Ik ben altijd een gevoelsmens geweest. Zo werd ik door anderen in ieder geval omschreven. Ik voelde altijd van alles. Soms was dit fijn, maar lang niet altijd. Ik nam gevoelens van anderen over. Dit heeft me een tijd in de weg gezeten. Vaak genoeg voelde ik me verdrietig, terwijl ik hier zelf geen aanleiding voor vond. Ik was – en ben eigenlijk nog steeds – een soort kameleon die moeiteloos emoties eigen maakt. Zo voelde ik naast mijn eigen gevoel soms ook een ander verdriet dat ik moeilijk kon plaatsen.
Jarenlang heb ik mijn eetstoornis gebruikt om mijn gevoelens te vermijden. Om alle woede en al het verdriet er maar niet te laten zijn. Ik kon het niet aan. Althans, dat dacht ik. Misschien kon ik dat ook echt niet. Mijn eetstoornis hielp mij om met deze gevoelens om te gaan. Hoe dieper ik wegzakte in de eetstoornis, hoe minder ik voelde. Precies wat ik wilde, waar ik naar verlangde. Ik wilde niet stilstaan bij mijn gevoel.
Hier raakte ik erg van in de war. Waarom voel ik me verdrietig als hier geen aanleiding voor is? Ook op de momenten dat ik deze aanleiding wél had, kon ik schrikken van de intensiteit van mijn verdriet en woede. Ik kon ineens overvallen worden door een intens verdriet waar ik me vaak geen raad mee wist, behalve ontzettend veel en hard huilen. Iets waar ik niet aan leek te kunnen ontsnappen.
Het verkeerde voelen
Elke dag werd ik opnieuw geplaagd door deze negatieve emoties. Dat gevoelens een functie hadden, zag ik absoluut niet. Ik had hier last van en wilde hier van af. Maar hoe? Ik wist het niet. In deze tijd voelde ik mij erg onzeker en wilde ik graag wat afvallen. Thuis liep het niet lekker en voordat ik het wist zat ik verstrikt in een web van eetgestoorde leugens. Ik groeide meer en meer naar een eetstoornis. Al snel merkte ik dat dit mij intern meer rust gaf. De borrelende woede en het intense verdriet verdwenen een beetje naar de achtergrond. De eetstoornis haalde de scherpe randjes eraf. Mijn leven werd weer even dragelijk.
Ik werd immuun voor de woorden en daden van mijn vader. Het raakte me niet meer. Wat ze op school van mij vonden, deed mij ook steeds minder. Ik dacht dat ik zelfverzekerd was geworden, maar ik voelde de angsten rondom mijn onzekerheid niet meer. Ik was niet zelfverzekerder of gelukkiger geworden; ik kon alleen niet meer voelen dat dat niet zo was.
Naast de huilbuien verdwenen ook de momenten dat ik krom lag van het lachen. Dat ik buikpijn had van plezier en dat ik kon glimlachen bij het zien van een kat in de zon. Ik was verdoofd. Ook de mooie momenten verdwenen. Ik werd opgeslokt in een groot, zwart gat dat mijn leven was zonder plezier.
Bang voor gevoelens
Een reden waarom ik weigerde deze gevoelens aan te gaan, was de angst die in alles doorsijpelde. Ik was ontzettend bang dat het voelen zou leiden tot iets destructiefs. Ik was bang dat ik mijzelf niet in de hand zou hebben, mijzelf of misschien anderen iets aan zou doen. Ik stond niet voor mezelf in. Dat de eetstoornis destructief was, ontkende ik. Deze hield mij juist in bedwang. Dacht ik.
Ook was ik bang voor de gevoelens die ik tot voor kort als positief bestempelde. Echt positief waren ze alleen niet meer. Ik was bang voor alle angsten die blijdschap met zich meebracht. De stemmen in mijn hoofd die de discussie aangingen. Dat ik niet blij mocht zijn; ik verdiende dit helemaal niet.
Ik mag niet voelen
Het enige wat ik mocht voelen was pijn. Pijn van de honger. Pijn van de vernieling van mijn lichaam. Hoe ironisch en dubbel dit ook klinkt, want ik was ook bang dat ik mijzelf op andere manieren pijn zou doen. Toch zat hier in mijn ogen een verschil in. De eetstoornis was controleerbaar. Ik dacht het onder controle te hebben. Ik kon hier niet in uitschieten. Een eetstoornis at mij langzaam op, ging niet van de één op andere dag. En daarbij weigerde ik te erkennen dat mijn eetstoornis mij kapot maakte. Mijn eetstoornis heelde mij juist. Toch?
Dat ik ook geen fijne dingen mocht voelen, was misschien wel een prettige bijkomstigheid. Dat verdiende ik namelijk ook helemaal niet. Ik wilde mezelf niet kapot maken, maar ik verdiende wel pijn. Mijn hele leven bestond uit contradicties die mijn leven er niet makkelijker op maakten. Mijn eetstoornis hield mij in bedwang, zorgde ervoor dat ik mijzelf geen pijn deed, maar diezelfde eetstoornis maakte me kapot. En dat vond ik prima.
Ik ben het niet waard om te voelen. Om blijdschap te kennen. Om verdrietig te zijn.
Langzaamaan verdween ik in mijn eigen verdriet, om mijn verdriet. Wat ik niet wilde voelen. Wat ik weigerde te voelen.
Het aangaan
Na jaren uit de weg gaan en opkroppen was het dan zover. Tijdens EMDR sessies moest ik weer bij mijn eigen verdriet en pijn komen. Alles wat ik al die tijd had genegeerd, werd nu het gesprek waar ik niet meer omheen kon. De verhalen die ik al vaker had verteld zonder een kik te geven, kwamen nu amper naar buiten. De woorden kreeg ik amper over mijn lippen zonder in tranen uit te barsten. Wat er was veranderd weet ik niet, misschien dat het voor mij genoeg was om te weten dat het mocht. Dat het veilig was. Dat er op dat moment niks kon gebeuren. Ik kon mijzelf niet verliezen. Mijn therapeute was erbij en ik vertrouwde haar.
Steeds beter leerde ik om mijn gevoelens in kaart te brengen en te begrijpen. Hier heb ik geleerd waarom en hoe ik mijn eetstoornis inzette om de rust te voelen. Dit besef kwam heftig binnen, maar het was wel nodig om te onderzoeken waarom ik dit deed. Waarom ik mijn eetstoornis zo nodig had.
Nog steeds vind ik gevoelens soms een lastige kwestie. Niet alleen die van mij, maar ook van anderen. Ik ben erg vatbaar voor emoties van anderen en kan mij dit erg aantrekken. Gelukkig lukt het mij nu veel beter om mijn eigen gevoel hierin te herkennen en te vinden. Ik heb geleerd dat ik er niks mee opschiet om mijn gevoelens te negeren. Uiteindelijk kom ik mijzelf alsnog tegen en heb ik er dan geen grip meer op.
Hoe ga jij om met gevoelens?
Geef een reactie