De afgelopen tijd heb ik het vaak proberen te beschrijven, maar alleen naar deze zin staar ik al een kwartier. Terwijl ik het zó graag wil beschrijven. Meer dan ooit wil ik kunnen beschrijven wat ik voel. Maar voor het eerst in een lange tijd kan ik de woorden ergens niet voor vinden. Voor het eerst weet ik niet wat er van een tekst terecht komt, óf er überhaupt iets van terecht komt. Ik kan er niet meer van op aan dat er iets uit mijn handen komt of dat ik vandaag kan doen wat ik me heb voorgenomen. Voor het eerst kan ik niet van mezelf op aan. De afgelopen dagen heb ik het vaak proberen te beschrijven, zonder het woord ‘overwerkt’ uit te willen spreken. Zonder te hoeven zeggen dat ik overspannen ben, maar ik geloof wel dat dat het woord is dat ik al een tijdje zoek. Daarom doe ik de komende tijd een stapje terug.
Tot het laatste moment hield ik vol dat ik gewoon even vrij moest hebben. Als ik gewoon een paar dagen vrij heb, kom ik vast lekker tot rust. Er zou iets van me afvallen, let maar op. Zo lang het kon hield ik vast aan de illusie dat het zou voelen als het opnemen van een vakantie. Dat gevoel van vrij nemen ken ik namelijk wel; dat is fijn en dat voelt vrij. Dat voelt als welverdiende tijd voor jezelf nemen. Vrij vragen, nee; vrij krijgen omdat je overwerkt bent voelt – tegen al mijn verwachtingen in – niet verdiend. Het voelt niet vrij en al helemáál niet als een opluchting. Het enige dat een vakantie en overspannenheid gemeen hebben, is dat je er keihard naar toe werkt. Naar het één alleen iets bewuster en iets hartelijker dan naar het ander.
Het voelde heel lang alsof ik ergens doorheen moest, even door moest zetten. Ja, ik lees het zelf ook, een bekende valkuil he? Gewoon even doorzetten, want ik werk tenslotte ergens naartoe. Nu is het even druk, nu is het even veel – te veel misschien – maar dat wordt strakjes minder. Want dat wordt het toch altijd? Althans, die ervaring heb ik. Uiteindelijk worden dingen rustiger. De snelheid van het leven verandert altijd, doordat we de tijd z’n werk laten doen. Daar hield ik me aan vast, net zoals ik me vasthield aan de honderd andere dingen die ik elke dag steeds belangrijker maakte. Dat ik bij elke gevallen steek in paniek raakte, mijn vriend afsnauwde of in huilen uitbarstte, praatte ik goed of negeerde ik. Op werk is het druk, ons nieuwe huis is veel werk, maar ik stelde mezelf elke dag gerust met de woorden dat het allemaal tijdelijk was. Even volhouden dus, dan word ik vanzelf weer normaal.
Ondertussen raakte mijn vertrouwde normaal steeds verder van mij af. De dagen werden grijzer, de grijze massa in mijn hoofd werd beklemmender en leek intussen al mijn vermogen tot relativeren te verdrukken. Het zat te vol en door de laatste kiertjes kwam steeds minder licht naar binnen. Maar ik ken mezelf toch? Ik ken mijn buien toch ook? Ik kan best tegen een beetje grijsheid, tegen een beetje regen en onweer, maar dit keer lijkt er geen einde aan te komen. Ik zit vast in iets wat ik niet ken, niet begrijp en dus ook niet kan uitleggen. En als de dagelijkse paniekaanvallen en het gevoel geen uitweg meer te zien mij op een doordeweekse dag enigszins lijken te waarschuwen, zit er ineens weer een goede dag tussen. Ineens is daar weer een dag dat de zwaarte iets beter verdeeld lijkt, er plots weer iets uit mijn handen komt en ik opnieuw denk: zie je wel, het komt weer goed. Het valt wel mee. Ik snap het nog steeds niet zo goed, maar zó erg kan het niet zijn.
Als vanzelf laat ik me weer leiden door de snelheid van de dag en door de stress die me gewoon is geworden. Ondertussen voel ik dat ik steeds vaker mezelf niet ben en raak ik steeds vaker in paniek van activiteiten waar ik eerder mijn hand niet voor omdraaide. Mijn laptop maakt me inmiddels bang en lusteloos. De supermarkt put me uit. Het voelt alsof ik vast zit. Ik zit klem, maar niet enkel in mijn eigen planning. Ik zit klem in het leven, waarin alles te groot en te belangrijk voelt. En hoe harder mensen roepen dat ik zelf de enige ben die hier iets aan kan veranderen, hoe meer ik verstar. Ik hoor het, ik weet het, maar het lukt me niet. Ik móet iets veranderen, maar ik kán het niet en weet niet hoe.
