Tijdens mijn eetstoornis heb ik best wel vaak voor struisvogel gespeeld. Want wat is er nu lekkerder dan je kop in het zand steken en volhouden dat het echt wel prima gaat, je zeker geen hulp nodig hebt en alles goed is zoals het is? Prima toch? Ik vond het meerdere periodes tijdens mijn eetstoornis een ontzettend sterke tactiek. Maar toch heb ik deze favoriete hobby op een gegeven moment losgelaten.
De eerste jaren van mijn eetstoornis gaven mij, vond ik, alle reden om mijn kop in het zand te steken. Het ging namelijk heel erg met pieken en dalen die eerste jaren. Soms ging het maanden goed en andere maanden was ik constant in gevecht met mijn lichaam en eten. Doordat het steeds wel weer bij trok, vond ik mijn ontkenning geoorloofd. Ik mocht zeggen dat het wel mee viel, want het viel ook echt wel mee. ‘’Kijk maar, ik eet gewoon patat en geniet er nog van ook”.
Later werd het erger. Ik raakte meer en meer verstrikt in de leugentjes die ik door mijn eetstoornis ging denken. Mijn gedachtes waren op een gegeven moment constant onder invloed van ‘mijn drugs‘; mijn eetstoornis. Het afvallen, lijnen en kloten met eten werd op den duur zo enorm belangrijk dat ik zeker wist dat het beter was om maar gewoon te doen alsof alles goed ging.
Mensen vonden mij zo’n vrolijk meisje en zo positief. Misschien zelfs een beetje té, maar dat maakte voor mij niets uit. Het ging tenslotte prima met me. Er was echt niets aan de hand. Iedereen heeft toch wel eens problemen of vindt zichzelf te dik? Het viel echt wel mee met mijn eetstoornis.
Onder andere omdat ik het niet los wilde laten, schoot ik enorm in de ontkenning de eerste jaren van mijn eetproblemen. Maar ook het idee dat ik mij aanstelde maakte dat ik heel goed net kon doen alsof het wel meeviel. Ik had nog helemaal niet zoveel of geen ondergewicht de eerste jaren. Ik kon ook nog gewoon normaal eten als het echt moest en vond chocola ook nog steeds gewoon hartstikke lekker. Ik dacht dat ik een nep-eetstoornis had en voelde me een aansteller.
Steeds kreeg ik weer periodes waarin ik weer gewoon ging eten. Ineens had ik weer trek en gaf ik toe aan de verleiding. ‘’Zie je wel”, dacht ik ‘’Ik kan het niet eens volhouden. Ik ben een mislukte anorect.” En weer stak ik mijn hoofd een flink eind dieper in het zand. Het ging wel goed. Het viel wel mee en niemand hoefde zich zorgen te maken. Echt niet hoor.
En ook toen ik herstellende was heb ik de struisvogelpolitiek toegewijd beoefend. Ik wilde sommige momenten zo graag dat het weer goed met me ging, dat niemand zich meer zorgen hoefde te maken en dat we dit allemaal zouden vergeten. Ik deed soms iets te hard mijn best, waardoor ik mezelf voorbij liep. En andere momenten moest ik dan dus ook echt mijn kop uit het zand halen en stilstaan bij hoe het nu echt ging.
Misschien herken je dit ook wel, die kop in het zand. Een eetstoornis gaat namelijk heel vaak gepaard met struisvogelpolitiek en andere manieren om maar te ontkennen en maar niet toe te geven dat je eigenlijk helemaal niet zo goed bezig bent. Soms heb je het zelf niet eens door dat je koppie helemaal niet boven de grond is, maar eronder. Probeer je er dan wat meer bewust van te zijn dat je niet eerlijk bent. Niet tegenover jezelf en niet tegenover je omgeving.
Misschien heb je door dit te lezen als iets meer door wanneer je jouw hoofd het zand in steekt en wanneer niet. Hoe meer je je hoofd in het zand steekt, hoe langer alles duurt en hoe ingewikkelder het wordt. Dus het is goed om te weten of toe te geven dat je dit doet. Keep your head up in the air en wees eerlijk over hoe het gaat. Dat gaat je veel gelukkiger maken en beter helpen!
Steek jij je kop wel eens in het zand?
Geef een reactie