te gaan terwijl ik helemaal geen echte eetstoornis had. Mijn ouders vonden het ook niet leuk om hier te zijn. Wie verwacht dat nou? Dat je kind op een dag niet meer normaal kan eten en dat je naar een behandelcentrum voor eetstoornissen moet?
Na ongeveer tien minuutjes werden mijn ouders en ik opgehaald door een man. Hij gaf ons een hand, stelde zichzelf voor en vroeg ons met hem mee te lopen. We liepen door een gang met allemaal verschillende kamers waar gesprekken werden gevoerd met meisjes zoals ik. Ook zag ik dat er speciale weegkamers waren en ruimtes voor psychomotorische therapie. Op dat moment had ik geen idee wat dat was, maar bij het woordje therapie kreeg ik rillingen.
We gingen in een kleine kamer zitten. Ik tussen mijn ouders in en de therapeut tegenover ons. Ik durfde de therapeut niet aan te kijken en keek naar de grond. Hij begon te praten. Vroeg hoe het met me ging en waarom we hier waren. Mijn moeder begon al te praten, maar ik moest het van de therapeut vertellen. Ik kon wel door de grond zakken, want ik wist gewoon niet wat ik moest zeggen. Het was veel makkelijker als mijn moeder het woord zou doen.
Aan de ene kant wilde ik wel praten om te zeggen dat er eigenlijk niet zo heel veel aan de hand was. Ik zou het verhaal dan mooier kunnen maken dan dat het is en dan zou ik misschien niet eens in behandeling hoeven. Aan de andere kant had ik de behoefte om wel te praten over wat er allemaal in mij omging. Ik was niet gelukkig. Het leven deed mij pijn en ik wilde weer kunnen genieten. Maar toch zat mijn mond dicht. Ik durfde niet alles te zeggen. Het lastige was dat mijn ouders erbij zaten. Ik wilde hen geen verdriet doen.
Ergens voor het eerst komen om een behandeling te beginnen blijft heel eng. Ik heb op nog twee andere plekken behandelingen gevolgd en het bleef gewoon lastig. Het is moeilijk om met een wildvreemd iemand te praten over jouw problemen. Diegene heeft er dan wel voor gestudeerd en het is zijn of haar werk, maar dan nog. Voor mij voelde het in ieder geval niet goed om meteen mijn hart en ziel op tafel te leggen bij iemand die ik gewoon niet kende. Ik was altijd bang dat ik niet serieus genomen zou worden.
Naast dat ik het lastig vond om te praten over mijn problemen vond ik de sfeer in zulke behandelcentra ook niet geweldig. Logisch, want je komt daar ook niet voor je lol. Maar ik vond het altijd extra vervelend om er te komen, omdat ik me extra ziek voelde door de ziekenhuislucht die er vaak hing. Aan de ene kant goed, omdat ik daardoor ook snel weer weg wilde. Het moet ook niet te gezellig zijn. Maar toch vond ik het fijn dat ik uiteindelijk in een kliniek terecht ben gekomen waar een wat huislijkere sfeer hing en waar ik me minder een patiënt voelde en meer Danique.
Ik ben heel blij dat ik uiteindelijk toch behandelaren in vertrouwen heb genomen. Ik heb me over mijn angsten en schuldgevoelens tegenover mijn ouders heen gezet. Ik heb mezelf serieus genomen en ben gaan praten over wat er allemaal niet goed ging. Ik probeerde dus ook anders te gaan denken. Mijn ouders maakten zich niet voor niets zorgen, de huisarts verwees me niet voor niets door en ik kreeg uiteindelijk niet voor niets de stempel ‘eetstoornis‘ op me gedrukt. Iedereen nam mij serieus dus het werd tijd dat ik mezelf ook serieuzer zou gaan nemen.
Ga jij binnenkort ergens een behandeling starten, dan wil ik je veel succes wensen. Laat je niet leiden door al je angsten. Je bent in goede handen en je bent veilig. Je gaat goede mensen om je heen krijgen die het allerbeste met jou voor hebben. Probeer ze te vertrouwen. Je hoeft het niet alleen te doen. Wees lief voor jezelf en sta de hulp toe. Want ook jij verdient goede hulp.
Fotografie: Pierre Lognoul
Geef een reactie