Mijn wekker gaat. Met een slaapdronken hoofd pak ik mijn telefoon en kijk hoe laat het is: 09:30. Eigenlijk had ik gehoopt dat ik eerder wakker zou worden, maar op hetzelfde moment wil ik helemaal niet opstaan. Met een steen in mijn maag denk ik aan de dingen die ik vandaag moet doen. Het gaat met name om studeren eigenlijk. Ik ben het al dagen aan het uitstellen en de deadline zit er nu écht aan te komen. Ik doe mijn ogen dicht, ik wil er niet aan denken en draai me nog een keer om. Ik voel een enorme weerstand om te beginnen.
Niet veel later zit ik toch in het koffiezaakje bij mij op de hoek en ik staar naar mijn scherm. Het kostte behoorlijk wat moeite om mijzelf uit bed te slepen en het is ook al weer veel later dan ik had gepland, maar ik zit er. Met al mijn motivatie en goede bedoelingen ben ik hier gekomen. Toch lukt het niet. Ik krijg geen beweging in mijn handen. Ik lees de zinnen op de Powerpoint van het vak waar ik voor moet leren meerde malen door, maar het blijft niet hangen. Ik open Facebook en scrol minstens drie kwartier door mijn tijdlijn, zonder daadwerkelijk iets te lezen. Ik wil niet denken aan wat ik eigenlijk zou moeten doen. Met de tijd die verstrijkt zakt de moed mij meer en meer in de schoenen.
Paniek
Waarom lukt het niet? Ik kan prima leren, dat weet ik van mezelf. En toch… Straks heb ik écht geen tijd meer over. Ik ben me bewust van het drukkende gevoel op mijn borst en mijn hoge ademhaling; de spanning stijgt. In mijn hoofd voer ik een stormend gesprek met mezelf:
Ik weet het zeker, dit is de keer dat het mij écht niet gaat lukken. Maar dat zou super rot zijn want dan moet ik herkansen en dat wil ik al helemaal niet. Daarbij, ik kan het gewoon. Ik haal altijd goede cijfers dus het zou raar zijn als ik die nu niet haal. Ik moet me niet zo aanstellen en het nu gewoon gaan doen. Als ik nú begin moet ik het nog redden om alles door te nemen. Maar… Ik heb nog maar zo weinig tijd, dat gaat me echt niet lukken. Sukkel, je had gewoon eerder moeten beginnen. Iedereen verwacht dat je zoals altijd een prima cijfer haalt en het is nu helemaal je eigen schuld dat dat je niet lukt.
Ondertussen appt een studiegenootje mij met de vraag hoe het gaat met leren. Ik stuur haar terug dat ik nog niet ben begonnen, dus dat we wel zien of het gaat lukken. Met een knipogende smiley er achteraan. Ik doe alsof het mij niet uitmaakt, alsof het grappig is dat ik nog niks gedaan heb. Ik raak lichtelijk in paniek, maar voel op hetzelfde moment een gekke vorm van rust over me heen komen. Het is te laat om nog écht goed te leren. Dus als ik dit keer een onvoldoende haal, ligt het in ieder geval niet aan hoe slim ik ben of aan mijn kunnen. Ik kan dan gewoon zeggen dat ik te laat begonnen ben.
Zelfreflectie
Eigenlijk gaat het altijd zo, zeker met studeren. Ik herken mijn eigen gedrag. Ik wil graag goed presteren en verwacht veel van mezelf. Hooge cijfers, het beste resultaat. Mijn eigen verwachtingen liggen zo hoog, dat ik bang ben ze niet te kunnen halen. Daarbij denk ik dat anderen net zulke hoge verwachtingen van mij hebben en ik wil hen niet teleurstellen. Ik wil er niet achter komen dat het aan mij ligt dat ik iets niet kan. Dat ik niet slim genoeg ben. Dat het mijn fout is. Ik stel het leren zo lang mogelijk uit totdat het ‘te laat begonnen zijn’ een legitieme reden is om mijn eventuele ‘slechte prestatie’ te verantwoorden.
Vervolgens raak ik op dat laatste moment toch in paniek. Ik bel mijn moeder huilend op en zij stelt mij keer op keer weer gerust. Daarna begin ik als een gek met leren. Ik ga door tot in de late uurtjes. Met buikpijn begin ik de volgende dag aan mijn tentamen. Eigenlijk wil ik een minder hoog cijfer helemaal niet hoeven verantwoorden, ik wil het gewoon kunnen! Waarom heb ik het mezelf nou weer zo moeilijk gemaakt… Uiteindelijk sluit ik 9 van de 10 keer het tentamen met een prima cijfer af. Alsof er niks gebeurd is.
Faalangst of gewoon lui?
Hoewel weinig mensen het woord ‘faalangst’ richting mij in de mond hebben genomen, stel ik hier even een ‘zelfdiagnose’. Niet omdat ik een diagnose zo belangrijk vind, maar omdat het wat makkelijker praat. Mijn faalangst zorgt bij mij voor een blokkade. Ik wil buitengewoon goed presteren, ben bang dat het niet lukt en begin daardoor niet aan wat ik moet doen. Tot de druk te hoog wordt en ik uit paniek op het nippertje uit mijn freeze kom en doe wat ik moet doen. Met een boel extra grijze haren van de stress weet ik het schip nog net te redden.
Het duurde even voordat ik de faalangst bij mijzelf herkende. Iemand met faalangst doet toch juist extreem haar best? Iemand met faalangst zit uren achter elkaar te blokken en doet alles in haar macht om de beste prestatie te halen. Dat was het beeld dat ik had van faalangst. Ik daarentegen doe juist te weinig. Ik stel uit. Ik heb gebrek aan discipline. Zou veel meer kunnen doen. Ik ben gewoon lui. Toch paste lui zijn niet bij het beeld wat ik van mijzelf had en heb. Ik ben iemand die haar best doet en het ook leuk vindt om haar best te doen. Ik doe de dingen die ik doe altijd met volle aandacht, lever geen half werk. Door te lezen over faalangst en er met mensen over te praten, kwam ik tot de conclusie dat ik toch niet zo lui was als ik dacht.
De cirkel doorbreken
De gedachte dat ik niet lui was, maar juist te graag goed wilde presteren en daardoor niet durfde te beginnen, gaf mij rust. Het maakte dat ik minder boos was op mijzelf. Ik kon mijn uitstelgedrag verklaren en begon het daardoor ook te herkennen. Dat betekende niet dat ik er ook meteen verandering in kon brengen. Het cirkeltje heeft zich vaak herhaald en nog steeds kom ik er weleens in vast te zitten.
Toch helpt het herkennen van mijn eigen gedrag en de situaties waarin dat voorkomt mij om het steeds vaker voor te zijn. Ik kan het voordat het gebeurt al herkennen, waardoor ik maatregelen kan nemen waarmee ik het mezelf makkelijker maak. Bijvoorbeeld door met mensen samen af te spreken om te studeren of door concrete, haalbare doelen voor mezelf te stellen.
Maar wat mij het meeste helpt, is dat ik het mezelf niet meteen enorm kwalijk neem wanneer het een keer niet lukt. Wanneer ik wel weer in mijn uitstelgedrag verzeild raak. Ik ben nu minder energie kwijt aan boos zijn op mezelf en het voelen van frustratie. Hierdoor heb ik meer ruimte om mij te focussen op wat wél goed gaat en wat ik kan doen om wél aan de gang te gaan. Of, zoals mijn moeder altijd zegt: “Je doet je best en meer dan dat kun je niet doen.”
Deze blog kwam oorsprongelijk online in 2019
Geef een reactie