Mijn eetstoornis was ontdekt. De therapie was gestart, dit was het moment. Ik moest eraan geloven. Ik moest afscheid gaan nemen van mijn eetstoornis, ook al wilde ik dit helemaal niet. Maar wat ik leek te willen leek niemand iets te schelen. Ik had een probleem en dat moest gefixt worden. Ik moest gefixt worden. Ik was dus kapot, zo klonk het. Ik voelde me helemaal niet kapot en ik wilde niet gemaakt worden. Ik wilde vooral mijn gang gaan, het ging toch best wel goed zo?
Hoe vaak ik wel niet hoorde dat mijn leven beter ging worden zonder eetstoornis. Dat mijn eetstoornis mij beperkte, dat het mij somber en vlak maakte. Niemand leek te begrijpen, of te willen begrijpen, waarom ik die eetstoornis zo nodig had. Ik wilde afgevlakt en somber zijn, het was voor het beste alternatief. Althans, zo voelde dat toen. Ik was liever somber dan depressief en liever afgevlakt dan dat ik de depressie echt weer ging voelen. Dit leek mij een veiligere optie. Zo deed ik geen gekke dingen en hoefde niemand zich zorgen te maken. Toch?
Toch kwam het moment daar dat ik die eetstoornis moest gaan loslaten. Mijn manier om met spanning om te gaan. Dit was een destructieve manier, maar zo ervoer ik het niet. Ik maakte toch niks kapot? Ik deed toch niemand kwaad? Mijn eetstoornis hield mij juist in bedwang. Zorgde ervoor dat het niet uit de hand liep. Dat ik veel verder van huis was dan ik had gedacht, ontdekte ik veel later pas.
Op zoek naar andere manieren
Die eetstoornis had ik nodig. Ik had mijn redenen waarom ik hier mijn vlucht in had gezocht. Ik hoefde niet meer te voelen, dan ging het goed. Zodra ik iets wilde raakte ik in paniek. Vaak omdat dit gevoelens (en gedachtes) waren die ik helemaal niet wilde hebben. Niks wat het beste alternatief. Voordat ik hiermee aan de slag kon moest ik eerst weer op gewicht komen. Ik vond dit ontzettend lastig. Ineens moest ik die strijd aangaan terwijl ik nog helemaal geen tools had om dit gevecht te winnen. Het gevoel kwam terug, maar ik moest blijven eten. Ik probeerde afleiding te zoeken. Sporten en wandelen mocht ook al niet, iets waar ik ook altijd mijn ei in kwijt kon. In plaats daarvan keek ik films, las ik boeken, knuffelde ik de kat.. Alles probeerde ik. Helaas zonder echt succes.
De spanning bleef maar oplopen. Het voelde alsof ik een bom was die aan het opladen was, maar wanneer ik zou ontploffen wist ik niet. Die uitbarsting is gekomen. Huilend van paniek op de badkamer vloer. Ik moest mijzelf kapot maken, ik moest aarden. Aarden om niks meer te voelen. Mijn handen bonkend tegen de muur. Het was niet genoeg. Uiteindelijk vond ik hier wel een manier. Een manier die helaas ook verslavend werkt. Ik had nog een destructieve uiting gevonden.
Meteen wist ik dat dit niet de oplossing ging zijn. Ik voelde het aan alles, dit is verkeerd. Maar waarom kon ik er dan niet mee stoppen? Die vraag kon ik niet beantwoorden. Ik schaamde me en durfde niks te vertellen. Weer voerde ik het gevecht alleen, terwijl iedereen dacht dat ik genezen was.
Weer begon ik te zoeken naar oplossingen, maar ik vond alleen problemen. Om mijn gedachtes te verzetten en de drang uit te zitten begon ik vaker schoon te maken. Langer schoon te maken. Het maakte me rustig en het lukte mij op deze manier om die drang uit te zitten. Wat ik toen niet doorhad is dat ik een nieuwe destructieve manier had gevonden.
Relativeren
De eye-opener die ik hier beschreef heb ik echt nodig gehad om in te zien dat dit niet de juiste manier was. Weer was ik mijzelf verloren, dit keer in het schoonmaken. Het werd mij duidelijk dat ik echt op zoek moest gaan naar gezonde copingsmechanismen. Ik probeerde mijn gedachtes en gevoelens uit te dagen. Wat ik denk, waar komt dat vandaan? Naar welke stem luister ik nu? En wat levert het mij op om hiernaar te luisteren? Wat gaat er gebeuren als ik hier niet naar luister en is dit erg? Dit soort vragen hebben mij echt geholpen om meer inzicht te krijgen in wat er in mijn hoofd omgaat. Zeker in het begin vond ik het lastig om deze vragen ook echt erbij te pakken. Ik schreef ze op en plakte ze in mijn kamer. Zo raakte ik steeds meer aan de vragen gewend en kon ik ze ook snel zien als ik mijzelf leek te verliezen.
Ondertussen heb ik de vragen eigen gemaakt, maar niet meer echt nodig gehad. Ik heb geleerd dat er wel degelijk manieren zijn om met die spanning om te gaan zonder in die destructieve kant te vluchten. Het is soms alleen even zoeken welke manier het beste bij je past. Zo heeft het voor mij geen zin om rustig een boek te gaan lezen, hier word ik dan juist chagrijnig van. Ik kan mij niet concentreren en mijn hoofd staat er echt niet naar. Ik heb mazzel dat ik een hele lieve vriend (en huisdieren) heb ik waar ik altijd bij terecht kan en waar ik goed mee kan praten. Dit helpt mij al heel erg om het niet bij mij te houden en die destructieve gedachtes voor te zijn.
Hoe ga jij om met destructieve gedachtes?
Meer tips lezen tegen destructief gedrag? Klik dan hier.
Geef een reactie