Het gaat niet over eten, maar je moet wel eten om te herstellen van een eetstoornis. Dat gaat de ene dag makkelijker dan de andere dag. En die moeilijkere dagen kunnen eerlijk gezegd loodzwaar zijn. Er kan zoveel door je heen gaan na het nemen van die laatste hap. Het hoort erbij, het is een teken dat je tegen de eetstoornis ingaat, maar dat maakt de strijd op dat moment niet minder. Vandaag lees je tien gedachtes, gevoelens of twijfels die je na het eten kunt hebben. Weet dat je hier dus niet alleen mee zit, niet gek of anders bent, maar dat je hier echt doorheen kunt komen.
1. ‘Ik voel me dik’
Het volle gevoel dat je na een maaltijd kunt voelen, moet nu eenmaal de tijd krijgen om te zakken. Die tijd lijkt, als je een eetstoornis hebt, soms eeuwig te duren en de minuten worden er niet makkelijker op. Je vol voelen, kan de eetstoornis verwarren met ‘je dik voelen‘. Met alle bijkomende gedachtes, oordelen en angsten van dien. Voor je het weet ben je na je laatste hap – voor jouw gevoel – kilo’s aangekomen, zonder dat daar enige realistische aanleiding toe is.
Bron: portuguesegravity
Dat gevoel schakel je niet zomaar uit, maar dat gevoel (en de bijkomende gedachtes) relativeren, kan een belangrijk verschil maken. Het volle gevoel zakt altijd weer, je lichaam verwerkt het eten en daar zit een eindtijd aan. Geef je lichaam en vooral je geest de tijd.
2. ‘Ik ben vast aangekomen’
Als je een eetstoornis hebt, kun je elke vorm van voedsel linken aan het aankomen in gewicht. De angst voor aankomen kan zo groot zijn, zo realistisch en zo overheersend, dat elke hap als te veel kan voelen. Besef goed dat dit precies is wat de stoornis doet met je hersenen. Vaak is herstel ‘simpelweg’ een kwestie van het wantrouwen van die gedachtes en van dat gevoel. Net zo lang tot er een realistischer gevoel voor in de plaats is gekomen.
Producten zijn misschien spannend, de hoeveelheid is misschien meer dan je gewend bent en daar kunnen je angsten behoorlijk mee aan de haal gaan. Probeer het te onderscheppen en te bespreken. Probeer afleiding te zoeken, want ook dit gevoel zal weer zakken.
Moet je aankomen? Dan mag je aankomen om gezond te worden. Heb je gegeten wat je moest eten? Dan heeft je lichaam dat nu nodig. Heb je een eetbui gehad? Dan kom je niet direct aan en zal compenseren en paniek-handelen enkel zorgen voor meer disbalans. Je verdient hulp en steun, juist nu. Dat mag de aandacht krijgen, in plaats van de eetgestoorde gedachtes.
3. ‘…misschien toch even checken voor de zekerheid?’
Het bodychecken kan zo vlak na het eten bijna automatisch gaan. Gedurende de dag kan het heel wat – onbewuste – energie opeisen en zeker na het eten kan het moeilijk zijn om niet aan jezelf te gaan zitten friemelen. Je voelt je misschien aangekomen, dik, ongemakkelijk in je lichaam, je eetstoornis schreeuwt dat je dit gevoel moet checken. Maar behalve opgelopen spanning, is er niets wezenlijks veranderd ten opzichte van een paar minuten geleden. Het checken zal enkel een nieuw bewijs zijn voor je eetstoornis dat dat voelen aan jezelf inderdaad nodig is. Met elke keer dat je checkt, geef je je eetstoornis gelijk en daarmee meer macht. Je hebt geen afwijzing of ‘checks’ van je lichaam nodig, je mag het afleren.
