Ik heb het verknald. Na een maandenlange stijgende lijn heb ik weer toegegeven aan mijn destructieve buien. Ik wist geen andere uitweg, maar schaam me diep. Nog onder invloed van kalmerende medicijnen maak ik de simpele optelsom dat ik heb gefaald. Ik had het anders moeten doen. Wederom heb ik iedereen zwaar teleurgesteld.
De dagen voorafgaand aan deze ontploffing waren al problematisch. Ik was onverantwoordelijk en onvolwassen bezig. Ik deed alles waarvan ik wist dat het niet goed voor me was. Ik bleef weer in bed liggen, hing op de bank en ging niet naar therapie. Ik had nergens meer zin in. Mijn vader en mijn man René deden alle moeite om tot me door te dringen, maar het sneeuwbaleffect was al in werking. Even leek het beter te gaan. Een dag later zette ik echter weer een onverstandige zet. Ik was al te depressief, niet meer in staat om anders te doen. Een sterk weerwoord bleef uit.
Natuurlijk probeerde ik het wel. Ik nam netjes een kalmeringspil in, ging op tijd naar bed en besloot samen met René gezellig te gaan winkelen in Utrecht. Een ontzettend leuk idee, maar het werd niet leuk. Ik werd steeds chagrijniger, boos op ander winkelend publiek, walgde van mezelf en rond een uurtje of vier reden we zwijgend in de auto terug naar huis. Eigenlijk zouden we ergens lekker gaan eten, maar ik kon het niet. Tranen liepen over mijn wangen. Ik beet mijn lip stuk en werd steeds kwader. Waarom moest ik altijd alles verpesten? Ik haatte mezelf diep.
Eenmaal thuis negeerde ik René in de hoop dat de bui over zou waaien. Niet reageren, niet reageren, dan komt het goed. Het maakte mijn man echter radeloos en uit frustratie ging hij naar boven. Schaakmat. Ik ontplofte en wist maar al te goed wat ik ging doen. Ik pakte een mes en sloeg genadeloos hard op mijn onderarm. Door de kracht waarmee ik sloeg begon mijn gehavende huid enorm op te zwellen. Net goed. Ik was zo boos. Ik had het bekende traject weer helemaal doorlopen. Om een verdere escalatie te voorkomen, nam ik drie oxazepam in om rustiger te worden. De rest van de avond heb ik als een zombie tegen René aangelegen, verdoofd en ontdaan van mijn stompzinnige beslissing om mee te gaan in dit destructieve, oude gedrag.
Waar was het mis gegaan? Ik deed het zo goed. Ik voldeed aan alle voorwaarden. Ik had structuur, sliep niet meer overdag, ging netjes naar therapie en wist mijn hevige stemmingswisselingen de baas te blijven. Een paar keer zat ik tegen een dieptepunt aan, maar ook daar vocht ik me uit. Ik was sterk; het gaf hoop op een betere toekomst. Terug naar mijn oude gedrag wilde ik niet, maar alle nieuwe ervaringen maakten me onzeker. Ik was gewend volgens een bepaald patroon te leven, waarbij hoogtepunten zich met dieptepunten afwisselden.
Steeds meer ging ik naar het ‘grijze’ gebied. Niet meer een alles of niets mentaliteit. Het voelde onwennig, soms bijna saai, maar het was rustig in mijn hoofd. Geen excessen, geen idiote neigingen. Gewoon leven. Ik hoefde niet meer dagen in bed te liggen om mijn innerlijke onrust tegen te gaan. Kalmeringsmiddelen bleven onaangeraakt in de kast staan. Ik kabbelde mee op een ontspannen stroom. Mijn nieuwe leven leek zich langzaam vorm te geven. Waren mijn slechte dagen en uiteindelijke ontploffing een soort verzet? Even laten zien dat ik nog wel degelijk kon ontsporen? Laten weten dat ik nog niet beter ben? Waarom in godsnaam?
Het geduld van mijn familie raakt op. Dat geldt ook voor het vertrouwen in mij. Die heeft weer een enorme knauw gekregen. Ze hoeven het niet eens te zeggen. Ik voel het. Ik proef het. Ik weet het. Ik schaam me. Op een dag kom ik alleen te staan. Dat heb ik dan geheel aan mezelf te danken. Is dat mijn einddoel? Nee! Ik moet weer terug naar de basis. Opstaan. Mijn reis naar een evenwichtiger leven vervolgen. Verantwoordelijkheid nemen voor mijn daden en verder gaan. Vooral niet in die bekende goot blijven liggen. Wat hebben de afgelopen dagen me uiteindelijk gebracht? Spijt en pijn. Heel veel pijn…
Fotografie: Katie Tegtmeyer
Tevens verschenen in Mijn Geheim
Geef een reactie