Toen ik nog erg veel last had van mijn eetstoornis en niet lekker in mijn vel zat, vond ik het soms best lastig om me daarover uit te spreken. Ik durfde niet zo goed onder woorden te brengen hoe ik me werkelijk voelde. Dan wel omdat ik me ervoor schaamde, maar ook omdat het uitspreken van wat er werkelijk aan de hand was te confronterend voor mezelf kon zijn. Toch had ik behoefte aan steun en begrip van anderen. Door middel van een soort ‘hints’ aan mijn omgeving hoopte ik dat ze me zouden begrijpen.
In de eerste instantie werkte dit lang niet altijd zo goed. Wanneer mensen mij goed kenden hadden ze misschien wel door dat er iets meer speelde, maar het was voor hun ook niet altijd helemaal duidelijk hoe ze er op moesten reageren als ik het zelf nieteens kon uitspreken. Na een tijdje heb ik aangegeven dat wanneer ik sommige dingen zeg, ik eigenlijk bedoel dat het even helemaal niet zo lekker gaat en dat ik wel een steuntje in de rug kan gebruiken. Al zijn het maar een paar lieve woorden zodat ik me niet meer zo alleen zou voelen.
Het maakt niet uit welke reden je hebt om even niet over je problemen te willen praten, maar het is wel belangrijk dat je niet in je eentje met dit gevoel blijft zitten. Als het moeilijk is om te praten zijn er veel dingen die je kan doen om je omgeving toch te laten weten hoe het met je gaat. Je zou een brief kunnen schrijven, een blog kunnen laten lezen, iemand anders laten praten, muziek het woord laten doen, mailen of whatsappen en zo zijn er nog wel een aantal dingen. Ook zogenaamde codewoorden kunnen een manier zijn om te laten merken dat het even niet zo goed met je gaat.
Soms heb je zelf niet zo heel erg door dat je deze codes gebruikt. Het is daarom goed om te onderzoeken wat jij steeds zegt als het eigenlijk niet zo goed met je gaat. Wanneer je dat weet kan je op een moment dat je het wel kan uitspreken met iemand delen die je vertrouwd. Op deze manier kan diegene de volgende keer beter aanvoelen wat jij nou werkelijk nodig hebt. In deze blog bespreek ik een aantal dingen die ik zei als ik me niet zo goed voelde en eigenlijk wel wat hulp kon gebruiken.
“Ik voel me niet zo lekker.”
Het was niet gelogen, maar het dekte vaak ook niet echt de lading. Ik maakte mijn problemen liever niet al te groot. Ik wilde immers niet te veel negatieve aandacht trekken en was bang dat mensen zouden vinden dat ik zeurde. Door te zeggen dat ik me niet zo lekker voelde kregen mensen vaak het idee dat ik me een beetje ziekjes voelde, alsof ik verkouden was. In zekere zin is dit waar. Mijn eetstoornis zorgde er vaak ook voor dat ik me lichamelijk slap en ziek voelde, maar het ging veel verder dan dat.
Zeggen dat ik me niet zo lekker voelde was voor mij goed excuus om even niet gezellig mee te hoeven doen met de rest, zonder dat ik open hoefde te zijn over mijn problemen, maar was dat werkelijk wat ik nodig had? Eigenlijk had ik dolgraag even een luisterend oor gehad of een schouder om op te huilen. Ik weet wel dat andere mensen mijn problemen niet kunnen of hoeven oplossen, maar voelen dat ik niet alleen sta en dat ik gesteund wordt is uiteindelijk erg waardevol voor mij geweest.
“Nou ja, leef nog!”
Vaak zei ik dit op een beetje grappige manier. Ik was heel goed in het weglachen van mijn problemen. ‘Haha, ja m’n leven is een puinzooi, maar hey, ik ben er nog he.” Ongemakkelijk lachten m’n vrienden met me mee, ze leken niet zo goed te weten wat ze met de situatie aanmoesten. Ik kon niet in hun hoofden kijken, dus ik weet niet wat ze dachten, maar ik kan me voorstellen dat je denkt dat het allemaal nog wel gaat wanneer iemand nog kan lachen. Een beetje zelfspot is immers best gezond, maar ging ik daar af en toe niet aan voorbij?
Achter mijn brede lach zat een kwetsbaar, bang en verdrietig meisje die haarzelf niet goed durfde te uiten. Ik was bang dat mensen me zat zouden worden. Ik liep al jaren met die eetstoornis… Het moest toch een keertje afgelopen zijn? Door mijn problemen weg te lachen begon ik ze zelf ook steeds minder serieus te nemen. Dit heeft me lange tijd in de weg gezeten.
