Ik kocht mijn eten per dag en zelfs dat was niet altijd een garantie dat ik niet alles ‘s ochtends al er doorheen zou jagen. Nooit zou ik boodschappen kunnen doen voor een hele week, zoals andere mensen. Niet alleen stond dat symbool voor een soort stabiel-grote-mensen-leven wat ik nooit zou kunnen bereiken, ik wist ook zeker dat al die boodschappen het einde van de week niet zouden halen. Pakken ongebakken noedels, bevroren brood, eten uit de prullenbak, niets had mij tegen gehouden. Bij de gedachte alleen al aan een huis vol met lekker, vers voedsel raakte ik in paniek. Terwijl ik echt wel zag dat anderen dit moeiteloos deden, sterker nog: dat was gewoon normaal.
Het is normaal om ontbijtproducten én lunchproducten én tussendoortjes allemaal in één keuken te hebben en daar een week mee te kunnen vullen. Mijzelf een week mee te kunnen vullen. Heel lang was dit voor mij vooral iets onbereikbaars en durfde ik er niet eens over na te denken dat dit voor mij ook zou kunnen.
Nog steeds zeg ik regelmatig opgewekt tegen mijn vriend: “echt veel eten heb ik in huis he!?” Ondanks dat het toch al heel lang goed gaat, heb ik ook in mijn herstel soms dingen aangeleerd die ik door de jaren heen vast ben blijven houden. Een nagenoeg lege keuken was zoiets voor mij. Iets wat er niet is, kan ook niet fout gaan. Het gaf mij nog heel lang een veilig gevoel om mijn eten per dag te kopen. Zo wist ik dat ik sowieso genoeg zou eten en was er ook nooit de mogelijkheid om door te slaan in een eetbui. Die omslag naar een gevulde keuken is heel geleidelijk gegaan. Ineens merkte ik dat het veel handiger was om pakken met crackers te kopen, of weckpotten met noten te vullen, zodat er altijd iets in huis zou zijn. Zo bouwde ik dat eigenlijk per ongeluk uit en op een dag stond ik ineens in een gezonde, eetstoornisvrije keuken.
Soms kan ik nog steeds niet geloven dat dit nu voor mij normaal is, dat wat onbereikbaar en onmogelijk was kan ik nu. Het geeft mij een onoverwinnelijk gevoel. Ja, een volle keuken geeft mij nu een onoverwinnelijk gevoel.
Ik schreef al eerder over hoe het compenseren de eetbuien juist versterkte en op een bepaalde manier in stand hield. Ondanks dat waren de eetbuien op zichzelf natuurlijk ook een apart probleem. Zodra ik een heftige emotie op voelde komen begon de meteen de drang naar een eetbui. Ik kon aan niets anders meer denken en hoe intenser de emotie werd, hoe hoger de spanning opliep en hoe meer ik toe werkte naar die eetbui. Het was voor mij een groot, effectief middel tegen verdrietige en boze emoties. Al mijn woede en al mijn verdriet kon ik erin leggen en even kon ik het vergeten, even hoefde ik het niet te voelen. Daarnaast was het ook mijn manier om op positieve emoties te reageren. Dit gebeurde bij mij wel minder, maar soms leende zelfs een mooie dag of goed nieuws zich voor een feestelijke eetbui. Het was mijn manier om met alles om te gaan. Als ik iets moest verwerken of als ik iets moest vieren.
Emoties kon ik niet uitzitten, ik kon het er onmogelijk ‘gewoon laten zijn’. Er moest iets gebeuren, ik moest er iets mee. Dat hoeft natuurlijk niet erg te zijn, soms moet je iets met emoties, maar ik was verslaafd. Dat zou dus altijd het eerste zijn wat ik aan zou grijpen als iets mij even te veel werd. Ik was verslaafd aan eten en verslaafd aan compenseren. Het leven was één grote trigger om hier aan toe te mogen geven en ik kon mij hier genadeloos aan vast klampen.
Hoewel de aanleiding dus wel eens kon verschillen, was de uitkomst altijd hetzelfde. Waar de behoefte voor een eetbui ook vandaan kwam, ik eindigde altijd met een vies en walgelijk gevoel over mijzelf. Altijd hetzelfde walgelijke, dikke gevoel. Ik had even een vorm gegeven aan die emotie die ik voelde en daarvoor in de plaats voelde ik mij nu vies en moe. Doodmoe. Ik ben zelden zo moe geweest als de moeheid die ik na een eetbui voelde. Dit was mijn oplossing voor alles. Verschillende problemen, dezelfde oplossing. De oplossing die mij nergens heenbracht. Ja, naar de wc en naar mijn bed.
