Het begon ongeveer vijftien jaar geleden. Mijn beste vriendin en ik – we kennen elkaar sinds de kleuterklas – belandden in de puberteit. Dat betekende dat ons lichaam vormen begon te krijgen. Onze dijen werden wat dikker, we kregen heupen en onze borsten begonnen zich te ontwikkelen… We schrokken er enorm van. “Ik vind mezelf dik”, hoor ik mijn vriendin nog zeggen terwijl ze beteuterd naar haar heupen keek.
“Ik ook”, gaf ik toe. Ik vond mijn bovenbenen afschuwelijk: het leken me net olifantenpoten. Als ik nu foto’s terugkijk van hoe ik er destijds uitzag, kan ik niet geloven hoe vervormd mijn zelfbeeld was. Hoe is dat toch mogelijk?
Mijn vriendin en ik spraken af dat we zouden gaan afvallen. Tot dat moment waren we altijd naar de supermarkt gesneakt om allemaal koekjes en ongezonde dingen in te slaan: dat deden we nu niet meer. In plaats daarvan begonnen we bronnen op te zoeken op internet. We raakten gefascineerd door de website “pro-ana” . Ik weet niet eens meer hoe we daarop belandden, maar er waren foto’s te zien van véél te magere vrouwen, waarvan je de botten kon tellen. Het deed me huiveren en toch bleef ik ernaar kijken. Er waren forums waarop mensen tips deelden over hoe je zo min mogelijk calorieën binnen kon krijgen. Iemand vroeg zelfs of er calorieën in water zaten. Wat een idiote vraag, dacht ik.
Aan de ene kant werd ik een beetje bang van deze nieuwe wereld die ik ontdekt had. Aan de andere kant bleef het aan me trekken. Mijn vriendin ging helaas verder dan ik. Zij begon stiekem haar maaltijden eruit te gooien en te automutileren. Als dertienjarige had ik geen idee hoe ik met zo’n geheim om moest gaan of hoe ik haar moest helpen. Zelf durfde ik niet echt over te geven, maar ik kon mezelf wel haten. Dat deed ik dan ook.
Ik haatte mijn lichaam met heel mijn hart. Ik zette mijn nagels in mijn benen en wenste dat ik het vet eraf kon snijden. Ik vond mezelf lelijk, walgelijk. Op het strand probeerde ik mezelf te verbergen voor zover dat mogelijk was, bang dat iemand zou zien hoe vreselijk ik eruitzag. Elke keer als ik had gegeten, kreeg ik een schuldgevoel. Ik begon dan haastig oefeningen te doen op mijn kamer, in de hoop dat ik dan het “vet kon verbranden”. Het ontwikkelde zich tot een obsessie die me nog jaren en jaren bij zou blijven, zij het met pieken en dalen.
Soms was het een tijdje rustig. Dan kwam het weer terug. De schaamte, de afschuw, het vergelijken met anderen. Toen ik twintig was, ging ik aan de pil. Ik had mijn wanhopige verlangen naar bewondering en bevestiging – waar alles uiteindelijk vandaan kwam – op mannen gericht. Dat was ten slotte de makkelijkste manier van aandacht krijgen, om de leegte te vullen. Door de pil hield ik vocht vast en werd ik voller, maar omdat ik zo bezig was met aandacht krijgen van mannen, kon ik het enigszins negeren.
Deze fase ging voorbij en ik kreeg een serieuze relatie met mijn huidige echtgenoot. Stoppen met de pil zorgde voor een lager gewicht. In de eerste lockdown, toen ik tweeëntwintig was, verloor ik plotseling nog een paar kilo. Misschien kwam het omdat ik minder bewoog en dus minder at, of werd mijn metabolisme ineens sneller… ik weet het niet. Maar de opmerkingen vlogen me om de oren: “Wat ben je dún!” “Ben jij nou zo afgevallen?” “Je bent gehalveerd!”
Hoewel ik dan uitlegde dat dat niet bewust was gebeurd, werd er iets in mij getriggerd. Ik was slanker dan ooit en ik vond mezelf mooi… Elke outfit stond me goed, ik durfde zonder schroom in bikini en ik voelde me eindelijk delicaat, ofzo. Ik wilde het voor eeuwig zo houden.
