Met gemengde gevoelens loop ik samen met mijn moeder en mijn toenmalige vriend het pand binnen, de trap op. Hier gaat het gebeuren, hier hoor ik hoe de komende maanden er voor mij uit gaan zullen zien. Ik ben erg gespannen, misselijk en kan niet wachten tot ik weer naar huis kan. De ochtend bestaat uit wat gesprekken en een fysieke check. Van de gesprekken weet ik gek genoeg niks meer. De check daarentegen staat mij nog steeds erg goed bij, althans, een deel ervan…
Na het meten en wegen kwam de conclusie, ik had een gezond gewicht, dus een interne opname was niet nodig. Ook al wist ik zelf wel dat ik een gezond gewicht had, toch schrok ik van de manier waarop dit gezegd werd. Mijn hoofd vulde zich met paniek. ‘Ik ben niet dun genoeg voor hulp.’ Is het enige wat zich bleef te herhalen.
Eenmaal in de gang vertelde ik dat ik ‘gelukkig’ een gezond gewicht had. Ik probeerde hier opgelucht bij te klinken en ik dit ging me best goed af. Terwijl ik dit uitsprak en in de ogen van mijn moeder keek, voelde ik mij meteen schuldig. Toch was ik in mijn hoofd allang bezig met de komende tijd, want hoe moest ik nu verder? Mijn eigen eetstoornisgewoontes waren schijnbaar niet rigoureus genoeg, dit moest aangepakt worden. De weken hierna zakte ik dieper in de eetstoornis dan ooit tevoren. En waarom? Omdat ik het idee had dat ik pas serieus genomen zou worden als ik nog lichter zou zijn. De strijd in mijn hoofd is immers niet zichtbaar, maar misschien dat ik deze wel zichtbaar kon maken?
Gek genoeg vond deze gedachte zijn oorsprong in mijn gezonde ik. Ik wist dat ik echt niet zo door kon en wilde gaan en ik had oprecht behoefte aan passende hulp. Ging ik die wel krijgen als mijn strijd verborgen bleef in mijn hoofd? Ik was overtuigd van niet. Nu ik dit zo opschrijf merk ik dat het heel erg vind dat ik het gevoel had dat ik onderdeed, dat ik niet serieus genomen zou worden, en misschien nog meer, dat ik mijzelf niet serieus nam. Mijn probleem was nog niet groot of heftig genoeg, ik moest van mijzelf eerst nog zieker worden, voordat ik weer beter mocht worden. Maar hoe ziek is deze gedachte alleen al? Ik denk dat het feit dat ik hier doorheen wilde gaan al aangeeft hoe groot de strijd in mijn hoofd op dat moment was.
Daarnaast vergeleek ik mijzelf heel erg met anderen. Dit zorgde er destijds voor dat ik het idee kreeg dat anderen meer recht hadden op de hulp dan ik. Ik wilde dan ook niet een plek innemen die iemand anders wellicht meer nodig had dan ik. Ik gunde anderen meer hulp dan mijzelf. Niet alleen omdat ik mijzelf en mijn problemen niet serieus nam, maar ook omdat ik mijzelf het niet waard vond om hulp te krijgen. Ik vond mijzelf niet belangrijk genoeg om voor te vechten, die aandacht kon maar beter naar anderen gaan.
Achteraf denk ik dat de eetstoornis van deze gedachtes gretig gebruik heeft gemaakt. Hoe dichterbij de hulp kwam, hoe eetgestoorder mijn gedrag werd. Het is voor mij nu helpend om te denken dat de eetstoornis zich misschien wel in het nauw gedreven voelde. Hij voelde dat er hulp kwam, dat er misschien wel een einde aan de zogenaamde controle kwam. Hierdoor ging deze juist meer protest leveren om zo snel nog even terrein te winnen.
Lang heb ik mij geschaamd voor deze gedachtes en periode uit mijn leven. Ik voelde me gek en niet begrepen. Het voelde alsof ik mijzelf een eetstoornis had aangepraat. Nu weet ik dat dit absoluut niet zo is. Mijn eetstoornis was een ontzettend nare periode en ik weet dat ik hier niet expres voor heb gekozen. Het voelde op dat moment als een uitweg, een vlucht. Het voelde niet als een keuze. Zo probeer ik het nu ook niet te zien.
Mocht dit herkenbaar zijn voor jou, dan hoop ik dat je weet dat je echt het recht hebt om hulp te ontvangen. Je gewicht zegt echt niets over hoe heftig de strijd van binnen is, en zegt dus ook lang niet altijd iets over de ernst van je situatie. Jij hebt net zoveel recht op hulp als ieder ander en je bent het waard om je leven te leiden zonder eetstoornis.
Gun jij jezelf een leven zonder eetstoornis?
Fotografie: Daria Shetvsova
Geef een reactie