Mijn tanden hadden het zwaar te verduren in de tijd dat ik een eetstoornis had. Dagelijks had ik eetbuien, soms meerdere keren per dag. Deze eetbuien bestonden vaak uit veel suikerrijke producten. Tot overmaat van ramp braakte ik het bijna altijd weer uit. Dit wekte ik zelf op, uit angst om aan te komen. Maar een andere angst werkte ik ermee in de hand. Namelijk de angst dat mijn tanden lelijk zouden worden. Al dat suiker en maagzuur is een behoorlijke aanslag op je gebit. Naar de tandarts gaan vond ik dan ook mega spannend. Hoe slecht zou m’n gebit eraan toe zijn? Zou de tandarts doorhebben dat ik een eetstoornis had? Of zou hij mij gewoon een vies en onverzorgd meisje vinden? De confrontatie durfde ik niet aan.
Toen ik voor de eerste keer overgaf na een eetbui, was ik me niet bewust van de gevolgen die het zou kunnen hebben. In tegendeel; ik had het idee het wiel uitgevonden te hebben. Ik kon mezelf in eetbuien verliezen zonder de gevolgen daarvan te ervaren. Op dat moment dacht ik dat het enige gevolg van eetbuien was dat ik dik zou worden. Dat had ik goed mis. Mijn eetstoornis in zijn geheel had allerlei negatieve gevolgen. Voor mijn stemming, mijn lichaamsbeleving, mijn bankrekening en nog veel meer. Zo ook voor mijn tanden.
Zelf merkte ik nog niks aan mijn tanden, maar op het internet las ik over de gevolgen van braken voor je gebit. Het klonk meer dan logisch en dat beangstigde mij enorm. Hoewel een eetstoornis nog veel meer nare en gevaarlijke gevolgen heeft, zou een slecht gebit heel zichtbaar zijn. Vandaar dat dat mij meer dwars zat dan wat dan ook. Hier zouden mensen mij om veroordelen. Hie zouden mensen mij minder om vinden. Dat wist ik zeker en dat probeerde ik juist te voorkomen.
Het aan de tandarts vertellen
Omdat ik me zo ontzettend veel zorgen maakte, wilde ik graag aan mijn tandarts vertellen over mijn eetstoornis. Ik wilde van hem weten of hij al iets kon zien aan mijn gebit. Hoe snel zoiets zou kunnen gaan en of er dingen waren waar ik zelf op kon letten. Dit aan mijn tandarts vragen, vond ik echt mega spannend. Ik heb al heel mijn leven dezelfde tandarts en zou hem nog vaak gaan zien. Ik was bang voor het oordeel van anderen, zo ook het oordeel van de tandarts. Mijn mogelijk vieze en kapotte tanden voelden als iets waar ik me voor moest schamen. Iets dat ik liever niet besprak en dus verborgen hield.
Twee keer per jaar gaan wij met het hele gezien bij hem langs. Dan heeft iedereen die halfjaarlijkse controle in één keer gehad. Lekker makkelijk. Zo hebben we het altijd gedaan en zo doen we het nog steeds. Dat mijn ouders er altijd bij waren, maakte het niet makkelijker om het aan de tandarts te vragen. Zelfs al wisten ze van mijn eetstoornis. Ik vond de vraag stellen al eng genoeg, dan hoefden er niet ook nog eens drie mensen bij te zijn. Zo zaten we weer met z’n allen bij de praktijk van mijn tandarts. En ja hoor, m’n eerste gaatje. Ik kon wel door de grond zakken van ellende.
Nu kan iedereen wel eens een gaatje hebben, maar ik linkte het direct aan mijn eetstoornis. De kans is natuurlijk ook wel heel groot dat dat de oorzaak was, maar het ging niet om het gaatje. Het ging om het gevoel dat ik had gefaald. Het idee dat de eetstoornis mij verwoestte en de angst dat het hek nu van de dam zou zijn. Definitieve schade aan mijn lijf, die nooit meer goed zou komen. Definitieve, zichtbare schade, waar mensen iets van zouden vinden. In mijn verbeelding hoorde iedereen al lachen en walgen achter mijn rug om. Ach, het is maar een gaatje, zou je misschien denken. Maar voor mij betekende het veel meer dan dat. Er werd een vervolgafspraak voor mij gemaakt om het gaatje te boren en vullen. Dit was mijn moment alleen met de tandarts. Het moment om over mijn eetstoornis te vertellen en te vragen wat er op mijn hart lag.
