“Huh? Maar jij bent toch vegetariër?” Verbaasd word ik aangekeken. Ik moet lachen en slaak een lichtelijk vermoeide zucht op hetzelfde moment. “Nee, ik ben geen vegetariër, ik eet gewoon vlees.” Ik denk dat ik al zeker drie jaar lang op z’n minst één keer per maand dit gesprekje voer. Blijkbaar zie ik er uit als iemand die vegetariër is. Hoe een vegetariër eruit ziet weet ik ook niet precies, maar op de één of andere manier komt het heel erg vaak voor dat mensen denken dat ik geen vlees eet.
Ik ben zeker een grote dierenvriend. Als klein meisje richtte ik de ‘arme-dieren-reddings-club’ op. Samen met mijn beste vriendinnetje ging ik de straat op om kattenvoer aan katten te geven en vissenvoer in de sloot te strooien. Ook schreef ik ooit een brief aan de burgemeester van ons dorp met de vraag of ze iets konden doen om alle mieren en andere kleine beestjes die platgestampt of overreden werden te redden. Op zich is het ook niet eens zo’n heel gek idee dat ik misschien wel vegetariër zou zijn. Ik ben het namelijk ook een jaar of 5 geweest, tijdens mijn eetstoornis.
Ik houd heel veel van dieren en vind hun welzijn belangrijk, maar dit was voor mij niet de reden om vegetariër te worden, al zei ik dat dat wel zo was. Voor mij was de voornaamste reden dat ik hoopte op die manier minder te kunnen eten. Bepaalde producten ontwijken en minder calorierijke producten eten. In de praktijk viel dit verschil eigenlijk wel mee. Zeker tegenwoordig zijn er ontelbare vleesvervangers en ook in restaurants heb je veel vegetarische en veganistische opties. Toch voelde het niet eten van vlees voor mij als een stukje controle. Nog een ding met betrekking tot voedsel waar ik, of dus eigenlijk mijn eetstoornis, de baas over was.
Het vegetarisch zijn hoorde bij mijn eetstoornis en dat is ook de reden dat ik juist wél weer vlees ben gaan eten tijdens mijn herstel. Ik kwam op een punt waar ik mijzelf niks meer wilde onthouden. Als ik ergens zin in had, dan wilde ik dat kunnen eten. Ik was al lang genoeg streng geweest voor mijzelf. Het voelde alsof ik met het vegetarisch eten, een klein stukje eetstoornis vast bleef houden. Ik wilde alles wat voor mij met mijn eetstoornis in verband stond los kunnen laten. Daar hoorde het stukje vlees eten bij.
Hoewel het dubbel voelde om weer vlees te gaan eten, ben ik heel erg blij dat ik die stap heb gezet. Het heeft mij gebracht dat ik volledig naar mijn behoefte heb leren eten. Ik leerde voelen waar ik zin in had qua eten en leerde dat mijzelf ook toestaan. Het valt te bediscussiëren of dit een egoïstische keuze is. Enerzijds zou je kunnen zeggen van wel. Ik stel mijn eigen behoefte vóór op het welzijn van dieren en het milieu. Anderzijds denk ik dat er genoeg manieren zijn waarop je iets voor dieren en het milieu kunt doen. Mijn eigen geluk gaat op dit moment op dit vlak even voor. Het eten van vlees heeft het herstelproces van mijn eetstoornis versneld. Ook heb ik het hiermee volledig af kunnen maken en daar ben ik heel dankbaar voor.
Nog steeds eet ik vlees. Wel een stuk minder dan een aantal jaar geleden. Ik vind het belangrijk om over mijn keuze na te denken met betrekking tot het milieu en dierenleed. Daarom maak ik bijvoorbeeld meer bewuste keuzes in de hoeveelheid vlees die ik eet en wat voor soort. Toch onthoud ik het mijzelf niet helemaal. Met betrekking tot mijn geschiedenis met een eetstoornis voelt dat goed. Wel wil ik mijzelf verdiepen in hoe ik de beste keuzes kan maken. In mijn zoektocht ben ik op een paar interessante wetenswaardigheden gestuit die ik graag met jullie deel.
