Vallen hoort bij het leven. Toch was ik liever niet op mijn snufferd gegaan. Ruim tien jaar geleden ging ik vrij hard onderuit, maar deze keer was het vele malen harder en pijnlijker. Hoe kon iemand als ik met zo veel kennis en ervaring nou opnieuw vallen? Een ezel stoot zich toch geen twee keer aan dezelfde steen? Misschien was het ook niet dezelfde steen en misschien was ik wel een krachtig Fries paard met oogkleppen op. Ik had het niet zien aankomen en toen ik eenmaal viel, was was het zo onwerkelijk dat ik het maandenlang niet serieus kon nemen. Dit overkwam mij toch niet écht? Ik zou toch zo weer opstaan en verder wandelen? Geen paniek, ik had dit onder controle. Ik loste dit alles wel op. Niet vandaag, maar morgen.
Ongeveer een jaar geleden werd er door verschillende nare omstandigheden een zaadje geplant en de maanden erop kreeg dat zaadje steeds een beetje water met vergif als voeding toegediend. Zonder dat ik me er voldoende van bewust was groeide er iets naars in mij. In eerste instantie uitte zich dat in heel veel angst. Ik wilde dat niemand hier last door ondervond en probeerde de angst uit alle macht te controleren en onderdrukken. Soms werden de angst en paniek te groot en dan moest ik een smoes bedenken om ergens eerder te vertrekken: ‘Jullie zijn vandaag een uurtje eerder vrij, meiden!’ of ‘Ik heb griep, dus ik ga vandaag iets vroeger naar huis’ Ik voelde me er vreselijk onder, maar hoopte dat het langzaam en vanzelf voorbij zou gaan…
De angst ging niet voorbij en de stress werd alleen maar groter. Zo groot dat ik het op manieren ging bevechten die me bekend waren. Een copingmechanisme dat eerder in mijn leven tijdelijk effectief was geweest. Ik wist hoe het werkte, dus wat kon het kwaad als ik ervoor waakte dat het niet uit de hand liep?Hardlopen en gezonder eten. Het gaf gewoon nét dat beetje controle en demping van angst waar ik al bijna een jaar naar verlangde. Even hielp het. Heel even. Al snel was er meer nodig, meer inzet. Harder, sneller, minder, gezonder. Ik zag dat ik struikelde, maar was er heilig van overtuigd dat ik mijn evenwicht zou herpakken. Ik stelde iedereen om mij heen gerust en zocht steun voor mijn angsten. De angst werd voor mijn gevoel niet serieus genomen, waardoor het zieke zaadje in mij dit als kans zag om uit te bloeien tot het meest lelijke onkruid ever.
Het onkruid vond zich langzaam een weg in mijn lijf. Dat wat gezond en krachtig was, werd overwoekerd en beetje bij beetje de gezonde bloei belemmerd. Er ging in mijn hoofd geen dag voorbij zonder de wens om het onkruid te verdelgen. Tevergeefs. Iets van dat onkruid leek zich in mijn hersenen te hebben genesteld, als een vleesetende plant die niet meer loslaat. Op een manier die ik niet kende. Ik was de controle kwijt, maar dacht die iedere dag opnieuw terug te vinden. Vandaag. Morgen. Maar morgen werd overmorgen en overmorgen werd volgende maand. Totdat het onkruid zich zo ver had verspreid dat ontkennen niet meer mogelijk was. Dit was wat het was en het was niet goed.
Ik val, ik viel, ik ben afgevallen.
De voltooide tijd van een onvoltooid gevecht.
Onwerkelijk. Het was alsof ik droomde. Dit was niet mijn leven. Dit was niet mijn realiteit. Ik die dacht nooit meer terug te grijpen naar zoiets zinloos, zoiets vernietigends kon de spiegel niet langer voorliegen. Mijn spiegelbeeld herkende ik niet. Wie was die zieke vrouw? Waarom had ze dit gedaan? Ze had zichzelf zo lelijk gemaakt, haar lijf zo terkort gedaan en er stond zoveel op het spel. Haar gezonde lijf, haar kinderwens, haar baan, haar partner, haar huis, haar hond, haar familie en vrienden. Hoe kon ik hen dit aandoen? Hoe kon ik mijn leven zo op het spel zetten? Dit besef was er iedere dag heel even. Dat was mijn kans om gif te kopen en het onkruid te verdelgen.
