Ik ben kapot. Zo moe. Mijn lichaam is op. Ik voel me ontzettend somber en alleen en het enige wat ik wil, is slapen. Toch mag ik dat nog niet van mijzelf, of eigenlijk van mijn eetstoornis. Ik moet voor ik ga slapen eerst nog een hele reeks oefeningen doen. Mijn lichaam doet zeer, ik heb buikpijn van de eetbuien, maar toch moet ik door. Of juist daarom moet ik door. Het is een manier om mezelf te straffen. Ik mag niet rusten voordat ik genoeg bewogen heb; hoe moe ik ook ben.
Tijdens mijn eetstoornis was sporten en bewegen bij vlagen een obsessie. Het kwam bij mij in fases. Tijdens zo’n fase was ik obsessief bezig met alles wat met bewegen te maken had. Ieder stapje telde ik en alles werd omgerekend en met elkaar afgewogen. Het was een dagtaak en niks anders was belangrijker dan dat. De drang om te bewegen was continu aanwezig in mijn lichaam. In de fases dat ik minder obsessief bewoog, was ik er eigenlijk nog steeds mee bezig, maar kon ik mezelf er niet toe zetten om te gaan sporten. Hier voelde ik me dan ontzettend rot over. Het voelde alsof ik gefaald had en mijn eigenwaarde werd steeds kleiner en kleiner.
In de periode dat ik herstellende was van mijn eetstoornis, bleef sporten een ding. Het was na mijn behandeling, dus ik kon redelijk vrij eten. Toch kon ik het bezig zijn met mijn lichaam nog niet helemaal loslaten. Ik hield mezelf voor dat ik sporten fijn vond, maar op hetzelfde moment moest ik altijd een bepaald doel behalen. Ik was eigenlijk nooit echt tevreden. Het bleef een ingewikkelde relatie. Ik balanceerde continu op de lijn tussen gezond en obsessief bewegen. Inmiddels is dat anders; ik kan genieten van sporten en ervaar het als ontspanning. Maar hoe ben ik daar gekomen? Ik vind het lastig om antwoord te geven op die vraag. Het is een beetje hetzelfde als ‘Hoe leer je vrijer eten?’. Als ik mijn manier van sporten toen vergelijk met nu, zie ik echter belangrijke verschillen:
Stoppen met tellen
Een van de dingen die mij enorm heeft geholpen, is het verwijderen van apps waarin ik bij kon houden hoeveel kcal ik verbrand had. Ook in de sportschool zorg ik ervoor dat het display van de apparaten geen kcal meer laten zien. In het begin vond ik het lastig en keek ik soms stiekem toch nog even. Ik moest mijzelf er bewust in tegenhouden, maar hoe langer ik dit volhield, hoe meer de drang om te weten hoeveel ik verbrand had afnam.
Training uit handen geven
In plaats van zelf bedenken wat ik moest doen, koos ik ervoor om een bepaald programma of een training te volgen. In de sportschool heb je veel lesjes en ook sloot ik mij aan bij een hockeyteam waar de trainingen werden verzorgd. Met zo’n training kon ik er op vertrouwen dat het een goede work-out was. Ik liet mij vertellen wat ik moest doen, waardoor ik daar zelf minder mee bezig hoefde te zijn. Op die manier gaf ik voor mijn gevoel de verantwoordelijkheid uit handen.
Niet meer altijd alles moeten geven
Tijdens mijn eetstoornis moest ik met sporten altijd tot het uiterste gaan. Als ik niet volledig afgepeigerd was en het liefst ook nog een beetje pijn had ergens, was mijn eetstoornis niet tevreden. Toen ik op een gegeven moment een blessure kreeg, werd ik gedwongen om het rustiger aan te doen. Hierdoor leerde ik beter naar mijn lichaam luisteren. Ik ontdekte dat sporten ook voldoening kan geven wanneer je niet over je eigen grenzen heengaat. Daarbij leerde ik mijn grenzen ook aanvoelen. Hierdoor leerde ik mijn lichaam beter kennen en kwam ik er achter welke sporten goed bij mij en mijn lichaam passen.
Samen sporten
Toen ik nog obsessief omging met bewegen, deed ik dat vaak alleen. Ik wilde niet dat iemand zich met mij bemoeide of mij op de een of andere manier belemmerde. Daarbij was ik ook bang dat de ander beter zou zijn dan ik. Dat vond ik net zo lastig. Nu vind ik het sociale aspect ervan juist fijn. Ik vind het een leuke manier om nieuwe mensen te leren kennen of mij onderdeel van een groep te voelen. Soms sport ik nog wel alleen, als ik mijn hoofd leeg wil krijgen bijvoorbeeld. Juist de afwisseling houdt het leuk.
Niet gaan, of stoppen als je moe bent
Eigenlijk klinkt dit nu heel logisch, maar tijdens mijn eetstoornis was vermoeidheid geen reden om niet te gaan sporten. Ik ging vaak over mijn eigen grenzen heen. Soms vind ik het nog steeds wel eens lastig om aan te voelen of ik juist wel of niet moet gaan. Als ik weinig energie heb, kan sporten er ook voor zorgen dat ik me daarna juist energieker voel. Maar daarin maak ik ook weleens een fout en dan merk ik tijdens het sporten al snel dat ik echt te moe ben. Dan neem ik een hele boel stappen terug qua intensiteit of stop ik gewoon helemaal.
Op andere dingen letten
Zeker bij buitensporten zijn er zoveel dingen waar je je mee bezig kunt houden naast het bewegen an sich. De mensen om mij heen, de natuur, het ontdekken van een nieuwe omgeving of de muziek die ik luister. Ik leg de focus tijdens het sporten vaak bewust op iets anders dan het bewegen zelf, wat het een heel andere dimensie geeft.
Het is bewezen dat sporten goed voor je is. Natuurlijk voor je fysieke, maar ook voor je mentale gesteldheid. Het is daarom helemaal niet gek om te willen blijven sporten als jouw lichaam dat aankan. Wanneer je wilt herstellen van een eetstoornis, is het wel belangrijk om eerlijk te blijven naar jezelf; wat is écht de reden dat je sport? In hoeverre neemt jouw eetstoornis hierin de leiding? Het heeft lang geduurd om op een punt te komen dat mijn eetstoornis geen stem meer had tijdens het sporten. Nu ik op dat punt ben, merk ik dat ik er veel meer uithaal dan voorheen. Ik kan er meer van genieten, leer mijn lichaam en mijn grenzen beter kennen en weet wat ik kan. Ik voel me goed en sterk en kan trots zijn op wat ik doe, zonder dat het de beste prestatie hoeft te zijn.
Welke rol heeft sporten in jouw leven?
Geef een reactie