Vroeger was ik niet per se heel erg netjes. Ik ruimde mijn spullen wel op en maakte mijn kamer schoon als dat van mijn moeder moest, maar daar bleef het ook wel bij. Toen ik ergens in mijn puberteit depressief werd, begon ik voor het eerst meer schoon te maken. In een chaotische wereld waarin ik het gevoel had niets onder controle hebben, gaf schoonmaken en opruimen me rust. Zeker toen ik eenmaal op kamers ging wonen, had ik het gevoel meer rust in mijn hoofd te krijgen op het moment dat mijn kamer er schoon en netjes uitzag. Die rust duurde echter altijd maar voor even. Zodra ik weer een beetje leefde in mijn kamer kwam er immers ook weer, in mijn ogen, rommel.
Hoe depressiever en eetgestoorder ik werd, hoe dwangmatiger mijn gedrag op het gebied van schoonmaken werd. Ik vond alles vies en ook buiten de deur eten werd een steeds groter probleem. Ik vond het lastig in een restaurant te zitten waar al honderden mensen voor mij hadden gezeten en bestek controleerde ik voordat ik het gebruikte. Zo nodig maakte ik het schoon met servetten of vroeg ik om nieuw bestek. Als ik nadacht over of het glas waar ik uit dronk wel goed was schoonmaakt, kon ik spontaan misselijk worden en durfde ik mijn drinken nauwelijks op te drinken.
Het dwangmatig schoonmaken en alles om me heen vies vinden nam door de tijd heen behoorlijk ernstige vormen aan. Ik ontwikkelde een soort smetvrees en was bovendien altijd al erg snel bang dat ik ziek zou worden of slechte bacteriën binnen zou krijgen. Dat laatste wordt ook wel hypochondrie genoemd. In het studentenhuis waar ik woonde, durfde ik lange tijd nauwelijks meer te koken omdat ik de keuken te vies vond. Schoonmaken deed ik met handschoenen aan en ik zat vaak op mijn kamer waar ik me het meest prettig voelde.
Tijdens opnames liep ik ook tegen deze problemen aan. Ik vond de kamer waar ik sliep vies, ik vond de banken en stoelen waar ik op moest zitten vies, ik vond de keuken smerig en kon amper een hap door mijn keel krijgen tijdens de gemeenschappelijke maaltijden omdat ik de borden, het bestek en de beker ronduit smerig vond. In therapie is het daarom voor het eerst over deze problemen gegaan. Hier kwam ik tot de ontdekking dat schoonmaken en mijn angst voor bacteriën en ziekte enerzijds een vorm van controle zoeken en emotieregulatie was.
Op momenten dat mijn spanning opliep, zocht ik naar manieren om hiermee om te gaan. Soms deed ik dit door middel van eten en overgeven, beschadigen of drinken en soms ging het over schoonmaken en opruimen. Al deze zaken waren manieren om om te gaan met negatieve emoties. Uiteindelijk kwam het allemaal op hetzelfde neer.
Bovendien probeerde ik door veel schoon te maken een chronisch vies gevoel dat in mij zat weg te maken. Door nare ervaringen voelde ik me continu vies en ik hoopte dat dit wegging door maar goed op te ruimen en alles schoon te maken. Geregeld probeerde ik ook het vieze gevoel letterlijk uit te spugen. In therapie leerde ik echter ook dat dat vieze gevoel niet weg zou gaan met behulp van een opgeruimde kamer en ook niet als ik tien keer per dag zou douchen of braken. Dat gevoel zat in mijn hoofd en daar moest ik iets mee doen.
Als ik nu terugdenk aan deze periode dan schrik er nog weleens van hoe heftig dit was. Ik kon ontzettend boos worden als ik zag hoe ”vies” groepsgenoten met een boterkuipje omgingen of als iemand met eten knoeide. Ik kon uren op internet zoeken naar symptomen als ik ergens pijn had of als ik dacht dat er iets verkeerds in mijn eten zat uit angst dat ik dat binnen gekregen zou hebben. Ik werd in die periode ontzettend belemmerd door mijn eigen angst.
Is dat obsessieve schoonmaken nu helemaal weg? Nee, niet helemaal. Ik ben nog steeds erg opgeruimd en in periodes dat ik wat meer stress heb, merk ik dat ik sneller geneigd ben op te gaan ruimen. Soms moet ik mezelf dan weer even tot de orde roepen en mezelf eraan herinneren waar ik mee bezig ben. Dat gaat steeds beter. Ondanks dat mijn hond veel verhaart, lukt het me bijvoorbeeld prima om niet elke dag met de stofzuiger in de weer te zijn en ik was niet elke keer af als ik een bordje heb gebruikt, dat kan ook wachten tot het einde van de dag.
Ik vermijd restaurants niet meer vanwege de viezigheid. Hoewel ik wel altijd even kijk of het bestek in mijn ogen schoon genoeg is, ga ik het niet meer uitgebreid schoonmaken tot mijn eten half koud is. Met name therapie heeft mij hier goed bij geholpen. Ik weet dat mijn angsten en gedachten rondom deze problemen niet realistisch zijn en dat ik mezelf niet help door erin mee te gaan, het zorgt enkel voor heel veel stress. Mocht jij ook met zulke problemen kampen, dan raad ik je aan eens te onderzoeken wat de oorzaak hiervan is en zo nodig hulp te vragen. Het is zonde hier zoveel tijd mee kwijt te zijn, het levert je enkel stress op.
Geef een reactie