Herinner je je het nog, de heerlijke geur van patat als je langs het restaurantje liep in het subtropisch zwembad? Rennen naar de glijbaan om daar met veel gegil van af te glijden om hierna, heel stoer, een sprong te nemen vanaf de hoge duikplank. Een dagje zwemmen werd standaard afgesloten door een patatje met mayonaise en als toetje een softijsje met gekleurde spikkels. Heerlijk, naar het zwembad gaan was geweldig in die tijd!
Eenmaal uit het zwembad liep je dan met een heerlijk gevoel richting de fiets of auto. Moe en voldaan. Je dacht geen moment aan je figuur, aan het aantal kcal dat er in de patat zat of aan de gevolgen van dit eten op je gewicht. Geen moment.
Maar toen kwam de eetstoornis….
Zwemmen was ineens een stuk minder leuk. Dingen waar je vroeger geen moment over nadacht, waren nu ineens heel ingewikkeld. Alleen je kleding uitrekken in het krappe kleedhokje was al een crime. Eenmaal die bikini aan kijk je van bovenaf naar je buik, die je niet bevalt. Je ziet een bolling, hij is te dik, niet strak, bah. Je vraagt of de vriendin met wie je naar het zwembad bent gegaan ziet wat jij ziet. “Nee, je kijkt naar jezelf van bovenaf, als ik dat zou doen, kan ik helemaal beter mijn kleren weer aan trekken. Je bent gewoon slank.” Het is prettig om te horen, maar je bent het er niet mee eens. Toch zwijg je, het heeft geen zin.
Nou daar ga je dan. Nog even houd je veilig een grote handdoek om je half blote lichaam heen, maar eenmaal bij het zwembad aangekomen moet die echt uit. Overal om je heen zie je lachende gezichten, gillende meiden en rennende en zwemmende jongens. Je voelt je rot, anders, alleen. De handdoek laat je zachtjes van je lichaam glijden. Snel ga je het water in, je wil zo kort mogelijk open en bloot op de kant staan.
Het zwemmen op zich is fijn, een beetje als vanouds. De ontspanning die je erdoor krijgt, de lach op je gezicht die erdoor ontstaat, het kind dat je weer even wordt als je van de glijbaan af gaat. En toch is het anders. Je kijkt voortdurend, niet eens met opzet, om je heen en beoordeelt de lichamen van anderen. Zij is slank, denk je bij jezelf, terwijl je naar een meisje van 13 kijkt. Had ik maar zo’n strakke buik, zulke dunne beentjes. Het feit dat jij tien jaar ouder bent dat dit meisje maakt je niets uit, je wil gewoon dat figuur, dat lichaam. Spingerig, zonder zorgen, slank.
Je beseft je op dat moment ineens waar je in je hoofd mee bezig bent en zet de gedachte uit je hoofd. Jullie besluiten naar het andere, grotere zwembad te gaan.
Je trekt jezelf op de kant en loopt richting het andere bad. Opeens zie je iemand kijken richting je benen/ armen. Wat? denk je bij jezelf en je kijkt ook. Je schrikt “Oh ja, verdomme, die littekens. Die stomme achterlijke littekens!” Je was ze, door het zwemplezier en de focus op de slankheid van je lichaam, even vergeten.
Hoe kunnen anderen mensen zeggen dat littekens bij hen horen, dat ze ze geaccepteerd hebben? Die littekens maken je raar, ze doen mensen schrikken, je vreemd bekijken. Ze doen je voelen als loser, als gek, als freak. Nee, niet als uniek, bijzonder. Nee, helaas….naïef om dat te denken.
Had ik maar nooit…. Van iets dat perfect was, heb ik iets lelijks gemaakt.
Je trekt wat baantjes in het grote zwembad. Het voelt fijn, maar het doet je ook denken aan de kcal die je hiermee verbrandt. Je weet niet meer of je door wilt zwemmen omdat je het prettig vindt of om de energie die het kost. “Misschien val ik hierdoor wel een paar ons af? Misschien moet ik vaker gaan zwemmen zodat mijn lichaam strakker wordt?” Tig gedachtes rondom afvallen en energie verbranden vliegen door je hoofd. Het genieten van het zwemmen is al lang weg. Jouw hoofd is heel ergens anders, niet bij je vriendin, niet bij het zwemmen.
Jouw hoofd is te druk met zieke eetstoornisgedachtes.
Een half uur later besluiten jullie het zwembad uit te gaan. Maar voordat je je gaat omkleden, nog even zitten in het bubbelbad. In eerste instantie heerlijk, maar dan komen ook hier de gedachtes “Misschien helpen die bubbels er wel voor dat mijn vet wat wegtrilt…”
Bye bye genieten, hello eetstoornis!
Je kleedt je om in het krappe kleedhokje. Heerlijk warm is het als je samen met je vriendin het café van het zwembad binnenloopt. “Laten we een frietje nemen of een broodje gezond!”, stelt je vriendin voor. De paniek slaat toe. Daarbij vind je het zonde.
Je hebt nu net zoveel energie verbrand en zou dat er nu zo in 10 minuutjes weer aan eten. Je liegt dat je niet zo’n trekt hebt in een broodje of patat en zegt heel erg trek te hebben in een ijsje, een Solero! Dat voelt veilig, want je weet precies hoeveel kcal en vet dat ijsje bevat.
En daar zit je dan. Je had het net lekker warm. Het ijsje maakt je koud. Tegenover je zit je vriendin te genieten van een groot broodje gezond met kaas en salade en ei. Je bent jaloers, boos en verdrietig tegelijkertijd. “Waarom kan ik dat niet gewoon, waarom die ik zo dom?!”
De volgende dag ben je 3 ons afgevallen. Even voel je de trots, maar direct ook het gevoel van mislukking. Je verziekt je hele leven enkel om een paar onsjes lichter te wegen. Niemand die het ziet, niemand die het wat uitmaakt.
Zwemmen met een eetstoornis is niet makkelijk. Kon je die eetstoornis af en toe maar thuislaten, wat zou dat een rust geven.…
Geef een reactie