Als je boulimia hebt, dan heb je ongetwijfeld wel eens opmerkingen van andere mensen ontvangen die niet zo handig waren. Voor mensen is het moeilijk om zich te verplaatsen in deze eetstoornis. Anorexia is toch bekender dan boulimia en zie je dan ook vaker voorbij komen op tv of in tijdschriften. Best gek, want er zijn veel meer mensen die lijden aan boulimia dan aan anorexia. Nog steeds maken mensen wel eens rare opmerkingen over mijn eetstoornis van vroeger. Gelukkig kan ik daar nu wel om lachen en er goed mee omgaan. In deze blog zal ik 8 dingen noemen die je beter niet kan zeggen tegen iemand met boulimia.
1. “Gelukkig heb je geen anorexia.”
Van alle ongelukkige opmerkingen die je kan maken, vond ik dit denk ik nog wel de meest pijnlijke. Helemaal ook omdat ik vaak wenste dat ik anorexia had. Ik had toch het idee dat mensen me dan serieuzer zouden nemen. Dit gevoel werd helaas alleen maar bevestigd door deze opmerking. Mensen zien wel dat anorexia heel erg is, maar dat boulimia erg is lijkt men vaak gewoon te vergeten. Van de buitenkant zag ik er gezond uit en leek ik dus niet ziek. Ik snap daarom ook dat mensen deze opmerking maakten. Ik heb periodes van heel streng lijnen en bijna niks eten afgewisseld met periodes van meerdere eetbuien per dag. Vooral in die laatste periodes voelde ik me echt diep ongelukkig. Ik voelde me dan zo vies en walgelijk over mezelf en ik baalde dan zo hard dat ik het lijnen niet gewoon vol kon houden. Als ik af zou vallen, dan dacht ik dat ik nog een reden hebben om trots op mezelf te zijn. Met die eetbuien had ik dat niet en daarom wilde ik graag anorexia hebben.
2. “Gelukkig had jij het niet zo erg.”
Deze opmerking hangt eigenlijk een beetje samen met de eerste. Laatst was ik met een vriendin en vertelde ik over mijn werk bij Proud en over werken met eetstoornissen. Er ontstond toen een gesprek over mijn eetstoornis van vroeger en ik vertelde hoe dat er bij mij uitzag. Die vriendin vertelde toen vervolgens dat ze de documentaire ‘Emma wil leven‘ had gezien. Vervolgens maakte ze de opmerking: ‘Dat was echt heftig, maar gelukkig had jij het niet zo erg’.
Mensen hebben deze opmerking vaker naar mij gemaakt. Ik had geen ondergewicht dus ik zag er niet zo ziek uit. Mensen gaan er dan automatisch van uit dat je dan niet zo’n erge eetstoornis hebt. Dit vond ik tijdens mijn eetstoornis heel erg moeilijk om te horen, omdat het vooral ook bevestigde wat ik zelf al dacht. Ik vond altijd dat mijn eetstoornis niet ernstig was. Ik had altijd het idee dat ik pas ernstig zou zijn als ik met zwaar ondergewicht opgenomen zou zijn in het ziekenhuis. Doordat mensen tegen mij zeiden dat mijn eetstoornis niet zo erg was, werd dat gevoel alleen maar bevestigd.
Nu vind ik het vooral vervelend als ik aan mensen uit moet leggen dat de ernst van eetstoornissen niet afhangt van het gewicht van iemand. Iemand kan een ernstige eetstoornis hebben zonder dat je het aan diegene ziet. Heel mager zijn is niet goed voor je lichaam, maar meerdere malen per dag jezelf volproppen, overgeven en laxeren is net zo slecht en dus ook heel erg.
3. “Oh, maar ik heb ook wel eens een eetbui. Dat heeft iedereen hoor!”
Als ik aan mensen uit moest leggen dat ik boulimia had en dus last had van enorme eetbuien, dan reageerden mensen vaak met dat zij ook wel eens eetbuien hebben. Ze bedoelden het natuurlijk goed en het was hun poging om zich in te leven in mij en begrip te tonen, maar ik vond dit niet leuk om te horen. Ik wist namelijk dat mijn eetbuien er heel anders uitzagen. Een eetbui was voor mij niet een zak chips in één keer leegeten. Een eetbui was voor mij veel meer dan dat en ik schaamde me hiervoor. Ik had het gevoel dat mensen mijn eetstoornis niet serieus namen door deze opmerking.