Maar dat je ergens je vinger niet op kunt leggen, betekent niet dat het niet erg is. Dat je ergens de woorden niet voor kunt vinden, omdat je het simpelweg niet kent of herkent, betekent niet dat het wel meevalt. Of dat het vanzelf over gaat. Ik snapte er niets van, nog steeds niet echt, maar ik weet nu in ieder geval wél dat ik mezelf niet terugkrijg door gewoon nog even door te rennen.
Of ik mezelf terug krijg door rust te nemen, weet ik eigenlijk ook niet. Dat maakt het op dit moment zo lastig en zo complex, want ik wist niet dat je jezelf kwijt kan raken in dingen die je leuk vindt. In dingen waar je in de eerste plaats helemaal niet mee wilt stoppen. Overspannen dacht ik enkel te kunnen raken van een aaneenschakeling van stomme dingen. Zware en stomme dingen, waar ik niet zelf voor had gekozen. Misschien dat ik daarom verwachtte dat – áls ik overspannen zou zijn – er iets van me af zou vallen als ik een stap terug zou moeten doen. Maar het feit dat het moet, het feit dat je ziek wordt van doorgaan en van alles vasthouden, maakt het natuurlijk anders. Het lucht niet op en ik wil niets loslaten, maar omdat het beter is, probeer ik dat wel te willen.
Wat is het eigenlijk ontzettend lastig om iets te veranderen en in te grijpen als iets niet goed gaat, maar je niet kan aanwijzen waar het precies fout gaat? Je kunt niet aanwijzen waar de pijn zit. Het is geen gebroken been, geen duidelijke breuk op een duidelijke plek. Het zijn heel veel kleine breukjes op veel onzichtbare plekken. Ook dat doet pijn, maar waar begin je in godsnaam met uitleggen hoe dat voelt? Ik merk zelf dat mijn functioneren en gemoedstoestand mijn enige referentiekader zijn. Als dat anders is of op een negatieve manier verandert hoef ik de breuk eigenlijk niet aan te kunnen wijzen om te weten dat het niet goed zit. Die verandering opmerken is genoeg en mag denk ik altijd genoeg zijn om iets te mogen veranderen.
Terwijl ik dat schrijf weet ik dat het onlangs nog voelde alsof ik niets kón veranderen en geen keuze had. Ik wist verstandelijk wel dat het kon, maar gevoelsmatig was ik er gewoon niet toe in staat. Nu is de keuze deels vóór mij gemaakt en komen deze wijze woorden uit mijn verstand. Het voelt nog allesbehalve goed, maar dat is blijkbaar geen voorwaarde om toe te geven aan verandering.
Veel leuke en goede ontwikkelingen kunnen óók te veel worden, weet ik nu. Als je geen tijd kiest om jezelf en je lichaam rust te geven, kiest je lichaam dat moment voor jou uit, weet ik nu ook. Dat zorgt voor een groot grijs gebied waarin ik niets de schuld kan geven. Stomme dingen zijn me niet overkomen, dus daar kan ik niet boos op zijn. Tegelijkertijd wil ik ook niet belanden in het gevoel gefaald te hebben, maar daar moet ik veel weerstand tegen bieden. Want als alles leuk is, voelt het al snel als je eigen schuld als het niet lukt. Nu is het in ieder geval weer eens mijn beurt om te lezen over de ervaringen van anderen en te leren wat ik hierbij nodig heb. Ik heb namelijk nog geen idee, maar dat mag ik de komende tijd onderzoeken. Met frisse tegenzin overigens, want dat wordt hard werken. Ik voel nog steeds geen opluchting, maar weet verstandelijk dat deze rust niet onverdiend is.
Rust hoef je overigens nooit te verdienen, besef ik nu. Daar hoef je niet naartoe te werken, want blijkbaar haalt het je net zo hard weer in. Rust is niet enkel nodig om weer door te kunnen rennen, maar juist om te leren om je balans te bewaren. Om niet beklemd te raken in het leven en om je goed te kunnen voelen. Ik doe dus een stapje terug en neem een tijdje rust, maar dat wordt geen vakantie. Eerder behoorlijk bikkelen. Maar naast angst, voel ik vooral zin om me weer mezelf te voelen. Iets waar denk ik iedereen – vrijwillig of noodgedwongen – de tijd en aandacht voor mag hebben.
♥
Tot snel!
Liefs,
Daphne
Geef een reactie