Het anders willen doen en het anders kunnen doen zijn zijn twee totaal verschillende dingen. Maandenlang heb ik nog doorgesukkeld met objectieve en subjectieve eetbuien, met als eerste doel om het compenseren uit te stellen. Hoe langer er tussen de eetbui en het moment van compenseren zat, hoe kleiner de kans dat ik het alsnog ging doen. Gek genoeg was zelfs die spanning in staat om te zakken. De spanning zakte, maar het nam helaas nooit het walgelijke gevoel met zich mee. Dat walgelijke gevoel bleef.
Het walgelijke gevoel over mijzelf, over mijn leven. Het gevoel het verpest te hebben, dat het toch niets meer uitmaakt. Waarom zou je nog je best doen voor iets dat al verpest is? Ik was de persoon die mijzelf en mijn leven afkeurde en die afkeuring, dat verpeste gevoel, had altijd de grootste gevolgen. Dat maakte het niet meer waard om te vechten. Dat maakte dat ik die eetbui toch wel kon hebben en dat maakte dat ik het er ook wel uit kon gooien. Het was toch al verpest.
Als ik nu eens kon denken dat het niet verpest was. Niet dat ik dat meteen zou kunnen voelen, maar als ik daar nou eens niet naar zou handelen. Misschien dat de uitkomst dan ook wel minder verpest uit zou pakken. Na drie koekjes te veel was het misschien nog niet verpest. Ja ik voelde mij dik en mislukt, maar het was nog niet verpest, want er volgde nog een hele dag waarbij ik mijzelf kon herpakken. Alleen die gedachte bood al meer perspectief dan vervallen in een eetbui, want daarvan wat ik zeker wat de uitkomst zou zijn.
Belangrijk was voor mij het besef van het verschil tussen een objectieve eetbui en subjectieve eetbui. Ik merkte dat 1 pak koekjes hetzelfde met mijn gedachtes en gevoelens deed als 6 pakken koekjes. Terwijl dit op mijn lichaam een hele andere invloed had. Na 1 pak koekjes voelde mijn lichaam nog best energiek en nog niet moddervet, maar mentaal kreeg ik wel al een klap te verduren. Dat ene pak koekjes zorgde voor een mislukt gevoel, nu was het verpest. Die mentale klap die ik mijzelf gaf na 1 pak koekjes, maakte de weg vrij voor een eetbui die uit het viervoudige bestond dan dat ene pak koekjes. Na die echte eetbui voelde ik mij eigenlijk pas echt ellendig. Nu pas voelde ik mij moe, lusteloos, hopeloos en moddervet.
‘Ik kan altijd nog terug’ is ook hierbij een zin geweest die ik vaak voor mijzelf herhaald heb. Ik kan altijd nog eetbuien hebben, dacht ik. Waarom zou het nu niet op een andere manier proberen? Als het mij niets oplevert, pak ik net zo makkelijk mijn oude gedrag weer op. Jaren lang heb ik in mijn hoofd eetbui-voedsel verzameld. Opgespaard voor de dag dat ik het wel mocht hebben, dat ik eraan toe mocht geven. Als er iets erg gebeurd en ik weet het even niet meer, dan mag het. Als ik mij ellendig genoeg voel, dan mag het. Dan mag ik het allemaal tegelijk. Door het voor mij uit te schuiven, bleef het iets voor in de toekomst.
Er zijn in de tussentijd genoeg dingen gebeurd die een aanleiding hadden kunnen zijn voor een eetbui. Er zijn genoeg dagen geweest dat ik mij rot genoeg heb gevoeld voor een eetbui. Toch is het voor mij altijd iets geweest dat ik voor mij uit heb blijven schuiven. In plaats van dat het nog steeds iets is wat ik in de toekomst kan uitvoeren, is het veranderd naar iets waar ik geen behoefte meer aan zou hebben. Ook niet als ik het even niet meer wist en alles mij te veel werd. Simpelweg, omdat ik die uitkomst al weet. Van uitkomst komt in dit geval ook afstel. Dat is geen gemakkelijke weg, maar het is zeker mogelijk.
Soms kun je je gewoon ellendig en rot voelen. Hoe erg dat gevoel ook kan zijn, het hoort bij het leven. Het is oké om hier aan toe te geven. Dat mag. Hoe rot het nu ook is, het is iets dat over zal gaan en die intensiteit zal vroeg of laat afnemen. Met een eetbui gaat dat niet over. Met een eetbui wordt dat gevoel dat je al hebt en waar je juist lief voor moet zijn, nog verder de grond in getrapt. Het wordt nog veel erger dan het was, want de uitkomst van een eetbui weet je eigenlijk al.
♥
Geef een reactie