En zo liep ik een week later de praktijk van de tandarts weer binnen. Nadat hij mijn gaatje had behandeld, (wat niet prettig was, maar me ook alles meeviel) greep ik mijn kans. Ik voelde mij hoofd rood aanlopen en sputterde de woorden eruit: “Ik eh, ik heb een eetstoornis en eh… ja, eh… zie je dat aan m’n tanden?” De tandarts draaide zijn hoofd weg en mompelde wat vanachter zijn mondkapje. “Hmmmmm, tja… mja…” Herinneringen zijn niet altijd betrouwbaar en hij zal wel iets anders hebben gezegd, maar meer dan deze woorden herinner ik me niet. Wat ik wel heel zeker wist was dat zijn reactie niet was waar ik op hoopte. Het voelde alsof ik hem een ongemakkelijk gevoel had gegeven. Alsof hij hier ook niets mee kon. Alsof dit mijn probleem was en ik het zelf maar op moest lossen. Alsof het mijn eigen stomme schuld was dat ik een eetstoornis had. Alle vragen die ik had, heb ik niet meer gesteld. Ik wilde zo snel mogelijk naar buiten.
De oplossing
Hoewel ik altijd zou aanraden het aan de tandarts te vragen als je je zorgen maakt om je gebit, kan het helaas toch gebeuren dat je niet de reactie krijgt waar je op hoopt. Tegenwoordig zou ik misschien anders met zo’n reactie omgaan en gewoon doorvragen, maar toen stond ik niet zo sterk in mijn schoenen. Ik schaamde me dood en had spijt dat ik het had gevraagd. ‘Gelukkig’ begon de tandarts er nooit meer over, maar ik bleef wel zitten met mijn vragen. Welke conditie hadden mijn tanden en hoe kon ik ervoor zorgen dat ik ze niet naar de filistijnen zou helpen?
Ik wilde niet te maken krijgen met de gevolgen mijn mijn eetstoornis. Maar hoe meer ik erover opzocht, hoe moedelozer ik werd. Ik kon m’n mond wel blijven spoelen met lauw water na het braken, maar dat zou nooit alle schade kunnen verhelpen. Ik begon me af te vragen waarom ik mijn tandarts die vragen wilde stellen. Zou het uitmaken als ik wist wat de stand van zaken was? Zou ik op hand daarvan kunnen bepalen of ik nog wel even door kon gaan met mijn gedrag? Of zou ik kunnen beslissen dat herstellen van mijn eetstoornis toch niet zo’n haast had? Zou het antwoord van de tandarts beslissen of herstellen echt noodzakelijk was? Zou ik wel kunnen stoppen als het ‘echt moest’?
Elke eetstoornis brengt gevolgen met zich mee op zowel fysiek, mentaal als sociaal gebied. De één merkt veel van die gevolgen, de ander wat minder. Waar de één last van heeft, heeft de ander minder last van en andersom. Zelfs al zou je precies hetzelfde handelen, dan nog zou ons lijf en hoofd anders kunnen reageren. We zijn nu eenmaal niet dezelfde mensen. Misschien merk je nog niet zo veel van de gevolgen of denk je het te kunnen voorkomen, maar feit is dat het iedereen kan overkomen. Sommige vormen schade aan je lijf zijn permanent. Dus neem je eetstoornis, je herstel en jezelf serieus. De oplossing ligt in het herstellen van je eetstoornis en daar win je meer dan enkel een gezond gebit mee terug.
Moet ik nou wel of niet met mijn tandarts praten?
Zelf heb ik geen succeservaring met praten met mijn tandarts, maar ieder persoon is anders. Misschien is jouw tandarts wat makkelijker hierin, of misschien ben jij zelf wat mondiger. Misschien heb je wel heel specifieke vragen. Misschien neemt het je zorgen weg, of maakt het voor jou niks uit. Je kan daarin zelf kijken wat jij prettig en belangrijk vindt. Weet in ieder geval dat er geen domme vragen bestaan. Het gaat immers om jouw lijf! Weet dat jij niet vies of slecht bent omdat je een eetstoornis hebt.
Uiteindelijk kijk ik op deze situatie terug en maakt het niet meer uit. Zie ik in dat mijn tandarts misschien niet zo goed wist hoe hij moest reageren, maar dat dit niet persoonlijk met mij te maken had. Zie ik ook in dat ik iets assertiever had kunnen zijn, maar neem ik het mezelf ook niet kwalijk dat dat me niet zo goed lukte. Wellicht was op een papiertje schrijven wat ik wilde vragen nog een goede optie geweest, maar uiteindelijk zat de oplossing in herstellen van mijn eetstoornis. De schade aan mijn tanden was in eerste instantie een angst, maar later juist een motivatie. Zo draai je het ook weer om. Een gedachte die ik bewust heb kunnen inzetten bij eetbuidrang.
foto’s: pexels
Kan jij met je tandarts over dit soort dingen praten?
Geef een reactie