In mijn vorige blog gaf ik een paar tips om het bevechten van de eetstoornis behapbaarder en inzichtelijk te maken en wellicht een klein beetje makkelijker. In deze (en de komende) blogs zal ik meer schrijven over hoe ik zelf deze stapjes heb ervaren en beleefd en je nog een paar tips geven over hoe je er misschien mee om kunt gaan. Ik zal de verschillende tips uitgebreider bespreken vanuit o.a. mijn eigen ervaring of ervaring met lotgenoten. Allereerst zal ik het thema verwachtingen behandelen. Ik schreef in de vorige blog dat je niet te veel van jezelf moest verwachten met betrekking tot het genezingsproces. In dit blog wil ik ook ingaan op andere problemen die je kunt tegenkomen m.b.t. jouw eigen of andermans verwachtingen.
Toen ik zelf met veel moeite aan mezelf durfde toe te geven dat ik wellicht meer een probleem had dan ik eigenlijk wilde toegeven, kwam er enige tijd later het moment dat ik ook moest toegeven aan de buitenwereld dat ik een probleem had. Dit was iets wat mij veel moeite kostte. Ik moest allereerst mezelf serieus leren nemen, waarmee ik veel moeite had. Zeker op die momenten dat ik van mijn omgeving opmerkingen naar mijn hoofd kreeg “maar… Je eet toch? Hoezo heb je dan een eetstoornis?” of wanneer hun eerste opmerking was “maar kots je het dan uit?” of “je bent toch niet heel mager?” Mijn eetstoornis smulde van deze opmerkingen en zag ze als een drang des te meer haar aanwezigheid te laten zien. Want ‘als ik nu eet dan denken mensen vast dat ik me aanstel en dat ik helemaal niet ziek ben’. Deze gedachtes hebben mij lang klemgezet tussen beter willen worden enerzijds, maar iets willen bewijzen anderzijds. Het vaak toch toegeven aan de bewijsdrang en daarmee de eetstoornis heeft ook veelal te maken gehad met mijn eigen onzekerheid en mijn eigen beeld van een (echte) eetstoornis.
Vaak had ik het gevoel een ‘net-niet-eetstoornis‘ te hebben. Ik voldeed aan andermans verwachtingen omdat ik mezelf niet serieus durfde te nemen. Maar waar gaat het om? Aan wie heb je te bewijzen dat je eetstoornis wel erg genoeg is? Aan wie dat je ziek bent? En waarom zou je ook? En waarom zou dat een reden (moeten kunnen) zijn om niet beter te (willen) worden? Op een bepaald moment tijdens mijn genezingsproces kwam ik erachter dat ik voor mezelf ziek genoeg was. Nee, ik braakte niet. Nooit gedaan ook. Nee, mijn gewicht was niet dusdanig laag dat ik ernstig ondergewicht had. En ja, ik at. Maar wie was de buitenwereld om voor mij te bepalen dat ik niet ziek was? Wie waren zij om voor mij te bepalen dat ik geen eetstoornis had? Ik had niks met hen en zij hadden niks met mij, noch met mijn eetstoornis, te maken.
Ik kwam er dus achter dat ik, onafhankelijk van de mening van de buitenwereld, een probleem had, een stoornis. Wanneer mensen zulke opmerkingen plaatsten durfde ik me nu te verdedigen en het probleem uit te leggen, of het naast me neer te leggen. Er waren dagen dat ik met alle energie van de wereld probeerde uit te leggen wat een eetstoornis was, er waren dagen dat ik daar helemaal geen zin in had. Het maakte ook niet uit; ik had een probleem en dat moest voorbij zijn, onafhankelijk wat andere mensen daar van vonden. En… daar kwam het volgende verwachtingsprobleem. Toen ik een eetstoornis had en dit ook officieel zwart op wit had staan, wilde ik, nadat ik me daar ellendig lang tegen had verzet, maar één ding en dat was beter worden. Dit wilde ik echter helemaal niet stapsgewijs. Ik wilde of beter zijn of ziek, maar niet daartussen hangen, en ik was er heilig van overtuigd dat dit kon. Het behoorde dan ook niet tot de mogelijkheden ergens altijd nog een stukje ziekte in mij te hebben. Ik zou volledig genezen, anders was deze strijd voor mijn gevoel volledig zinloos.
