Ik was hersteld. Dacht ik. Ik was al een aantal maanden weg uit de kliniek en het eten ging op zich prima. Ik kon weer mee uit eten, ik ging weer weg met vrienden en ik werd niet meer geleefd door de angst. Ik had ook veel grote stappen gezet, het ging ook echt beter. Was ik echt hersteld? Achteraf gezien nog niet helemaal. Er waren nog best veel tekenen dat ik nog niet helemaal was waar ik wezen wilde. Ik was nog niet zover als ik wilde, ook al dacht ik van wel.
Menukaarten opzoeken
Ik denk dat tenzij je een allergie hebt, het niet echt nodig is om voordat je uiteten gaat opzoek te gaan naar menu’s. Dit is iets wat ik wel een tijd heb gedaan. Ik wilde per se weten of ik ergens anders ook iets kon eten. Ik was bang dat als ik vooraf mijn keuze niet had gemaakt, ik ter plekke de druk niet aankon en voor niks koos. Ik zag dit zelf niet als een probleem, maar meer als een gebrek van mijzelf. Dat dit bij mijn eetstoornis kon horen had ik nooit echt verwacht.
Pas toen ik een tijd geen internet had vanwege een verhuizing, schrok ik hoe afhankelijk ik hiervan was. Ineens durfde ik niet meer. Dit was echter wel het moment waarop ik mij realiseerde dat ik niet uiteten durfde zonder mijn voorbereiding en dit besef kwam hard binnen. Het was mij duidelijk dat dit toch een nasleep was van die eetstoornis. Ik moest dit aanpakken. Mij heeft het geholpen om rustig te beginnen. Naar plekken gaan waar ik vaker was geweest. In het begin bestelde ik dan ook vaak hetzelfde als de vorige keer, alsof ik die veiligheid toch even nodig had. Na een tijd is het mij gelukt om ook deze (schijn)veiligheid los te laten en iets onbekends te bestellen.
(Onbedoeld) compenseren
Tijdens mijn eetstoornis heb ik veel manieren bedacht om te compenseren. De meest bekende zoals sporten en purgeren heb ik ook gedaan. Ik wist dat dit niet gezond was, dat kon ik wel aanvoelen. Toch lukte het mij niet om hier zelf mee te stoppen. Na veel gesprekken en veel oefenen lukte het mij uiteindelijk om echt braak en laxeervrij te worden. Iets waar ik nog steeds ontzettend dankbaar voor ben.
Na mijn tijd in de kliniek kwam ik erachter dat ik nog meer manieren kende. Toen ik veel thuis zat kwam ik erachter hoe moeilijk ik eigenlijk stil kon zitten. Mijn benen wiebelden constant en ik kon echt geen rust vinden. Om mijzelf uit te dagen heb ik een aantal dagen een dik boek met een kattenbelletje op mijn schoot gelegd. Zo werd het wiebelen een stuk lastiger.
Niet naar je lichaam luisteren
Ik at, ik deed leuke dingen en toch deed ik mijzelf nog tekort. Ik was snel moe maar weigerde hiernaar te luisteren. Continu bleef ik over mijn grenzen gaan, al gaf mijn lichaam nog zoveel signalen. Ik hield er een strakke dag planning op na. Na het opstaan, meteen douchen en dan ontbijten. Op de dagen dat ik honger had dook ik alsnog eerst onder de douche. Dat hoorde zo, dat moest zo. Ik bleef het lastig vinden om echt te voelen waar mijn lichaam behoefte aan had en deed hier mijn best ook niet echt voor. Heel zonde eigenlijk, als ik er nu over nadenk.
Ik heb echt moeten leren luisteren naar mijn behoeftes. Mij heeft het geholpen om soms echt even een stapje terug te doen en te kijken wat er gebeurd. Wil ik dit wel? Wat voel ik hierbij?