Geef jezelf, je gezonde kant, een alternatief. Ga na het eten iets leuks doen, iets creatiefs of iets ontspannends. Iets met je handen, waarmee je iets heel leuks uitvoert in plaats van jezelf te checken en jezelf zo af te keuren. Kijk wat jij nodig hebt om die momenten na het eten zo goed mogelijk door te komen.
4. ‘Let’s move!’
Of gewoon niet! Dat je eten enkel nodig hebt om te kunnen bewegen en het vooral te verbranden, is een hele intense eetstoornis-‘waarheid’. Nutteloze calorieën, onnodig, want ik zit toch de hele dag? Het is niet gebaseerd op de realiteit, want denk je eens in dat tien procent van wat je eet en drinkt al gaat naar je hersenen. Dat is alleen al nodig om je te kunnen focussen, concentreren en goed te kunnen zien en horen. Om te kunnen relativeren en helder na te denken over iets wat je bezighoudt. En dan hebben we het nog niet gehad over alles wat je organen, spieren en bloed nodig hebben om te kunnen functioneren. Gewoon, terwijl jij op je stoel zit te ‘niksen’ voor jouw gevoel.
Dus eten is niet iets om te verdienen, niet iets om erna mee ‘aan de slag te moeten’. Eten is er om te kunnen en mogen leven. Om er gewoon te zijn.
5. Onrust en ongemak
Een hogere hartslag, onrust, ongemak en klamme handjes… Je probeert het soms misschien te verbergen, maar lichamelijk ongemak kan ontzettend vervelend zijn na het eten. Afleiding kan ook hierbij belangrijk zijn om in te zetten. Zodat je niet extra kunt focussen op alles wat nu niet prettig voelt, wat vaak alleen maar groter en heftiger wordt als je erop gaat letten. Geef jezelf de tijd om dit te laten zakken. Want het zakt altijd, echt.
Let op je ademhaling of kijk of er iets te doen is waarmee je je zinnen kunt verzetten. Zet een fijne film of serie op, praat met iemand over dit gevoel of juist over iets anders. Het ongemak hoort erbij, je doet iets wat je niet gewend bent en wat nog normaal moet worden. Hoe moeilijk ook, je mag het ongemak en de onrust zien als een teken van herstel. Je gaat ergens tegenin, dat is duidelijk. Je gaat tegen iets in wat ongezond is, maar voor jou wel normaal geworden is. Het is nu tijd voor een nieuwer en gezonder normaal.
6. Twijfels, twijfels, twijfels!
En soms slaan na die laatste hap de twijfels pas echt toe. Was dit te veel? Had ik dat moeten checken? Wat at de rest eigenlijk? At ik gister hetzelfde? Maar was dat misschien ook te veel?! Heb ik nog honger, ja ik heb nog trek. Nee, misschien ben ik aan het overeten, maar voel ik dat later pas?
De twijfels kun je niet altijd tegenhouden, maar het kan helpen om tijdens dat twijfelen te bedenken dat het voor een eetstoornis uiteindelijk nooit goed is. Had je iets anders gekozen, dan was daar ook wel wat op aan te merken. Had je meer of minder gegeten, had dat misschien ook niet goed gevoeld. Bespreek met iemand of je twijfels realistisch zijn of maak afspraken over de maaltijden om die twijfels zo veel mogelijk te beperken. En heb je het goed gedaan, maar twijfel je nog steeds, weet dan dat het erbij hoort. En dat het, met elke stap naar herstel, minder zal worden.
7. ‘Anderen hebben minder gegeten dan ik…’
Vergelijken is eigenlijk altijd een behoorlijke mood-killer, zowel tijdens als na herstel. Het is vrijwel altijd een oneerlijke vergelijking en doorgaans kom je zelf niet beter uit die wedstrijd, maar had je iets anders of ‘beter’ moeten doen. Het houdt ook nooit op, want er is altijd wel iemand die meer of minder heeft gegeten, zo kun je bezig blijven…
Als je herstelt van een eetstoornis kan een kleine maaltijd van een ander persoon enorm veel bij je losmaken. Waarom zij wel en ik niet? Zie je, ik ben een vreetzak. Wat zullen ze van mij denken?! Blijf je realiseren dat elk lichaam anders is en dat je op dat moment van vergelijken geen idee hebt wat een ander nog meer eet op een dag. Het gaat om jou. Om jouw lichaam, om jouw welzijn en om jouw herstel. Daar hoort voeding bij die voor jou, op dit moment, geschikt is.
