Er was me van tevoren al verteld dat de kans groot was dat ik hoog zou scoren op de testen. Ik had al even aan het idee kunnen wennen en er ondertussen veel over gelezen. Autisme zou zoveel verklaren… Hoe meer ik erover opzocht, hoe meer het ook voelde alsof ik over mezelf las. Ik begon zelfs al ‘mijn autisme’ de schuld te geven van bepaalde situaties. Maakte er zelfs grapjes over. ‘Mijn autisme’, bleek alleen niet ‘mijn autisme’ te zijn.
Gespannen liep ik de ruimte binnen waar ik al vaker was geweest. Automatisch nam ik plaats op de stoel aan de rechterkant. Gek genoeg ervoer ik, naast de spanning, meteen ook wat opluchting. Dit was hét moment, nu zou alles duidelijk worden. De reden waarom ik me altijd afzonderde, mijn obsessieve gedragingen, mijn introverte houding… Hier kwam het allemaal vandaan.
Het dossier werd voorzichtig geopend. “De uitslag is iets anders dan ik aanvankelijk had gedacht. Je scoort heel hoog, maar net niet genoeg voor een diagnose.” Verschrikt keek ik op. Geen diagnose? Geen autisme? Net niet genoeg…? Ik begreep er niet zo veel van. Alles waar we het over hadden gehad, alle afbeeldingen die ik moest omschrijven, alles duidde toch op autisme? Dat had ze zelf gezegd! Voor het eerst in mijn leven voelde het alsof ik mezelf een beetje kon doorgronden. En dat werd nu in één woeste beweging weer van me afgepakt. Ik was weer terug bij af…
Misplaatst zelfmedelijden
Ik heb geen autisme. Ik heb net geen autisme… De woorden dreunden die dag door in mijn hoofd. Op de fiets, tijdens het stofzuigen; ik kon nergens anders meer aan denken. Ik voelde me een beetje ontwapend. De rest van de week heb ik me ook vervreemd van mijn eigen lichaam gevoeld. Ook al was er niks veranderd, ergens was ik dat wel. Ik had zo gehoopt op meer handvatten, meer middelen om met mezelf om te kunnen gaan. Want dat was denk ik het voornaamste probleem; ik wist niet wat ik met mezelf aan moest.
Het heeft nog een tijd best wat zeer gedaan. Ik had mijn hoop zo gevestigd op een andere diagnose en een passende therapie, dat ik nooit rekening had gehouden met een andere uitkomst. Ik voelde me haast een beetje verraden. Misplaatst zelfmedelijden, want ik mankeer dus niks. Naast het feit dat ik deze uitkomt moest verwerken, mocht ik hier tegelijkertijd van mezelf helemaal niet mee bezig zijn. Het voelde alsof ik rouwde om niks. Ik had nooit een diagnose gehad, er veranderde dus ook niks. Gedachtes die er juist voor zorgden dat ik er juist mee bleef zitten.
Het gesprek dat hierop volgde, bracht me nog meer verwarring. Er werd me uitgelegd dat ik het inderdaad lastig vind om relaties tussen mensen te ontdekken. Dit maakte ze op uit een eerdere oefening waar ik prenten moest omschrijven. Knikkend had ze notities gemaakt. ‘Vermoedelijk Asperger’, had ik op haar lijstje zien staan. Zou ze dat dan nu doorgekrast hebben? Zou ze me een aansteller vinden? Een leugenaar? Ik merkte dat ik het lastig vond om de ‘zogenaamde’ diagnose weer los te moeten laten. Het voelde alsof ik het allemaal maar had verzonnen en ergens prentte ik me in dat mijn therapeut dit ook zo zag.
Ik ben het zelf
Naast al deze moeilijkheden kwam er ook een diepgewortelde angst omhoog. Er is niets mis met mij, dus er is écht iets mis met mij. Er was niks aantoonbaars gevonden, dus alle gedragingen en gedachtes kwamen echt vanuit mij. Niet vanuit een logische verklaring. Ikzelf was die verklaring. En dit is iets waar ik mijn hele leven eigenlijk al bang voor ben geweest.
Van jongs af aan had ik het idee dat er iets kwaads in mij zat. Iets wat mij aanzette tot kwade gedachtes en obsessieve gedragingen. Mijn eetstoornis is hier een heel duidelijk voorbeeld van. Ik was bang dat als ik bepaalde dingen niet deed, er mensen om mij heen dood zouden gaan. Ik maakte mezelf continu bang. Vooral omdat ik dacht dat ik mensen hiermee dood wenste. Alsof er iets in mij zat dat dit eigenlijk heel graag wilde. Ook al wilde ik het niet. Het was heel ingewikkeld.
Ik had op dat moment niet door dat dit een heftige angststoornis was. Ik zocht de verklaring bij mijzelf. Ergens had ik gehoopt dat een diagnose mij wat rust zou geven. Dat ik kon aanvaarden dat ik niet de kwade was. Dat er een logische verklaring voor te vinden was. Maar dat was er niet. Althans, niet op de manier zoals ik het had bedacht.
Achterstand
Al voelde ik een steeds grotere weerstand om mijn therapie voort te zetten, toch sleepte ik mezelf elke week weer op mijn fiets. Ik had helemaal geen zin meer om hier verder over door te praten. Ik kon hier toch niks mee. Toch leerde ik uiteindelijk meer dan ik op dat moment had verwacht. Alleen al het vasthouden aan die diagnose was voor mij heel helpend om uit te zoeken. Daarnaast betekent het niet dat je zonder diagnose nergens last van hebt. Ik had nog steeds dezelfde moeilijkheden en gedragingen die ik hiervoor bestempelde als ‘dat is vast mijn autisme’. Alleen had het geen specifieke naam.
Samen met mijn psycholoog ben ik alle punten langsgegaan waar ik tegenaan liep. Ze verklaarde dat veel van mijn moeilijkheden voort konden komen uit mijn onstabiele basis. De manier hoe ik omging (en ga) met seksualiteit en relaties, het niet goed tegen veranderingen kunnen, de dwingende drang naar controle… Allemaal punten die ook te herleiden zijn naar mijn jeugd. Dit vind ik nu heel logisch, maar destijds voelde dat vreselijk. Ik wilde me zo graag losmaken van mijn jeugd, van alles wat er was gebeurd. Ik wilde me hier niet meer mee associëren. Ik wilde niet opnieuw met mijn leven geconfronteerd worden. Ik wilde iets concreets waar ik mee verder kon. Toch was dit uiteindelijk wel wat ik nodig had.
Soms hoeft iets geen label te hebben om begrepen te worden. Het kan het soms wel makkelijker maken, maar ook zonder hokje is het mij gelukt om mezelf uit te dagen, te onderzoeken en meer te begrijpen. Ik was niet terug bij af, ik ben ook nooit terug bij af geweest. Ik was juist een stapje dichterbij dit besef. Een besef dat in mijn ogen belangrijker is dan welke diagnose dan ook.
Hoeveel waarde hecht jij aan een diagnose?
Geef een reactie