“Soms is datgene wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk”
Stefan Brijs – De Engelenmaker.
19 December 2011 was het dan eindelijk zover. Het moment dat mijn ogen werkelijk open gingen en ik werkelijk het lef had tegen mijn eetstoornis in te gaan. De wil om te genezen was er al wel wat langer, maar op de een of andere manier kon ik het nog niet, totdat ik in gesprek kwam met een Duits docent van mijn middelbare school (ik studeerde inmiddels).
Ik zei dat ik liever had gehad dat ik om was geflikkerd, waarop hij zei ‘dat dat een erg egoïstische gedachte was tegenover iedereen die moeite voor mij deed en zich zorgen om mij maakte, tegenover alle mensen die van mij hielden’ Dat was een reactie, puur vanuit gevoel. Het raakte mij.
In ieder geval: op 19 december ben ik gaan schrijven en ik schreef op wat ik had gedaan ‘onder invloed van’ mijn eetstoornis. Ik zag letterlijk hoe ver ik was gegaan, hoe diep ik was gezonken en hoe serieus mijn eetstoornis was. Tot die tijd nam ik het weinig serieus; ik viel niet echt af, ik viel niet om, ik belandde niet in het ziekenhuis of in een kliniek, dus ach… Zo erg was het toch niet? Toch?
Maar achteraf bekeken was het wel degelijk erg. Ik ben ooit gediagnosticeerd met eetstoornis NAO, wat in mijn ogen een ‘net niet eetstoornis’ was, maar het was allemaal erg en gestoord genoeg. Ik had het tot die 19 december alleen nooit willen zien. Wel de punten los, maar alles opschrijven hielp mij om het geheel te zien. Laat ik zeggen dat ongeveer al die standaard eetstoornis kenmerken op mij van toepassing waren. Ik vervreemde van de buitenwereld en ik deed hoe langer hoe gekkere dingen om onder eten uit te komen. Het was een wanhoop, een niet anders meer kunnen. Mijn wereld werd langzaam eenzaam en afschuwelijk. Ik raakte uitgeput, maar bleef op mijn benen staan. Maar veel meer dan dat was het ook niet.
Het nadeel was dat de eetstoornis mij een zekere kick gaf. Als het me weer eens was gelukt onder het eten uit te komen of om een heel magere maaltijd te nemen, als ik weer onopvallend hapjes had ontlopen, als ik weer eens een dag had kunnen vasten, als ik weer de pro-ana regels had opgevolgd, als mensen weer eens benadrukten hoe dun ik was (ook al geloofde ik dat niet). Maar dat was het begin. Toen was het nog leuk.
Maar uiteindelijk begon de ellende: Eindeloze briefjes met kcal, niet mee mogen naar verjaardagen van jezelf, over dingen liegen, mensen die zich heel erg zorgen om je maken, mensen die boos doen, bijna omvallen, te laat komen op school, slechte(re) cijfers halen dan ze van je gewend zijn, niet meer op hakken durven te lopen, even niet meer ongesteld worden, stiekem sporten, etc.. Dat is de keerzijde van de eetstoornis zelf, ook al was ik er op het moment zelf nog een soort van ‘trots op’ ook, dat was die ‘kick’.
Punt was dat na het schrijven wel een zeker gevecht moest beginnen. Een gevecht dat ik al vaker was gestart, maar nog nooit had kunnen en durven afmaken. Ik had ook geen hulp (meer), want de hulp deed mij meer kwaad dan goed. En inmiddels waren we een tijdje verder. Mijn ouders dachten dat het beter ging. In zekere zin deed het dat ook, ik at al weer wat meer, maar wat was ik vermoeid. Ik had echt het idee dat ik niet meer kon en dat maakte mij vrij depressief en moedeloos. Ik heb het uiteindelijke gevecht gestreden met hoop en niet met geloof, want geloven in beterschap, dat deed ik al lang niet meer. Laat staan geloven dat ik niet dik zou worden zonder eetstoornis, laat staan geloven dat het leven mooier zou worden. Hoe kon het leven ook mooier worden als ik misschien wel minder moe was, maar een stuk dikker? Dan was ik toch nooit gelukkig met mezelf?
