Het was koud, donker en rumoerig op straat. Ik had al uren niks meer gegeten. Honger, had ik, een pijnlijke leegte in mijn maag. Ik was uit met vrienden, maar kon me nauwelijks nog focussen op de gezelligheid. Ik moest eten, elke vezel in mijn lijf schreeuwde om voedsel. Ik durfde niet te eten, was bang dat ik weer door zou slaan in een eetbui als ik toegaf aan de honger. Na een strijd in mijn hoofd die uren leek te duren besloot ik om dan toch maar wat te nemen, het kon niet anders. Alleen de snackbar was nog open.
Verlekkerd staarde ik naar al het eten. Het mocht niet! Dit was te vet, te veel, te eng. Ik besloot toch een klein kroketje te bestellen. Ik haatte mezelf terwijl ik daar met die kroket in mijn hand stond, twijfelde bij elke hap. Totdat iemand van de groep naar mij toekwam en het ding zowat uit mijn hand sloeg. Want: Er zat vlees in! Zij was vegetarisch en een beetje dronken. Mijn kroket betekende gezeik. Ik was een viezerik die vlees at.
Ze bedoelde het ongetwijfeld als grapje. Zo zette ze het tenminste weg. Ik vond het verre van leuk, moest in de eerste paar minuten alles op alles zetten om een huilbui te voorkomen. Daarna werd ik boos, woedend zelfs. Hoe kon iemand dit doen, terwijl ik het al zo moeilijk had? Zij was één van de weinige mensen die ik destijds wel eens wat had verteld over mijn eetstoornis. Iemand die ik in vertrouwen had genomen. Wat een verraad. “Wees blij dat ik überhaupt iets eet!”
Toch deed ik niets. Te onzeker om voor mezelf op te komen. Te moe voor discussie. Ik lachte wat, propte die rot kroket naar binnen, wenste dat de avond snel voorbij zou zijn.
Ik ben zo lang, nog zo woest geweest om dit moment. Als het ging om mijn eetstoornis had ik mijn emoties niet in de hand. Mijn zwakke plek. Het was ook nooit goed. Op dat moment werd ik voor het eerst in mijn leven op een pijnlijke en ook best agressieve manier geconfronteerd met het vegetarisme. Het zorgde ervoor dat ik me op dat moment het liefst wilde afzetten tegen alles en iedereen met een vegetarische levensstijl. De boosheid die ik voelde van binnen, het onbegrip over mijn eetstoornis, al mijn verkrampte emoties, ze stonden klaar om zich te bundelen in een fixe afkeer tegen vegetariërs.
Een kleine gebeurtenis of trigger kan soms een grote impact hebben, zeker op een kwetsbaar moment, wanneer de emoties hoog oplopen. Het kan dan zelfs verleidelijk zijn om een grote, diverse groep mensen strak over één kam te scheren. Een valkuil, totaal onterecht natuurlijk!
Ik heb geen hekel aan vegetariërs. Sterker nog, ik overweeg zelf al een tijdje om er één te worden. Momenteel zou ik al gelabeld kunnen worden als ‘flexitariër‘. Één slechte ervaring wil niet zeggen dat je iets maar voor altijd af moet zweren. Toch moet ik bekennen dat het tijd nodig heeft gehad om me over mijn nare en ook boze gevoelens heen te zetten.
Vegetariër zou ik willen worden omdat ik graag mijn steentje bij wil dragen aan het milieu en aan onze aarde. Niet omdat iemand een keer een kroket bijna uit mijn handen sloeg terwijl ik een eetstoornis had. Motivatie moet van binnenuit komen en ik merk dat ik, als een dwars kind, niet goed tegen kritiek kan wat betreft dit onderwerp. Het stoot af. Sinds de gebeurtenis die ik hierboven beschrijf, doe ik het liever op mijn eigen manier, op mijn eigen tempo.
Nu ik geen eetstoornis meer heb kan ik naar een hoop dingen veel objectiever kijken, zeker als het gaat om eten. Ik zie nu zelf in dat het eten van vlees niet altijd de juiste keuze is voor mij. Ook kan ik nu het voorval met de kroket veel beter relativeren dan vroeger. Ik vind het jammer dat ik er bijna door geneigd was om in ‘kampen’ te gaan denken: Vóór of tegen het eten van vlees. Ik probeer de dingen niet zo zwart-wit te zien, maar probeer vooral dicht bij mezelf te blijven.
♥ Liefs,
Lotte
Geef een reactie