Toen in therapie de term perfectionisme werd genoemd voelde ik daar in eerste instantie niet zo veel bij. Perfectionisme? Hoezo dan? Als ik perfectionistisch was, dan had ik heus wel beter m’n best gedaan. Nee, ik vond mezelf absoluut niet perfectionistisch. Ik was de chaos zelve en deed vaak helemaal niet mijn best. Ik vond het allemaal maar moeilijk en wilde er liever niet aan beginnen. Dat is niet wat ik zag als perfectionisme. Mijn behandelaren waren het daar niet mee eens. Wat is perfectionisme dan eigenlijk?
Bij perfectionistische mensen dacht ik altijd aan mensen die alles tot in de puntjes geregeld hebben en misschien wel ietsje te hard hun best doen. Mensen die op de kleinste, onnodige details letten en voorbij gaan aan het grotere geheel. Daar was bij mij nou niet bij uitstek sprake van. Met mijn twee linkerbenen, aangeboren warhoofd en angstige houding voelde ik mij verre van perfectionistisch. Ik was en ben niet de meest verfijnde persoon, vind ik. Dit is misschien niet erg, maar toen vond ik dit in ieder geval geen perfectionisme. Nee, perfectionistische mensen zijn Pietjes Precies, geen Irene-All-Over-The-Place.
Ik had een heel eenzijdig beeld van wat perfectionisme nou eigenlijk is. Dat beeld kon ik bij mezelf niet plaatsen, maar intussen weet ik wel wat mijn behandelaar bedoelde. Intussen herken ik die perfectionistische eigenschap heel goed bij mezelf. Die torenhoge eis waar ik nooit aan kon voldoen. De ontzettende angst om te falen. Het hardnekkige zwart-wit denken. Van alles moeten en ook veel niet mogen, want anders? Anders zou iedereen zien wat een waardeloos mens ik was. Ze zouden me uitlachen en ik zou alleen achter blijven. Dat zijn best pittige gevolgen, los van of ze waar zijn… In mijn hoofd waren ze wel waar. Ik besef dat je op verschillende manieren naar dit soort gedachten kan handelen. Voor mij zag dat er als volgt uit:
“Ik kan het toch niet, dus ik begin er maar niet aan”
In tegenstelling tot extra had werken, kon mijn perfectionisme er juist voor zorgen dat ik bevroor in bepaalde situaties. Als je iets doet, moest je dat goed doen, anders kon je het net zo goed niet doen. Ik was zo bang dat ik zou falen en dat anderen zagen dat ik zou falen, dat ik liever niet aan bepaalde dingen begon. Ik dacht bij voorbaat al dat ik iets niet zou kunnen of niet goed genoeg zou zijn. Hierdoor kon ik sommige dingen onwijs uitstellen of ontlopen, wat mij soms in de problemen bracht of al met al niet bevorderlijk was voor mijn zelfbeeld. Aan de gedachte die erachter zat kon ik dan compleet voorbij gaan, waardoor ik mezelf bestempelde als een lui en ongemotiveerd persoon. Hier kon ik me erg schuldig of minderwaardig over voelen. Wie zit er nou op mij te wachten?
“Help! Waar ben ik aan begonnen?”
Ik zie mezelf als een enthousiast persoon met brede interesses. Ook kan ik af en toe wat impulsief van aard zijn. In bepaalde mate is daar natuurlijk niets mis mee, misschien is het zelfs een kracht van mij, maar het moet je niet in de weg gaan zitten. Dat is echter weer een ander verhaal, dus even terug naar dat perfectionisme. Soms kon ik vanuit mijn enthousiasme ergens ‘ja’ op zeggen, maar als ik dan eenmaal begonnen was, begon mijn onzekerheid op te spelen. Bij de eerste kleine tegenslag of onzekere gedachte kon ik direct ontmoedigd raken. Zie je wel, dit gaat helemaal mis! Jij kán dit niet! Ik vroeg me af waar ik aan was begonnen. Deze extreme stress kon mijn functioneren heel erg in de weg zitten. Paniek, willen opgeven, rare sprongen maken, me schamen… Mijn eetstoornis was hiervoor een uitvlucht.
“Ik heb het helemaal verpest”
Deze paniek kon soms ook achteraf komen. Al met al kon ik misschien best blij zijn met een bepaalde dag, een project of situatie, maar achteraf kon ik het ineens helemaal overdenken en bleef ik maar piekeren. Zei ik toen niet iets raars? Had ik niet iets anders moeten doen? Is dit wel echt de juiste keuze geweest? Kon het niet beter? Zien anderen iets dat ik niet zie? Natuurlijk was er altijd wel iets te bedenken. Mensen zijn nu eenmaal niet perfect, maar voor mij woog dat kleine iets ontzettend zwaar. Ook is het logisch dat je mening met de tijd misschien wel wat verandert. Dat je op dit moment in je leven iets uit het verleden anders had willen aanpakken. Toch goed om te bedenken dat het op dat moment goed voelde. Wat gedaan is is gedaan, maar wat nog komt moet nog komen.