Dat dit verre van de realiteit was en kon zijn, bleek voor mij pas later. Ik kon niet van de één op de andere dag beter worden. Ik kon niet ineens xx kilo aankomen en vooral kon ik niet in één keer mijn gevoel over mezelf veranderen. Ik kon niet in één keer de hele ladder beklimmen. Hoewel ik erg mijn best deed en mijn motivatie op zich niet slecht was, heeft het me wel vaak teleurgesteld. Waarom kon ik niet in één keer op mijn streefgewicht zitten? Waarom kon ik niet in één keer mijn lijf gewoon als normaal waarnemen? Doordat ik mezelf soms enorm grote stappen oplegde, waren juist die grote stappen ook de stappen die me in een keer weer minstens zoveel tredes naar beneden deden vallen, omdat het verdriet van de teleurstelling zo groot was.
Ik verwachtte te veel van mezelf in te korte tijd en was te streng voor mezelf wanneer dit niet lukte. Ook hier ging ik op een gegeven moment zien dat ik met bepaalde dingen wellicht altijd meer moeite zou hebben dan mensen die nooit een eetstoornis gehad hadden. En dat ging ik accepteren. Mijn streven was mooi, de uitwerking tot op zekere hoogte ook, maar soms moest ik accepteren dat het doel ook gehaald was als ik bijvoorbeeld soms wel in bikini durfde en soms niet. Dat ik dagen had waarop ik wel een korte broek aan durfde en dat er ook dagen bestonden waarop ik het niet durfde. Prima. Ik merkte ook dat hoe minder druk ik erop legde, hoe beter het ging. Hoe minder ik ‘gewoon in een korte broek moest durven lopen’, hoe vaker het gewoon normaal verliep.
Bepaalde verwachtingen heb ik lang mee geworsteld. Ik at al enige tijd gewoon normaal mee, maar nog steeds durfde ik geen taartjes te eten op verjaardagen, puur en allen omdat mensen van mij verwachtten dat ik ‘toch geen taart’ wilde. Op een bepaald moment was ik er klaar mee. Sommige mensen vroegen me niet eens meer om taartjes, want ze waren niet anders gewend. Sommige mensen vroegen “jij wilt zeker geen taartje?” waardoor ik dacht ‘nee, nu niet meer nee’. Aan het begin durfde ik daar niets tegen in te brengen, maar op een gegeven moment zei ik bijvoorbeeld wel “ja” als mensen het positief vroegen (“wil je ook een taartje?”). Dat was haalbaar. En bij sommige vrienden die me een negatieve vraag stelden, durfde ik wel te zeggen “nou, eigenlijk wil ik wel een klein stukje”. Hier zul je voor jezelf je grenzen in moeten zoeken. En dat mensen het negatief vragen, heeft niks te maken met dat ze vinden dat dat taartje je dik zal maken of iets in die richting, maar eerder heeft het te maken met hun onmacht. Zij willen het je vragen, maar willen het je ook niet ongemakkelijk maken en verwachten min of meer ook een nee.
Eenmaal zo goed als beter, vond ik de verwachting dat ik nu alles weer wilde en kon ook moeilijk. Want… Ik at normaal, maar had nog lang niet mijn energie terug. Ik at normaal, maar vond thuis bij iemand mee eten wel makkelijker dan eten in een restaurant. Ik at wel normaal, maar had wel betere en slechtere dagen. En ik at wel normaal en had een normaal gewicht, maar vond opmerkingen erover nog wel lastig. In dit geval heb ik maar één tip: Spreek dit uit, wees open. Mensen zijn gelukkig als ze zien dat je bent aangekomen, dat je weer een vorkje meeprikt. Het is bij een eetstoornis gewoon heel moeilijk te zien of iemand een goede of slechte dag heeft. Wanneer je dit zelf uitspreekt, wordt het absoluut makkelijker. Voor de ander, maar ook zeker voor jezelf.
Geef een reactie