Aan het VU Medisch Centrum is onderzoek gedaan naar de gedragsproblemen, psychotische ervaringen en emotionele problemen bij kinderen en jongeren waarvan minimaal één ouder in het buitenland is geboren. Dit onderzoek is gedaan door Marcia Adriaanse van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Afgelopen vrijdag promoveerde zij bij het Vumc.
Dit onderzoek is gedaan omdat er wereldwijd verschillen worden gevonden in de psychische gezondheid tussen groepen met verschillende migrantenachtergronden. “We zien bij bepaalde groepen een verhoogd risico op maatschappelijke problematiek en ernstige psychische stoornissen, terwijl sommige van deze groepen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) minder goed bereikt”, zegt Adriaanse.
Bij kinderen en jongeren waarvan minimaal één ouder in het buitenland is geboren, ook wel de minderheidsjeugd genoemd, komen meer gedragsproblemen en psychotische ervaringen, maar minder emotionele problemen voor in vergelijking met de Nederlandse jeugd. De kans is hierdoor groter dat de minderheidsjeugd in de toekomst uit zal gaan vallen of ernstige psychiatrische stoornissen zal ontwikkelen zoals schizofrenie.
Om psychische en maatschappelijke problemen bij deze groep te voorkomen en te behandelen, zouden de huidige programma’s aangepast moeten worden aan de specifieke behoeften van de groep. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door scholen beter te betrekken als toegangspoort voor zorg. Scholen zouden al mee kunnen helpen bij het signaleren van mogelijke psychische stoornissen en op deze manier op tijd aan de bel kunnen trekken.
Zorg zou ook aandacht moeten besteden aan het opgroeien in twee culturen in een etnische minderheidspositie aangezien dat een belangrijk risicofactor bleek voor psychische problemen. Veel van het probleemgedrag zou namelijk te maken hebben met de omstandigheden waarin de kinderen opgroeien. De minderheidsjeugd groeit veelal op in slechte buurten en de ouders hebben maar weinig geld. Ook worden de kinderen nog geregeld gediscrimineerd. Ze zitten als het ware tussen twee culturen in en dit veroorzaakt veel stress wat kinderen uiten door zich boos en opstandig te gedragen. Dit leidt tot problemen thuis en op school waardoor de kinderen niet de juiste begeleiding krijgen. Op die manier komen ze in een vicieuze cirkel terecht.
Hulp is daarom ontzettend belangrijk. Deze kinderen moeten om leren gaan met de stress die zij ervaren en de emoties die dit bij hen oproept. Ook zullen zij om moeten leren gaan met de omstandigheden waarin zij opgroeien die voor hen vaak wat minder gunstig zijn. Helaas is ook te zien dat allochtone kinderen en jongeren minder snel bij de hulpverlening terechtkomen omdat de ouders de problematiek niet goed herkennen en wellicht ook niet altijd erkennen. De GGZ komt vaak pas in beeld als de kinderen al de mist in zijn gegaan en met politie en justitie in aanraking zijn gekomen. Pas dan wordt er naar de psychiatrische achtergrond gekeken.
Adriaanse heeft haar onderzoek uitgevoerd onder meer dan 1.500 kinderen en jongeren van verschillende etniciteiten, en hun leerkrachten. Kinderen waren afkomstig uit verschillende basis- en middelbare scholen in Nederland. Psychische stoornissen bleken relatief eenvoudig op te sporen door korte vragenlijsten af te nemen bij het kind zelf en de leerkracht op school. Bij een deel van de Marokkaans-Nederlandse jeugdigen en hun moeders zijn vervolgens nog aanvullende vragenlijsten, testen en interviews afgenomen.
Geef een reactie