Ik was bang om niet meer te zijn dan mijn problemen, maar dat is niet zo. Natuurlijk is het vervelend dat die eetstoornis zo lang duurde, maar mijn vrienden konden heus wel zien dat ik daarnaast ook nog gewoon Irene was. Er waren immers genoeg momenten dat ik me wel fijn voelde. Toen ik daarnaast ook meer van mijn kwetsbare kant liet zien, merkte ik dat ik mijn gevoel een plekje kon geven, dat mijn vrienden me wel wilden steunen en dat ik niet de enige was die met lastige gevoelens worstelde. Dat heeft me echt geholpen.
“Het is een beetje veel.”
Soms was het wel duidelijk dat er iets aan de hand was en wilde mijn omgeving me graag helpen en begrijpen. Toch kon ik niet altijd even goed uit mijn woorden komen. Soms was het ook zo druk aan gedachten in mijn hoofd en gevoelens in mijn lijf dat ik soms zelf door de bomen het bos niet meer zag. “Maar wat is er dan?” Vroegen ze. “Ja, ik weet het niet, alles.” Zei ik gefrustreerd. Daar konden ze niet zoveel mee en dat begrijp ik ook wel. Ik kreeg vragende blikken terug en soms gefrustreerde reacties, simpelweg uit onmacht, terwijl ze me juist graag wilden helpen. Het hielp dan om te zeggen dat alles gewoon een beetje veel was op dit moment en op de één of andere manier, leken ze dat wel te begrijpen. Dat was fijn.
“Ik heb een ‘off-day’.”
Een off-day hebben we allemaal weleens en dat is helemaal niet erg. Ook nu nog heb ik weleens een dag ertussen zitten dat helemaal niks lijkt te lukken en dat ik me niet zo lekker in mijn vel voel. Gelukkig gaan die dagen vanzelf weer over en probeer ik in de tussentijd gewoon goed voor mezelf te zorgen en niet te hoge eisen aan mezelf te stellen. Misschien stel ik m’n to-do lijstje wat bij en ga ik een keertje vroeger naar bed. Daar is niks mis mee.
Helemaal niet zo erg dus, zo’n ‘off-day’, niet iets waar je je direct druk om zou maken als je het van iemand anders zou horen. Echter betekende een off-day voor mij vroeger iets heel anders dan dat het nu voor mij betekent. Een off-day betekende voor mij vroeger dat ik echt helemaal niet lekker in m’n vel zat en het waarschijnlijk helemaal mis gegaan was met eten. Soms duurde zo’n ‘off-day’ wel weken en kon ik goed iemand gebruiken die me even hielp om die negatieve spiraal te doorbreken.
“Het gaat wel.”
“Hey, alles goed?” “Ja hoor, het gaat wel.” Met andere woorden: Nee! Het gaat helemaal niet! Vaak kon ik het niet opbrengen om te zeggen dat het niet goed ging en hield ik de schijn liever hoog. Ik wilde niemand lastig vallen, wilde niet zeuren, wilde niet dat anderen zich zorgen maakten, maar wilde ook zelf mijn probleem niet onder ogen komen. Het lukte me ook niet om te zeggen dat alles helemaal goed ging, maar een vaag antwoord als ‘het gaat wel’ kwam ik voor mijn gevoel nog wel mee weg. Achteraf voelde ik me dan schuldig dat ik niks had gezegd, terwijl ik dat wel graag had gewild. Ik kon het voor m’n gevoel nooit goed doen. Mijn gevoelens hadden geen plek, maar hadden ze werkelijk geen plek? Of gaf ik ze zelf geen plek?
Natuurlijk hoef je niet met Jan en alleman je gevoelens te delen, maar het is wel fijn om te kunnen laten weten hoe het met je gaat aan de mensen die je vertrouwd. Een luisterend oor kan vaak een hele hoop steun bieden. Een sociaal vangnet en een fijne omgeving waarin je je gevoelens kunt uiten kunnen een grote rol spelen in het herstel van je eetstoornis. Dit vangnet moet je zelf creëren en toe durven laten. Je hoeft het niet alleen te doen. Dus werk jezelf niet tegen door teveel dingen voor jezelf te houden.
Spreek jij soms ook in codetaal?
Fotografie door Nickolai Karshirin
Geef een reactie