Vanaf dat moment zette de obsessie haar klauwen in mijn vel, vastbesloten om me niet los te laten. Zodra ik een grammetje aankwam, raakte ik in paniek. In elke spiegel of ruit controleerde ik of ik een ‘buikje’ had, of mijn benen dikker leken. Zo dik was ik gisteren toch niet? Zat dat heupvet er al?
Hoe slank ik ook was, ik bleef mezelf dik zien. Mijn relatie met eten was allang niet meer hetzelfde, maar nu werd deze nog krampachtiger door mij gecontroleerd. Als ik gestressed was werd het erger, dan at ik heel weinig. Ik wíst dat het ongezond was en dat deze obsessie me een donkere afgrond introk. Het maakte me ongelukkig en onrustig. Ik besloot een paar keer er actief tegen te vechten, maar werd dan continu heen en weer getrokken tussen dun willen zijn en gelukkig.
De leugen die ik continu hoorde was deze: “Als je maar dun bent, dán ben je mooi. Dan ben je het waard om gezien te worden, om vrouw te zijn, om te bestaan.” Het was een overtuiging die zo diep zat, dat het me onmogelijk leek om ervan af te komen.
Op een gegeven moment kon ik er niet meer tegen. Ik ben gelovig en had er ook over gepraat met een priester. Het was als een verleiding, vertelde ik: een verleiding om van mijn lichaam het middelpunt van mijn leven te maken. In ons geloof is dat een vorm van afgoderij, want alles wat je boven God plaatst, leidt tot een gevoel van leegte in je hart.
“Het lichaam is belangrijk,’ had de priester gezegd. “Maar het moet je leven niet overnemen.” Een paar dagen later keek ik mezelf aan in de badkamer spiegel. Mijn rode, betraande ogen staarden terug. “Het is kláár”, zei ik toen hardop, zo streng als ik kon. “Ga weg, laat me met rust!” Ik smeekte en bad dat ik met rust gelaten kon worden, dat ik vrij kon zijn van deze obsessie en dat mijn zelfwaarde niet meer af zou hangen van hoe mijn lijf eruitzag. Vanaf dat moment begon ik actief te strijden. Ik deed dat door simpelweg zo min mogelijk aandacht te schenken aan de obsessie, want hoe minder ik die voedde, hoe stiller de leugens werden. Ik zette ze op ‘mute’.
Ik vermeed alle extremen: ik at niet ineens veel, maar ook niet ongezond of weinig. Ik at precies wat ik nodig had en concentreerde me op het eten van goede, gezonde en volwaardige maaltijden. Gelukkig ging dat bij ons thuis redelijk makkelijk, want mijn moeder is Italiaans en heeft altijd simpel en gezond gekookt.
Ik vermeed het om te veel na te denken over mijn lichaam en negeerde de pogingen van de obsessie om weer terrein te winnen. Zo vervaagden de leugens langzaam en kreeg ik weer vat op mijn gedachten, want ik gaf de stemmen geen podium meer. Mijn lichaam was niet meer het middelpunt en het doel van mijn leven.
Ik ben inmiddels getrouwd en in verwachting van mijn eerste baby. Dat is erg spannend, want je eetgedrag verandert en je lichaam natuurlijk ook. Elke dag zie ik mijn buik een klein beetje groeien, mijn cup B is een C geworden en ik zal de komende maanden waarschijnlijk ook meer gewicht vast gaan houden. Dan merk ik dat er een duiveltje is dat zijn voetje tussen de deur probeert te krijgen, maar ik schop hem eruit. Niet hier, niet in mijn geest. Mijn kindje zal nóóit hoeven te concurreren met mijn lichaam of gewicht.
Mijn beste vriendin van de basisschool spreek ik nog steeds vaak. Interessant genoeg kampen we met precies dezelfde gedachten en worstelingen wat betreft ons lichaamsbeeld, we hebben in onze adolescentie dezelfde ontwikkelingen doorgemaakt. Maar gelukkig kunnen we er met elkaar over praten en kunnen we samen vechten.
Natuurlijk is het nog steeds moeilijk om de obsessie volledig de kop in te drukken en natuurlijk zijn er momenten van zwakheid. Maar voor mij persoonlijk geeft mijn geloof me de kracht en wijsheid om te weten wie ik écht ben, en hoeveel ik waard ben. Ik ben nu sterk genoeg om mijn geest te bewaken.
Geef een reactie