Ondertussen gaat het in ons ziekenhuisje thuis steeds minder goed. We hebben geen idee hoe we het doel om uit de lichamelijke gevarenzone te blijven kunnen realiseren. Het is voor ons nog maar de vraag of we een ziekenhuisopname kunnen voorkomen. Het doel dat Aafke in ons ziekenhuisje weer opnieuw gezond leert eten, hebben we al lang opgegeven.
Uit de brievenbus haal ik een enveloppe van de psycholoog. In de enveloppe zit een kopie van de brief die zij gestuurd heeft aan de huisarts. Het is fijn dat we de brief krijgen en tegelijkertijd is het ook vreemd om zo’n uitgebreide rapportage te zien over onze Aafke. Er staan zelfs dingen over ons in. Ik realiseer me, dat we in een wereld zijn terechtgekomen, waarin de waarneming van de hulpverleners onze werkelijkheid gaat bepalen. Vanaf nu liggen wij onder een vergrootglas, en zijn wij overgeleverd aan de waarneming van individuele hulpverleners.
Ik vraag mij af of het gedrag van ouders van andere doodzieke kinderen ook zo onder een medisch vergrootglas komt te liggen. We zijn overgeleverd aan de waarneming van hulpverleners. Daar lopen we in het proces een aantal keren tegenaan. In onze tegenreactie op hun waarneming, zien de hulpverleners juist een bevestiging van hun gelijk. De kunst is om die strijd niet aan te gaan, en gezamenlijk op te trekken tegen de eetstoornis. Later zou blijken dat dat soms makkelijker gaat, en soms ook wat moeilijker gaat.
Zo zwart op wit is de eetstoornis van Aafke op de één de of andere manier wel heel officieel. Er wordt nu een dossier opgebouwd, die haar hele leven door iemand uit de kast gehaald kan worden. Dat is een apart gevoel. Het is emotioneel om de woorden van Aafke en van ons in formele taal terug te lezen: “De problemen zijn geluxeerd door hele nare en gemene pesterijen op school. Daarna gaf Aafke aan zich niet meer te willen laten kwetsen, en aan niemand zich sterk te willen verbinden.” Natuurlijk wisten we het; maar het zo teruglezen is toch weer van een hele andere orde.
Mijn emotie naar de pester is dubbel. Ik zou hem graag willen confronteren met de ellende die hij teweeg heeft gebracht. Op boze momenten reken ik hem alles aan: de eetstoornis van Aafke, en de vernietiging van het harmonieuze gezin dat wij waren. Ik droom over een passende werkstraf. En tegelijkertijd weet ik dat het uiteindelijk Aafke is die moet leren zich weerbaarder op te stellen. Het is Aafke die moet leren dat een opmerking van zo’n onbenul (sorry voor het woord), een zielige expressie is van zijn eigen onzekerheid. Maar de weg die zij moet bewandelen om dit te leren is een onrechtvaardige, er met heel veel hobbels en hindernissen.
Over ons als ouders staat gelukkig dat wij Aafke heel goed opvangen. Het voelt raar om door iemand anders beoordeeld te worden: Alsof je een rapportcijfer krijgt voor je opvoedkundige kwaliteiten. Ik realiseer mij dat we in een wereld zijn terechtgekomen, waar aan ons meest intiemste leven, door externen een waardeoordeel (cijfer) wordt gegeven.
Over het ziekenhuisje thuis protocol wordt zonder enige emotie geschreven. Ik lees niet terug wat het met ons doet. Het verslag kan niet voorkomen dat de gezondheid van Aafke dag na dag achteruit gaat. Ondertussen krijgen we steeds meer reacties van familie en vrienden.
Volgende keer: Hoe reageert de omgeving?
Geef een reactie