8. ‘Strakjes kan ik vast wat minderen’
Je maaltijd opeten, je aan afspraken houden en uitdagingen aangaan; dat zijn allemaal ontzettend belangrijke en dappere stappen. Elke stap en elke hap draagt bij aan een gezonder eet- en leefpatroon. Maar het is tegelijkertijd ook best verleidelijk om na een goede maaltijd of spannende uitdaging, wat rustiger aan te doen. Terwijl je juist wilt dat die uitdagingen geen uitdagingen meer zijn, maar gewoon normaal worden. Waardoor het eten in het algemeen een stuk normaler en gezonder wordt, en jij je dus kunt richten op andere, leuke dingen.
Als je toch gaat compenseren, gaat minderen of op een andere manier naar de eetstoornis luistert, is ook die uitdaging uiteindelijk geen overwinning geweest. Als er gecompenseerd moet worden om iets te mogen eten, trekt de eetstoornis uiteindelijk aan het langste eind en ben je zelf vaak niets wezenlijk opgeschoten. Probeer je eetlijst aan te houden, je afspraken en maaltijden te volgen én daarbovenop die extra uitdagingen aan te gaan. Herstellen is niet alleen bepaalde producten durven eten. Herstellen is ook alles mogen eten zonder angst en zonder compromissen.
9. ‘Ik wil dooreten, nu moet alles op’
Die spanning en die onrust, maar ook de emoties die vrij kunnen komen door het eten, kunnen eetbuidrang veroorzaken. Als het mag, dan wil ik doorgaan. Alles of niets, om maar even niet te voelen. Weet dat ook dit bij eetstoornisherstel kan horen en dat het vaak zoveel meer zegt over de gevoelens die hier achter zitten. Wat wil je wegeten? Waarom wil je jezelf blijven vullen? Dat zijn vast menselijke behoeftes, waar je aandacht voor mag hebben.
Bespreek het met mensen om je heen en zoek samen of alleen afleiding. Probeer even uit je eigen hoofd en omgeving te gaan. Of juist, door erover te praten en te schrijven, wat dichter bij jezelf te komen. Bij de kern van wat je nu voelt. Als dat gezien mag worden, hoeft het vaak ook minder ‘weggemaakt’ te worden.
10. ‘Ik eet, dus er is niets aan de hand.’
Al heb je nog zo hard je best gedaan, wat eigenlijk al een duidelijk signaal is, je kunt je na het eten van een maaltijd of tussendoortje alsnog een aansteller voelen. Het is allemaal nep, niets aan de hand, want ik eet gewoon. Het valt dus wel mee… Een eetstoornis zal bij alles kunnen denken dat het erger kan of zelfs erger moet. Dat je eet, betekent niet dat het in je hoofd allemaal wel meevalt, want een eetstoornis gaat over veel meer dan het op krijgen van een maaltijd.
Dat je eet, zegt niet dat je geen eetstoornis meer hebt of dat je je in de praktijk moet bewijzen. Je ziek voelen, is al erg genoeg. Dat je eet zegt simpelweg dat je vecht, dat je herstelt en dat je tot aan die laatste kruimel en laatste twijfel hulp verdient.
Deze blog verscheen oorspronkelijk in 2021
Kom bij Proud2Bme gratis en anoniem in contact met lotgenoten, ervaringsdeskundigen, psychologen en dietisten. Op ons forum kun je jouw verhaal delen en/of vragen stellen. Ook kan je dagelijks met ons chatten (de agenda vind je hier). Wij staan voor je klaar.
Geef een reactie