“Het is (nog) niet goed genoeg”
Hoewel dit misschien niet altijd het geval was, herkende ik wel het idee niet goed genoeg te zijn en als gevolg daarvan van alles proberen te doen. Dit kon zich bijvoorbeeld uiten in het honderd keer opnieuw schrijven van dezelfde drie zinnen in een essay waardoor ik – ironisch als het is eigenlijk is – uiteindelijk nog niet productief was. Ook in mijn eetstoornis kwam deze gedachte duidelijk naar voren. Een eetstoornis gaat uiteindelijk niet over eten of uiterlijk, maar dat wil niet zeggen dat dat geen rol kan spelen. Ik was wel degelijk bezig met het behalen van ‘het perfecte uiterlijk’ ofwel het behalen van ‘het perfecte dunne lichaam’. Het was een pijnlijke strijd, gezien het onhaalbare doel, maar door mijn eetstoornis kreeg ik ook nog eens last van een vertekend lichaamsbeeld, waardoor het helemáál onbegonnen werk leek te zijn. Ik kon hierin switchen tussen gedachten als ‘laat maar, het is toch al verpest’ en ‘ik moet nu alles op alles zetten om mijn doel te bereiken’.
“Ik ben bang voor afwijzing”
Dit kopje vat eigenlijk alles samen. Perfect of goed genoeg willen zijn is één ding, maar wat die eis zo belangrijk maakte waren de gevolgen die ik dacht dat het zou hebben als ik daar niet aan voldeed. Ik was bang voor afwijzing. Bang dat ik niet goed zou lukken, bang dat mensen me zouden uitlachen, bang dat anderen me niet moesten, bang dat ze me niet goed genoeg zouden vinden. Hierdoor probeerde ik situaties waarin ik kon falen te vermijden. Hierdoor kon ik in paniek raken bij een kleine tegenslag. Hierdoor wilde ik het perfecte lichaam hebben. Hierdoor wilde ik niemand teleurstellen, waardoor ik mezelf soms wegcijferde, maar vooral ook vluchtte in mijn eetstoornis, om deze angsten even niet te hoeven voelen.
Ik had lang niet altijd zich op de heftige gedachten die mijn perfectionisme en eetstoornis voedde. Ook speelde het niet op elk gebied in mijn leven een rol of kon de rol wel eens verschillen. Dit had vaak te maken met welke mensen er bij betrokken waren. Hoeveel waarde ik aan specifieke dingen hechtte. Hoeveel ervaring ik wel of niet ergens mee had, et cetera. Het was geen vaste rekensom die telkens hetzelfde werkte. Hierdoor vond ik het vaak lastig om mijn vinger erop te leggen. Uiteindelijk heeft therapie en het maken van vele G-schema‘s mij hier heel erg mee geholpen. Toen ik zicht kreeg op de heftige gedachten waar mijn gedrag op gebaseerd, leerde ik mijzelf steeds meer begrijpen.
Vanaf dat moment kon ik me af gaan vragen of die gedachten wel klopten en welke denkfouten ik maakte.
Gaat dit of dat werkelijke zulke heftige gevolgen hebben? Hoe belangrijk is het dat dit helemaal goed gaat? Maken de mensen om me heen nooit ‘fouten’? Mag het ook gewoon leuk zijn? Ben ik de toekomst rampzalig aan het voorspellen, zonder dat ik daar bewijs voor heb? Denk ik nu in uitersten, terwijl er ook een middenweg bestaat? Vul ik in voor een ander? Betrek ik het te veel op mezelf? Ben ik niet veel te streng? Ben ik enkel op zoek naar negatief bewijs of kijk ik ook naar wat er wel goed gaat? Heb ik hier iets aan of houdt het me in werkelijkheid alleen maar tegen?
Negatieve denkpatronen kunnen er langzaam insluipen als gevolg van negatieve ervaringen en trauma. Ook denk ik dat je karakter er een rol in speelt. Het veranderen van bepaalde denkpatronen is niet makkelijk en misschien dat sommige denkpatronen nooit helemaal weg gaan. Dat hoeft denk ik ook helemaal niet. Sterker nog, ben je dan ook niet naar een soort onmogelijke perfectie aan het streven? Hoewel mijn perfectionistische gedachtegangen niet helemaal weg zijn, zijn ze wel een stuk milder. Ik heb ze eerder door en durf ze ook in twijfel te trekken. Als ik er niet uit kom, bespreek ik ze met vrienden die mij helpen om te relativeren. Elke dag dat ik ouder word, word ik ook een stukje milder naar mezelf. Het hoeft allemaal niet zo zwaar te wegen. Groei zoveel je wilt, maar maak jezelf niet ziek door het opleggen van eisen. Goed is goed genoeg. Één ding weet ik zeker: vluchten in een eetstoornis, dat wil ik nooit meer.
Wat betekent perfectionisme voor jou?
Geef een reactie