Goed gif bleek lastig te vinden. Ik wilde immers niet herkend worden. Ik was voor zo veel jonge vrouwen een voorbeeld en zou hen teleurstellen. Ik wilde dat dit opgelost was, voordat iemand het zou merken. Zo zou ik niemand teleurstellen en zo zou mijn eigenwaarde geen extra deuk oplopen. Het voelt vreselijk beklemmend om je voor de hele wereld te moeten verstoppen. Plotseling waren mevrouw zonnebril, meneer sjaal en zijn maatjes muts & pet mijn beste vrienden. Ik schaamde me voor wat ik had gedaan. Ik had dit mezelf immers aangedaan, toch? Hoewel ik altijd tegen iedereen zeg dat deze ziekte geen keuze is, gaf ik mijzelf er wel de schuld van. Gevoel en verstand waren in deze kilometers van elkaar verwijderd. Ik wist prima hoe het werkte, maar het onkruid ontkende en overschaduwde alles.
Met het beetje gif dat ik kon vinden startte ik de verdelging. Dit bleek een stuk lastiger dan verwacht. Ik had maar weinig gif en het onkruid groeide telkens weer terug. Soms kwam het zelfs in grotere hoeveelheden terug. Eén stap vooruit, twee stappen terug. Het leek een strijd zonder goed einde. De gevoelens die hierbij kwamen kijken waren intens, vooral de eenzaamheid raakte me diep. Waarom waren er zo weinig mensen die me wat gif tegen dit onkruid konden bieden? Terwijl ik mijzelf al bijna 10 jaar inzet voor de bestrijding hiervan bij anderen, stond ik nu vrij alleen in deze strijd. Hoewel ik me verstopte voor de halve wereld, leek de de wereld zich ook voor mij te verstoppen.
In eerste instantie dacht ik dat het het taboe op eetstoornissen wel meeviel, nu ervoer ik het tegenovergestelde. Onbegrip, verwijten, negeren, zwijgen… mensen die door mij nu niet meer geloofden in genezing,… het kwam allemaal langs. De angst om gezien te worden, om mij kwetsbaar op te stellen werd hierdoor alleen maar groter. Ik voelde me een failure en dat werd bevestigd door blikken en woorden. Verstandelijk wist ik dat dit alles niet klopte. Ik was zo’n 10 jaar geleden volledig genezen, net als iemand die geneest van het breken van een been. Na 10 jaar had ik mijn been opnieuw gebroken, harder dan voorheen, pijnlijker. Betekende dit dat genezing niet mogelijk was? Betekende dit dat ik gefaald had? Nee.
Nee, het betekende dat een smerig onkruid zich opnieuw in mijn tuin binnen had weten te dringen op een moment waarop ik even schuilde voor de regen. Even de andere kant op keek. Het had binnen no-time alles overwoekerd. Het had mijn leven op zijn kop gezet en iedere dag tot een gifgevecht gemaakt. Een gevecht, want dat is het. Ik leg me niet neer bij dit onkruid. Ik laat de boel niet lekker groeien. Iedere dag opnieuw grijp ik dat gif en doe ik die tuinhandschoenen aan om de boel terug te dringen. Om dat onkruid te verwijderen en ervoor te zorgen dat het volledig mijn tuin verlaat. Ik vecht, harder dan ooit tevoren.
De angst, de drang naar controle, het moeten bewegen, de paniek bij het eten, de schuldgevoelens, de walging van jezelf, de pijn in je lichaam, het niet meer kunnen slapen, de wanhoop, het gewicht op de weegschaal, het in de steek laten van je lichaam, de betekenisvolle blikken, het onbegrip en de ingewikkelde hulpverlening… Ik weet hoe jij je voelt, want zo voel ik me.
Ik ben nu echter op een punt gekomen, waarop ik weet dat ik ga winnen, al is die weg nog lang. Die laatste kilometers tot de finish wil ik graag met je delen. Tegelijkertijd vind ik dat doodeng, want natuurlijk ben ik bang voor jullie reacties. Als je lijdt aan een eetstoornis ben je heel kritisch en hard naar jezelf toe, maar vaak ook naar je omgeving. En ik ben ook maar een imperfect, kwetsbaar mens met gevoelens, net zoals jij…
Toch wil ik dit proberen met jou te delen, omdat ik denk dat het waardevol is. Voor mijzelf en voor jou. Samen strijden geeft kracht en motivatie. Ik hoop dat ik door te laten zien dat ik deze strijd opnieuw kan winnen, jou de motivatie geef om ook te strijden én te winnen. Vallen hoort bij het leven, maar het is nu weer tijd om op te staan en verder te lopen… de toekomst, het leven in â¥
Geef een reactie