4. “Je kan toch ook weer een paar dagen gezond eten na een eetbui?”
Voor mensen zonder eetstoornis is het heel normaal om na een paar dagen ongezond eten weer een paar dagen gezond te eten. Op die manier blijven ze in balans. Ik snap heel goed dat mensen dit tegen mij zeiden als een voorbeeld van hoe het ook kan en dat je dus niet hoeft te braken of laxeren, maar voor mensen met boulimia is dit niet zo simpel. Bij mij was mijn eetpatroon één grote chaos en ik wist echt niet hoe ik moest beginnen met normaal en gezond eten. Als ik gezonder probeerde te eten, wilde ik eigenlijk ook meteen heel weinig eten om alle eetbuien te compenseren. Maar doordat ik dan weer te weinig at, ontstonden er weer eetbuien en zo was het cirkeltje weer rond.
Bovendien dacht ik in die tijd heel zwart-wit. Het was alles of niets bij mij. Als ik mezelf had voorgenomen gezond te eten en ik at dan één keer iets ongezonds, dan was de dag voor mij al verpest en was dit het startsein voor een eetbui. Alle remmen gingen dan los.
5. “Ik zou willen dat ik dat kon, overgeven na het eten. Dan kun je tenminste onbeperkt eten zonder aan te komen.”
Deze opmerking snapte ik ook nooit zo goed. Het lijkt bijna alsof het super positief is als je kan overgeven na het eten. Overgeven is echt hartstikke slecht voor je, maar er wordt zo gedaan alsof dat niet zo is. Met zo’n opmerking maakte de eetstoornis mij meteen wijs dat het heus niet zo slecht was wat ik deed en dat ik dus makkelijk zo door zou kunnen gaan. Overgeven is nooit de oplossing om niet aan te hoeven komen.
6. “Wat smerig!”
Ik snap heel goed dat mensen het smerig vinden als je ze vertelt dat je veel eet en het vervolgens weer uitkotst. Dat vind ik zelf namelijk ook, maar het is echt niet fijn om dit van andere mensen te horen. Ik schaamde me kapot voor mijn gedrag en ik wist dus dat het vies was wat ik deed. Als ik aan iemand vertelde dat ik dat deed, dan vertelde ik dat in vertrouwen en hoopte ik op steun. Door de bevestiging dat het inderdaad smerig is wat ik deed, werd mijn schaamtegevoel alleen maar groter. Ik wilde dan al helemaal niet meer over mijn problemen praten terwijl dat juist zo belangrijk is.
7. “Waarom eet je niet gewoon normaal?”
Ik heb heel vaak geprobeerd om normaal te eten, maar dit lukte me toen gewoon niet. Volgens mij is dit trouwens ook een opmerking waar je bij alle eetstoornissen tegenaan loopt. Als we wisten waarom we niet normaal aten, dan zouden we waarschijnlijk geen eetstoornis meer hebben gehad. Bovendien gaat een eetstoornis ook helemaal niet over eten en ‘gewoon normaal’ eten is niet zo makkelijk als dat het lijkt. Eten voelde voor mij als mijn houvast ondanks dat ik de controle daarover natuurlijk allang verloren was. Het voelde alsof ik de eetbuien nodig had om me ook maar ietsje beter te voelen.
8. “Je kan toch ook gewoon twee koekjes nemen en daarna het pak wegleggen? Zo moeilijk is dat niet.”
Als dat zo makkelijk voor me was, dan had ik dat waarschijnlijk allang gedaan. Ik vind zo’n opmerking vergelijkbaar met de opmerking ‘Maar je kan toch ook gewoon één glaasje wijn nemen?’ naar een alcoholist. Zo simpel is het gewoon niet. Zoals ik bij punt 4 al omschreef, was het bij mij alles of niets. Of ik at extreem gezond en bijna niks of ik at alles wat los en vast zat en propte mezelf helemaal vol.
Het lijkt misschien wel als een gebrek aan wilskracht, maar de eetbuien hadden voor mij een functie. Ik deed dit niet voor niets. Het was mijn manier van omgaan met problemen. Door middel van therapie leerde ik op een andere, gezondere manier daarmee om te gaan. Het eten had ik toen niet meer nodig om me ‘beter’ te voelen en daardoor was ik inderdaad ook beter in staat om maar twee koekjes te nemen. Maar zo vanzelfsprekend is dat dus helemaal niet als je boulimia hebt.
Tegen welke opmerkingen loop jij aan?
Fotografie: Daniel M Viero
Geef een reactie