Situaties vermijden
Ik ben nooit echt iemand geweest die gelukkig wordt van braderieën of markten, maar deze vermijden vond ik nooit echt nodig. Toch is er na mijn opname een tijd geweest dat ik weigerde om hieraan deel te nemen. De kermis staat voor snoep, een braderie voor hapjes en op een markt moet ik ook weer eten. Ik vond dat alle evenementen die om eten draaide onzin waren en ik deed wel iets anders met mijn tijd. Ook was ik spontaan ziek op verjaardagen en bleef ik liever thuis bij een uitje. Het eten was niet eens het echte probleem, wel de focus op het eten. Ik vond het storend dat al die dagen draaide om eten, ik wilde dit juist loslaten. Ik denk dat er in het echt nooit een grote focus is geweest op die dagen, behalve bij mij. De mensen om mij heen aten wat zij normaal ook deden. Alleen ik maakte er een big deal van. Ik vermeed situaties die in mijn ogen om eten draaiden, maar ik maakte ze om het eten draaien. Dit was denk ik mijn excuus.
Nog steeds ga ik niet vaak naar grote evenementen. Ik raak snel overprikkeld en voel me daar vaak niet gelukkig. Ik heb het eten hier wel los van kunnen zien. Ik kan er juist naar uitkijken als ik ergens naar toe ga om daar iets nieuws te proberen. Vooral foodtruckfestivals vind ik nu echt heel leuk. Eindelijk kan ik ervan genieten.
Verkeerde intentie
Zat voorbeelden kan ik bedenken waar ik met een verkeerde intentie in ben gestapt. Hardlopen voor een betere conditie? Pokemon go voor de gezelligheid? Geen suiker voor mijn reuma? Alle mogelijke manieren om af te vallen pakte ik aan. Vaak had ik zelf niet eens door wat er meespeelde. Heel soms hoorde ik het stemmetje.
‘Misschien val je zo toch nog wat af.’ Of ‘Eindelijk dat vet uit de kliniek er weer af.’
Deze gedachtes voelden gek genoeg nog zo vertrouwd dat ik ze er maar liet zijn. Het herstellen was ook snel gegaan en echt afscheid nemen had ik nooit gedaan en wilde ik misschien ook nog helemaal niet.
Tijdens mijn eetstoornis heb ik een soort tweede stem ontwikkeld. Deze stem wilde mijn eten, bewegen en leven controleren. Het eten had ik aangepakt, en daarbij ook mijn leven. Het bewegen had ik wel echt kunnen minderen, maar de angst om niet te sporten was nog zeker aanwezig. Ik was ervan overtuigd dat niet sporten kon leiden tot gewichtstoename. Ik denk dat deze angst al veel zegt dat ik nog niet helemaal hersteld was.
Liegen over wat je eet
Voor, tijdens en zelfs na mijn opname heb ik gelogen over wat ik eet, hoeveel ik compenseer en wat het met mij doet. Als mijn moeder vroeg of ik mijn tussendoortje al op had knikte ik heftig ja. Dit was een te makkelijke manier om iets te skippen, die moest ik aanpakken. Ze geloofde me toch wel. Liegen vond ik ontzettend lastig en toch deed ik dit zonder erbij na te denken. Ik had het vaak al gezegd voordat ik er bij stil stond. De woorden waren al ontsnapt, ik zag ze nog net wegzweven.
Anderen merkten ook wel hoe erg ik die controle nodig had, maar juist omdat ik al zover was gekomen durfde niemand hier echt iets van te zeggen. Alsof dit mijn proces teniet zou doen. Achteraf was het voor mij handig geweest als ik dit wel had gehoord van anderen. Zelf had ik oprecht geen idee dat dit niet normaal was. Ook al kan ik dit anderen niet kwalijk nemen, ik wou dat ik iets meer openheid had uitgestraald waardoor het voor mijn omgeving makkelijker was geweest om hierover met mij in gesprek te gaan.
Zelf vond ik het heel lastig om deze punten te herkennen. Misschien ook omdat ik dan erkende dat ik nog niet zo ver was als ik wilde zijn. Ik was bang dat ik anderen teleur zou stellen. Ik ben uitbehandeld, ik heb toch geen eetstoornis meer? Helaas ligt het allemaal niet zo zwart wit. Ik vind het jammer dat ik dat toen zelf niet zo zag.
Welke punten herken jij?
Geef een reactie