Hoe vaak kijk jij in de spiegel? En wat zie je dan? Zijn er nog andere manieren waarop je jezelf controleert en beoordeelt, bijvoorbeeld door je polsen, buik of ribben te voelen? Of een blik te werpen in een etalageruit of op de weegschaal? Mensen met een eetstoornis willen graag de controle houden over hun lichaam, zo is ons verteld bij de Psychomotorische Therapie (PMT). Dat doen wij met bodychecks. Op deze manier heb je niet écht de controle, maar wij geloven (nog) van wel.
Om ons hiervan bewust te worden, hebben we de afgelopen week de opdracht gekregen om bij te houden op welke manier én hoe vaak wij deze zogenaamde bodychecks uitvoeren. Ai….
Bij mij is het erger dan ik dacht. Het begint bij het opstaan: even mijn buik voelen. Op weg naar de badkamer een slinkse blik in de grote spiegel. Hoe ziet die buik er hier uit? In de badkamer kijk ik of ik mijn jukbeenderen en sleutelbeenderen goed zie. Een weegschaal heb ik niet (vermijding!!) maar ik weet precies wanneer ik aankom of afval. Deze routine, die ik overigens tot nu toe onbewust uitvoerde, bepaalt hoe ik me voel. Helaas maar waar. Gedurende de rest van de dag onderwerp ik mijn bovenbenen, buik, gezicht, eigenlijk mijn hele verschijning, aan een genadeloos kritische blik. Ook hier was ik me nooit zo van bewust.
Als ik in een periode van eetbuien en braken zit, vermijd ik iedere confrontatie met mezelf, maar ook met anderen. Puur uit schaamte. Als ik toch ongewild mijn spiegelbeeld zie, bijvoorbeeld in een etalageruit, brengt me dat heel erg uit balans. De angst om ruimte in te nemen en dat anderen mij net zo walgelijk vinden als ik mezelf, zit diep.
Tijdens de bespreking van dit onderwerp wordt het thema ‘ruimte innemen’ in de groep herkend. De meeste meiden maken zichzelf het liefst zo klein en onzichtbaar mogelijk. Waarom? Bij mij heeft het te maken met de angst voor afwijzing, vertel ik de groep. ‘Wanneer wijzen anderen jou af?’, vraagt de sociotherapeut. Wat een goede vraag… Ik realiseer me dat ik dat niet weet, maar er wel automatisch vanuit ga. Dat getuigt niet echt van veel vertrouwen in de mensen om me heen. Verstandelijk weet ik wel dat de mensen om wie ik geef, mij niet zo zien. Maar dat stemmetje is sterker. Door ‘goed te doen’ wil ik voorkomen dat iemand me pijn doet. Want ik wil wél gezien worden door anderen. Dit inzicht maakt me zo verdrietig dat ik blokkeer en echt helemaal niks meer voel.
Na de mooie gesprekken en de herkenning bij elkaar, voel ik me zowel verdrietig als opgelucht tegelijk. Ik lijk niet de enige die diep geraakt is. En het moeilijkste gedeelte van de dag moet nog komen. De lunch! Ik vind het eten in gezelschap hier heel spannend. Iedereen vecht haar eigen gevecht en dat is moeilijk om te zien. Het brood smaakt me niet, ik kies niet wat ik écht wil eten en ik heb een knoop in mijn maag als ik naar de tranen van de anderen kijk.
Gelukkig sluiten we de dag af met een heel ander soort bodycheck: een Mindfulness-oefening. Het doel: opmerken hoe ons lichaam voelt. We liggen languit op zachte matrassen en luisteren naar de kalme stem van de therapeute. Tot mijn verbazing lukt het me om niet boos te worden op mijn imperfecte ledematen. Ik observeer wel spanning. Mijn nek, kaken, schouders en buik voelen verkrampt. Voor een zeldzaam moment vind ik dat logisch. Ik heb hard gewerkt deze week. De bodychecks vanuit de eetstoornis werken averechts, zo realiseer ik me. Vanuit liefde en acceptatie naar je eigen lichaam kijken, is een eerste stap naar herstel. Maar dat blijft moeilijk…
Liefdevol zijn kun je niet afdwingen door simpelweg te besluiten dat je liefdevol bent. Vanuit wilskracht liefdevol zijn is niets anders dan beleefdheid.
-Susan Smit in Sterrenstof
Geef een reactie