Als ik ‘s ochtends wakker word, heb ik een vreemd gevoel in mijn buik. Zodra ik erover nadenk, weet ik weer hoe het komt. Ik heb weer een afspraak bij mijn psycholoog. Het gevoel daarbij is altijd dubbel: enerzijds vind ik dat spannend, anderzijds heb ik er zin in. Ik vind haar heel aardig en ik heb haar veel te vertellen. Er is deze week veel gebeurd dus ik vind het fijn om haar weer te zien en met haar te kunnen praten. Ik voel me namelijk ontzettend slecht. Toch is het ook altijd een beetje eng om weer naar haar toe te gaan. Ik ben altijd bang dat ze me stom vindt of dat ik rare dingen ga zeggen.
Eenmaal aangekomen bij de kliniek wacht ik tot ze op komt halen. Als het zover is, lach ik naar haar en zeggen we elkaar gedag. Ik loop achter haar aan naar haar kamer en we gaan tegenover elkaar zitten. ”Hoe gaat het met je?” vraagt ze. ”Ja, gaat wel” zeg ik. Ze glimlacht. Waarschijnlijk omdat ik dit áltijd zeg. Ze vraagt waar ik het over wil hebben. Er schieten direct allerlei dingen door mijn hoofd.
Die vriendin die maar niet reageerde op whatsapp een paar dagen geleden? Dat vond ik echt heel naar, maar misschien is het suf om daarover te beginnen? Er zijn wel ergere dingen op de wereld. Of misschien dat ene met m’n moeder toen ze laatst bij mij op bezoek kwam? Ach, misschien was dat ook helemaal niet zo erg. Ik heb tenminste een moeder. Wie weet heeft zij geen moeder meer en dan kom ik hier een beetje klagen over m’n moeder. Die nachtmerries van de afgelopen dagen? Dat is misschien een beetje raar om zo direct mee te beginnen? Zo gaan er nog tientallen gedachten door me heen.
”Ik weet het niet” lach ik uiteindelijk maar. ”Het gaat wel.” Even is het helemaal stil. In mijn hoofd is het een grote chaos. Ik word boos op mezelf dat ik niet gewoon kan zeggen wat me bezighoud en tegelijkertijd weet ik dat die boosheid me niet helpt. Het blokkeert me alleen maar meer. Ik snap niet dat ze me niet allang de kamer heeft uitgezet. In plaats daarvan vraagt ze me waar ik aan denk en ik weet alleen nog maar uit te brengen dat ik niet wat ik moet zeggen. Vervolgens begin ik te huilen.
”Wat maakt je verdrietig?” vraagt ze vriendelijk. Ik begrijp niet hoe ze zo aardig en rustig kan blijven terwijl ik behalve gesnik niks uit kan brengen. ”Ik weet het niet” zeg ik uiteindelijk. ”Ik voel me gewoon heel slecht, maar ik weet niet waarom.” Ze zegt dat dat helemaal niet erg is en dat ik daarom juist daar kom, zodat we het er over kunnen hebben. Ik weet uit te brengen dat ik het zo stom van mezelf vind dat ik van tevoren allerlei dingen bedenk om te vertellen, maar als ik er dan eenmaal ben, niks meer weet te zeggen. Alles voelt dan onbelangrijk of niet goed genoeg, of ik ben bang dat zij het raar vindt. Ik heb het gevoel alsof ik met hele grote dingen aan moet komen zetten die er gebeurd zijn. Kant en klare aanwijzingen waarom ik me slecht voel. Goed onderbouwd en uitgedacht.
Na de moeizame start kunnen we dan toch een gesprek voeren, zelfs met een beetje humor, omdat ze me af en toe vraagt wat ik ondertussen denk. ”Ik ben bang dat je het raar vindt dat ik hier mee zit” of ”ik denk dat je me irritant vindt omdat ik niet zoveel zeg.” Het is heel eng om die gedachten uit te spreken, omdat ze daarmee ook bevestigd kunnen worden. Uiteindelijk zegt ze echter dat ze me helemaal niet vervelend vindt. Het zijn vooral mijn kritische gedachten over mezelf die ik projecteer op een ander. Ik ben ontzettend bang om afgewezen te worden waardoor ik als het ware blokkeer.
Door te oefenen in onze gesprekken met uitspreken wat er in mijn hoofd omgaat en daarbij ook te ervaren hoe de reactie van de ander daarop is, merkte ik eigenlijk dat ik helemaal niet direct afgewezen werd. Blijkbaar waren mijn angsten niet helemaal realistisch en hoefde ik niet een heel verhaal klaar te hebben voordat ik mijn mond open mocht doen. Een paar hersenspinsels eruit gooien en daar, met hulp van mijn therapeut, verder over praten en nadenken was meer dan voldoende.
Praten, of dit nu in therapie is of daarbuiten, is niet voor iedereen vanzelfsprekend. De een leert als kind dat je alles bespreekbaar kunt maken en is van nature misschien wat meer open en praat gewoon makkelijk en de ander is wat meer gesloten en heeft bovendien nooit echt meegekregen om te praten over emoties en dingen die er spelen. Dat laatste is niet erg, maar in het dagelijks leven kun je wel merken dat je hiermee soms tegen problemen aan kunt lopen als je ergens mee zit. Je kunt dingen op gaan kroppen, moeilijk je irritaties uit en niet goed praten over zaken die belangrijk voor je zijn.
Ook ik heb nooit echt geleerd om te praten en dit deed ik dan ook nooit. Pas in therapie leerde ik het belang hiervan en kon ik ervaren dat het ook erg kon opluchten als ik bij iemand mijn verhaal kon doen, ook al kon de ander het niet direct voor me oplossen. Nog steeds ben ik vrij gesloten, maar door te oefenen met anderen betrekken in je belevingswereld en wat er zich allemaal in je hoofd omgaat, maak je jezelf een stuk minder eenzaam. Een eerste stap hierin zetten, is gaan praten in therapie zoals ik dat heb gedaan.
Geef een reactie