“Wat is er nodig om jou weer meer te laten eten”, vroeg ze. Ik dacht na en kwam tot niets. Ik wist het gewoonweg niet. Ik wist oprecht niet wat er nodig was om ervoor te zorgen dat ik weer meer zou gaan eten en wegen. Hoe kon dat nou zo ingewikkeld zijn? Het was toch gewoon een kwestie van een boterham smeren en in mijn mond stoppen? Een kwestie van niet zeiken, niet aanstellen en gewoon logisch nadenken. Als ik dit zou voortzetten, zou ik afvallen tot ik die dodelijk ons woog en zou de hele wereld aan me zien dat ik ziek was. Ik zou verliezen wat ik had opgebouwd en ik zou hiermee de mensen die om me gaven een zorgelijk klap in hun gezicht geven. Waarom deed ik dat? Waarom maakte ik er zo’n enorme puinhoop van en koos ik er niet gewoonweg voor om weer normaal te gaan eten en minder te bewegen? Zo ingewikkeld hoefde dat toch niet te zijn?
Ik was geen domme meid, had voldoende hersencellen om te weten dat ik niet slim bezig was. Ik bracht mijn lichaam, toekomst en leven in gevaar. Ik wist het allemaal, maar wat ik niet wist, was waarom. Wat wilde ik hiermee bereiken? Wat hoopte ik dat er zou gebeuren? De vrouw tegenover me zei dat ik me daar niet op moest richten. Dan zou ik immers in het negatieve blijven hangen. Ik kon me veel beter richten op de positieve zaken in mijn leven, waarvoor ik meer moest gaan eten. Ik wist die zaken wel, kon ze best plichtsgetrouw als een soort huiswerk aan geleerde woordjes opdreunen, maar ik voelde ze niet.
Ik voelde niet meer waarvoor ik het moest doen. Ik wist niet óf ik het nog wel wilde doen. Met de kilo’s, waren ook mijn positieve gevoelens over de toekomst verdwenen. Ik had niet zoveel hoop meer en zag het allemaal niet meer zo gebeuren. Stiekem wel, maar dat kleine beetje hoop durfde ik niet in te zetten, omdat ik veel te bang was dat het uit zou lopen op nog meer teleurstellingen en pijn.
Mijn leven voelde zo ingewikkeld aan. Het hongeren, hardlopen en met de dag mijn gewicht zien dalen was mijn enige uitweg voor alle gedachtes, angsten en gevoelens rondom mijn leven. Hoe kon ik dit doorbreken? Ik wilde het alleen doen. Liefst wilde ik dat niemand er iets van wist. Ik schaamde me vreselijk voor mijzelf, voor mijn domme keuzes, mijn gestoorde gedrag en mijn gehele verschijning. Ik wilde de schijn ophouden, terwijl mijn verschijning me verraadde. Zelf dacht ik dat het nog wel meeviel, maar heel soms zag ik mezelf zoals ik was, als ik in een winkelruit keek of spiegel van een lift. Ik schrok en realiseerde me dan dat ik zo niet verder kon. Een paar uur later was die schrik verdwenen en kwam de eetstoornis weer even langs om te zeggen dat het écht wel meeviel…
Morgen zou ik het anders gaan aanpakken. Morgen zou ik weer kiezen voor het leven. Morgen zou ik starten met herstellen. Morgen zou ik meer gaan eten. Morgen zou ik aankomen in gewicht. Morgen zou ik stoppen met overmatig bewegen en hardlopen. Morgen. Maar iedere keer als het morgen was, deed ik het niet. Waar sloeg dat op? Waar was ik verdomme mee bezig? Ik kon mezelf erom haten, mezelf erom veroordelen. Was ik niet goed wijs? Waarom deed ik zo achterlijk? Dit was helemaal niet wat ik wilde, toch? Of wilde ik dit wel. Ik wist nauwelijk meer wat ik wilde. Het leek serieus wel alsof ik ook gewicht was verloren in mijn hersenen. Tegelijkertijd zorgde het advies van een ander er ook niet voor dat ik deed wat goed voor me was.
De hevige eetgestoorde gedachten voelden aan als een soort van sabotage. Al mijn angsten, zorgen en gedachten over mijn leven en toekomst stonden hierdoor ‘on hold’, terwijl ik daarmee juist verder moest. Ik moest vechten voor mijn leven en toekomst en keuzes maken. Ik kon het niet. Ik was zo op en moegestreden. Zo angstig. Mijn hoofd zette alles in zijn werking om hier niet mee bezig te hoeven zijn en dit niet te voelen. Alles.
Tegelijkertijd wilde ik misschien wel gered worden. Ik wilde dat iemand het voor me oploste. Gewoon even alles van me overnam. Een moeder die haar kind beschermt en redt van al het slecht in de wereld. Onmogelijk, maar wenselijk. De controledrang was extreem, maar de wens om die controle even volledig uit handen te kunnen geven aan iemand die ik werkelijk vertrouwde was intens. Was dat waarop ik wachtte, op redding?
Gered worden van de vernietiging, als een kind dat schreeuwt om haar moeder. Die redding zou niet komen. Die reddende moeder bestond niet en dat kind was allang groot. De redding zou een klinische vorm aannemen: een ziekenhuisbed, een slangetje en een professioneel afstandelijk, maar vriendelijke arts en verpleegster, die beiden wél hun leventje op orde hadden. Mijn zelfbeeld zou hiermee nog een extra dreun de grond in krijgen en de weg naar mijn toekomst minstens 4 ingewikkelde rotondes rijker. Dit was niet wat ik wilde. Dit was niet mijn redding.
Mijn redding was ikzelf. Hoe godvergeten lastig ook, alleen ik kon mijzelf redden. Redden van de ondergang, van de ziekte en de dood. En enkel door mijzelf te redden, kon ik die krachtige vrouw worden waardoor ik zo graag gered wilde worden… Ik vecht en gooi iedere dag weer een reddingsboei mijn eigen kant op. Ik zal mezelf redden. De vraag is: Wil jij jezelf redden?
Fotografie: Haley
Geef een reactie