De assistente van de huisarts had dus gezegd dat er een ambulance onderweg was. Een medisch team stond klaar in het ziekenhuis om Aafke op te vangen. In de stilte van de avond hoorden wij de ambulance met gillende sirene naderen. Het drong langzaam tot mij door, dat de sirene voor ons bedoeld was.
Het zusje van Aafke weet van niks en ligt boven nog te slapen. Ik moet de buren vragen of ze komen. We kunnen haar zusje niet boven alleen laten liggen. Ik loop naar de buren, maar er komt geen zinnig woord uit mijn mond. “Is het Aafke?”, vraagt de buurvrouw. Ik knik. De buurvrouw loopt zwijgend achter mij aan en overziet de situatie. “Ik ben er voor jullie”, zegt ze. “Doe gewoon wat je moet doen.” Als je buren hebt die je zonder woorden begrijpen, heb je echte buren.
Ondertussen heeft mijn vrouw Aafke een beetje wakker kunnen krijgen. Het geluid van de ambulance komt akelig dichtbij, en verstomt als de grote gele auto onze straat in komt rijden. In ons klein straatje lijkt de ambulance wel een reus. Ik loop de ambulancebroeder en zuster tegemoet. Ze komen bepakt en bezakt op mij af lopen. Ze dragen grote koffers vol apparatuur en zuurstofapparaten. Ik zeg dat Aafke toch wakker is geworden, en dat ze misschien voor niks zijn gekomen.
Ze zijn vriendelijk en buitengewoon daadkrachtig. Ze spoeden zich naar boven en nemen de regie van het leven van Aafke over. Eindelijk mensen die weten hoe ze de regie moeten overnemen. Ik voel mij ineens veilig, hier in het bijzijn van deze twee vreemde mensen in hun gele jassen, die maar één doel hebben: Doen wat voor Aafke het beste is! Een last valt van mij af. De vrouw loopt op Aafke af. Aafke is half wakker. Ze snapt niet wie deze mensen zijn die bezit hebben genomen van haar kamer. Ik kijk om mij heen; de kamer staat ineens vol met uitgestalde apparatuur. Wanneer hebben ze dat gedaan? Ik herken reanimatieapparatuur. De vrouw stelt zich aan Aafke voor. Ze vraagt hoe het met haar gaat. Aafke huilt alleen maar zacht. Dit zijn geen mensen die boos worden, als er geen antwoorden worden gegeven. Dit zijn mensen die handelen. Wat een verademing: Hulpverleners die niet vragen, maar handelen.
Razendsnel wordt Aafke volgeplakt met sensoren die aangesloten worden op diverse apparaten. Schermpjes komen in beweging en vullen zich met onbegrijpelijke waarden. Omdat ik de cijfers op het scherm niet snap, kijk ik bezorgd naar de gezichten van de mensen met de gele jassen. Er wordt kort overlegd. De ambulancebroeder belt met de kinderarts. Er is gelukkig geen reden om Aafke op te nemen in het ziekenhuis. De broeder belt naar de centrale. Het medisch team mag weer ontbonden worden.
Ik zeg dat het mij spijt dat ze voor niks gekomen zijn. Dan draait de ambulancevrouw zich naar mij toe en spreekt mij streng maar vriendelijk toe. “Wij zijn niet voor niks gekomen. Dit is nou precies waar we voor zijn, en we zijn net als u blij dat we uw dochter niet mee hoeven te nemen. En belooft u mij één ding: Als uw dochter nog een keer niet wakker wordt, belt u ons onmiddellijk.” Ik kan mijn tranen niet onderdrukken. Ik ben onder de indruk van zoveel professionaliteit. Voor nu zit de schrik er goed in.
Door: Simon
Simon is de vader van Aafke en schrijft over zijn ervaringen met de eetstoornis anorexia. Simon en Aafke zijn gefingeerde namen.
Volgende keer: Kunnen we een ziekenhuisopname voorkomen?
Geef een reactie