Maar het is niet onmogelijk. Ik heb het gevecht gestreden en ben mezelf keihard tegen gekomen. De eetstoornis was de schil, waaronder talloze emoties zaten. Vooral angst en woede. Angst voor de meest onredelijke dingen (je zou het een angststoornis kunnen noemen) en woede tegenover de wereld, tegenover mezelf. Ik heb dingen moeten verwerken, moeten accepteren, want natuurlijk had mijn eetstoornis ook een functie gehad. Het was een vlucht voor de dingen die er waren gebeurd. Het was een ‘kijk mij’, want ik wilde ook liefde en aandacht. En zo had het nog wel meer functies.
Pas het laatste halfjaar gaat het beter. Was ik eerst boos op de wereld, boos op thuis, boos op alles, heb ik dingen in dat laatste halfjaar een plekje weten te geven. Ik ben nu ongeveer anderhalf jaar beter aan het eten en het laatste halfjaar echt goed aan het eten. Ik ben een jaar lang angstig geweest en nu nog steeds angstiger dan gemiddeld. Ik studeer een jaar, maar vind het pas een halfjaar echt leuk. Ik heb opnieuw moeten leren leven, volledig opnieuw. Verbaasd was ik toen ik voor de eerste keer weer een gebakje durfde te nemen op een verjaardag, toen ik voor de eerste keer uit mezelf een hapje durfde te pakken, toen ik voor het eerst weer bewust ergernis voelde voor een zeker persoon, toen ik weer durfde te genieten. Ik heb echt alles van het leven weer moeten leren, en ik leer nog steeds. Ik heb mezelf opnieuw moeten leren kennen, want ik was niet meer dat meisje van 14 en ik was niet meer die eetgestoorde… Maar wie was ik dan wel?
Ik heb ca. 5 jaar last gehad van een eetstoornis, maar dat is voorbij. Dat betekent niet dat er geen ups en downs en geen moeilijke momenten zouden zijn. Achteraf gezien had ik misschien wel meer hulp gewild in mijn proces. Zowel van mijn ouders, die ik er nu bewust buiten heb proberen te houden, als hulp bij een instantie. Mijn lichaamsbeeld en beeld van dik en dun klopt nog steeds niet. Ook heb ik nog wel klachten van mijn eetstoornis, of dingen die moeilijk zijn, waar ik van baal. Maar in principe functioneer ik gewoon normaal. En na ook een jaar leerproces in genezing, schaam ik mij niet meer voor mijn eetstoornis. Ik probeer trots te zijn op wat ik heb bereikt, op wie ik ben geworden. Ik probeer mijn vooruitgang te zien. Ik probeer het positieve (ook) uit het negatieve te halen.
Ik ben blij dat mijn vriend en ik hier samen door zijn gekomen. Want ook een relatie met een eetgestoorde of een aan de genezende hand (ex) eetgestoorde is ongelofelijk moeilijk. Het heeft ook veel problemen met zich mee gebracht. (ik ging vreemd met mijn eetstoornis, zou je kunnen stellen). Ik ben blij dat hij de stabiele rots was, waar ik op kon leunen en blij dat die docent Duits de harde wind was, die mij wakker schudde. Het heeft een doel gehad, een functie.
Ik zou ook aan jullie mee willen geven dat er altijd hoop is, dat je sterker bent dan je denkt, dat je meer kunt dan je denkt. Het leven zonder eetstoornis is een bevrijding, iets wat je je nu misschien nog niet voor kunt stellen. Heb hoop. Geef vertrouwen aan andere mensen en kies soms voor jezelf als het een goed doel heeft. Wees een vriendin voor jezelf. Gun jezelf het leven, ontneem jezelf niet het broodnodige. Dat zijn enkele dingen van de dingen die ik heb geleerd in en na mijn eetstoornis en waarvan ik denk dat velen van jullie hier te weinig bij stilstaan.
Je bent uniek, je bent bijzonder. Jij bent de enige die jij kan zien en niemand kan jou vervangen!
Geef een reactie