Aafke is voor twee weken opgenomen in een kliniek. Voor het eerst drinkt ze na heel veel tijd uit zichzelf. Voor mij als vader is dat heel dubbel. Aan de ene kant ben ik blij dat ze drinkt; aan de andere kant ben ik woedend dat het nu ineens wel lukt. Tussen ons en Aafke ligt 200 km asfalt.
Als we Aafke na een paar dagen komen opzoeken, zit Aafke te knutselen aan een placemat met bemoedigende woorden. Die woorden moeten haar motiveren. Gek genoeg komt Aafke op de plek waar ze niet wil zijn, weer tot leven. Wij zijn verbaasd en blij tegelijkertijd. Als ze ons ziet stormt ze op ons af. Als een aapje klemt zij zich vast aan mijn vrouw. Ze wil alleen maar vastgehouden worden. Tussendoor huilt ze veel. Voor het eerst vertelt ze over haar gedachten; over de stem die tegen haar praat en waar ze zo bang voor is. De stem die tegen haar zegt dat ze niet de moeite waard is. De stem die haar opdraagt die ene unieke wens te hebben: de wens om er niet meer te zijn. Ons hart breekt. Hoe kan een gedachte zo wreed zijn? Ik vind het ondraaglijk dat een gedachte het leven van mijn kind kan ruïneren. Langzaam begint het tot mij door te dringen, dat een eetstoornis complexer is, dan we als “gezonde” mensen ooit zouden kunnen bevatten.
De groepsleiding doet het geweldig. Ze vinden het wel zorgelijk dat Aafke echt helemaal niets eet, en alleen maar Nutri drinkt. Stiekem zijn wij als ouders al blij dat ze al Nutri drinkt. Dat is voor ons op dit moment al ongelooflijk. Aafke vindt het moeilijk in de groep; ze vindt het moeilijk om in contact te komen met de andere meisjes. De groepsleiding begeleidt haar daarin. Wat een verademing om hulpverleners zo te horen praten.
Als ik een paar dagen later weer op bezoek kom, zie ik dat Aafke redelijk op gewicht is. Zelf vindt zij zich nog veel te dik. Ze vergelijkt zich voortdurend met de meiden die daar zitten. Ze heeft een eetlijst waar zij zich (nog) niet aan houdt. Wat ze niet opeet compenseert ze zelf – met moeite en na veel aandrang van de leiding – met Nutridrink. Aafke is goed aanspreekbaar en ze is niet voortdurend somber. Ik maak een wandeling met haar. Het is na maanden weer eens ronduit gezellig. Aafke lijkt ogenschijnlijk beter in haar vel te zitten.
Dagelijks heeft ze een uur een gesprek met iemand van de leiding en één keer per week ziet ze de diëtiste. Ook krijgt ze met de andere meiden Psycho Motorische Training (PMT). Een soort van gymnastiek waarin veel aan lichaamsbeleving wordt gedaan, en sociale vaardigheden. Zo moeten ze bijvoorbeeld net als op school een groepje samenstellen. Het verschil is dat ze hier het expliciet hebben over het samenstellen van een groepje. “Waarom vind je het moeilijk?” “Ik denk dat niemand bij mij in de groep wil.” “OK, dan gaan we dat even checken. Lisa vind je het erg om bij haar in de groep te zitten?” etc.
Opgelucht ga ik naar huis. Als ik haar een paar dagen later bel, zegt ze dat ze steevast van plan is om thuis weer minder te gaan eten. Dit is het moment dat ik mij realiseer dat dit ons de aankomende tijd steeds te wachten staat. Wij zijn nog lang niet klaar met mevrouw Eetstoornis.
Na twee weken nemen we Aafke weer mee naar huis. Vanaf nu moeten we het thuis weer met z’n vieren redden. Twee keer per week gaat Aafke naar een psycholoog van de kliniek.
Volgende keer: MeerGezinsDagBehandeling
Geef een reactie