1. Beter gehakt dan biefstuk
Toen ik er even over nadacht leek het vrij logisch, maar ik had er niet eerder bij stilgestaan. In gehakt wordt het vlees van zowel vlees-, als melkkoeien verwerkt. Melkkoeien zijn wat dat betreft dus ‘multi-inzetbaar’, omdat ze voor meerdere doeleinden gebruikt kunnen worden. Voor biefstuk worden speciale vleeskoeien gebruikt. Dit is een zwaardere belasting voor het milieu omdat er onder anderen meer ruimte en voer nodig is.
2. Beter kip dan rund
Vlees is minder goed voor het milieu dan plantaardige producten, omdat voor het produceren van veevoer veel land, water en energie nodig is. Kippen hebben minder voer nodig dan bijvoorbeeld runderen. Voor 1 kilo kippenvlees is gemiddeld 2 kilo veevoer nodig; voor 1 kilo rundvlees gemiddeld 19 kilo voer. Daarbij zorgen kippen voor minder broeikasgassen dan runderen of schapen, omdat ze geen methaan uitstoten. Wel bevat kippenvoer relatief veel soja en de productie van soja voor veevoer veroorzaakt ook milieuproblemen. Ondanks dat is het nog steeds een meer milieu-bewuste keuze om kip te eten dan rundvlees.
3. Beter kip dan kaas
Om kaas te produceren is melk nodig en voor melk zijn koeien nodig. Per kilo kaas is ongeveer 6 tot 8 liter melk nodig om het te maken. Koeien hebben het eerder besproken veevoer nodig om melk te produceren, meer dan kippen nodig hebben. Hierdoor is het produceren van kaas meer belastend voor het milieu dan kippenvlees of eieren.
4. Biologisch of niet?
Biologisch vlees eten en milieubewust eten gaan niet helemaal hand in hand. De voordelen die biologisch vlees heeft voor het welzijn van de dieren, is niet altijd goed voor het milieu:
Voordelen voor het milieu:
- Het voer voor biologisch gehouden dieren is verbouwd zonder kunstmest en synthetische bestrijdingsmiddelen.
- Een groter deel van het voer is afkomstig uit de regio.
- Weidegang en vrije uitloop zijn beter voor het dierenwelzijn.
- Het land dat voor biologische landbouw gebruikt wordt, heeft een hogere kwaliteit (denk aan biodiversiteit) dan dat voor gangbare landbouw.
Nadelen voor het milieu:
- Biologisch gehouden dieren hebben per kilogram eindproduct meer voer nodig, omdat ze meer bewegen en langer leven.
- Ook is er voor biologische veeteelt meer land nodig (zowel voor het voer als voor de dieren).
- Weidegang en vrije uitloop zorgen voor meer druk op bodem-, water- en luchtverontreiniging, omdat mest en vervuilende stoffen (zoals fijn-stof dat opwaait door scharrelen) niet afgevangen kunnen worden.
Alles tegen elkaar afgewogen blijkt dat het verschil tussen uitstoot van biologische- en niet-biologische producten toch niet groot is, eigenlijk verwaarloosbaar. Wat dat betreft is het als je vlees eet dus in principe beter om voor biologisch vlees te kiezen, behalve voor je portemonnee misschien…
Conclusie?
Al met al genoeg stof om over na te denken. Ik blijf voorlopig bij mijn keuze om wel dierlijke producten te eten wanneer ik daar zin in heb en maak daarin nog steeds, of steeds meer, bewuste keuzes. Misschien dat er ooit een moment komt waarop vegetarisch of veganistisch eten voor mij niet meer gelinkt staat aan mijn eetstoornis en ik dat dus zorgeloos kan doen. Tot die tijd draag ik op andere manieren bij aan een beter milieu en dierenwelzijn en staat mijn eigen geluk voorop.
Waarom eet jij wel/niet vegetarisch of veganistisch?
Geef een reactie