Met vallen en opstaan handhaaft Aafke zich op school. Sterker nog: Aafke werkt er keihard aan, en haalt het ene hoge punt na het andere. Dat klinkt goed, maar dit is tegelijkertijd haar valkuil. Het leren gebeurt te obsessief. Voor Aafke is er geen middenweg; alles moet zij perfect kunnen, en daar horen geen cijfers bij onder een negen. Ze werkt uren achter elkaar omdat ze perse bij wil zijn. Ik denk dat dit tempo niet goed voor haar is. Haar perfectionisme (ik moet meteen mee kunnen en ik moet hoge cijfers halen) combineert ze op een explosieve manier met haar faalangst (dit gaat me nooit lukken, zie je wel, ik kan dit niet).
Dit resulteert regelmatig in een grote paniek. Paniek dat ze dit jaar weer niet gaat halen. Paniek omdat ze niet weet hoe ze alles wat ze gemist heeft in moet halen en hoe verder te plannen. Misschien ben ik wel de enige vader in Nederland die zich zorgen maakt over de hoge cijfers van haar dochter. Ik hoop zo dat Aafke leert tevreden te zijn met een lagere cijfer. En ik hoop ook dat Aafke leert, dat je voor je persoonlijkheid en geluk niet afhankelijk bent van het cijfer dat je haalt. Het geluk moet je uit jezelf halen, en niet uit de cijfers die je terugkrijgt.
Ik leg Aafke uit dat de school één grote marathon is; het eind is nog ver weg en het is dus zaak om je energie goed te verdelen. Aafke loopt die marathon alsof het een sprint is. Zij staat steeds in de hoogste versnelling. Mijn vrees is dat zij op deze manier de eindstreep niet gaat redden. Gelukkig lijkt ze in een hele sociale klas te zijn gekomen. Door een aantal meiden wordt ze in de groep opgenomen. Zo wordt ze bijvoorbeeld uitgenodigd voor een filmavond. Ik merk aan alles dat Aafke dat ze het spannend vindt, om daar naar toe te gaan. Toch doet ze het. Op zo’n avond wordt ze wederom geconfronteerd met het leeftijdsverschil.
De meisjes waar zij nu mee omgaat, zijn twee of drie jaar jonger dan zij zelf. Het is niet alleen het leeftijdsverschil wat Aafke moeilijk vindt. Ook de aansluiting maken met een groep vindt ze lastig. Wel is ze eindelijk zo ver dat ze durft toe te geven dat dat haar iets meer moeite kost dan anderen; dat ze eigenlijk al jaren op haar tenen loopt om ‘normaal’ te zijn en mee te kunnen doen. Naar ons durft ze dat na jaren vragen eindelijk voorzichtig toe te geven. Ik realiseer mij hoe uitgeput Aafke moet zijn als zij al jaren de marathon van het leven op haar tenen loopt.
Tegelijkertijd zie ik dat ze wel stappen maakt op dit moment, ook sociaal. Ik hoop heel erg dat ze weer de veiligheid gaat voelen die een klas ook kan bieden. Het pesten heeft haar zwaar beschadigd en haar zelfvertrouwen totaal afgebroken. Ze benadert de hele wereld vanuit angst en wantrouwen en dat zie je terug in haar gesloten, soms norse houding. Ook daaraan zal ze moeten gaan werken.
Wat voor Aafke moeilijk blijft is dat zij met haar lichaam wil laten zien dat het niet goed gaat met haar gaat. Dat maakt de fase waarin ze nu zit zo ingewikkeld. Ze is bang dat niemand ziet dat ze ziek is, als ze een normaal formaat heeft en normaal eet. Het is dus belangrijk dat ze haar klas en vriendinnen duidelijk maakt dat haar ziekte op dit moment nog zeker in heftige mate bestaat, maar voor de buitenwereld onzichtbaar is.
Maar ik zie ook dat Aafke zich steeds meer op de toekomst gaat richten. Zo denkt ze na over wat ze na de middelbare school wil gaan studeren. Die gerichtheid naar voren is al een enorme vooruitgang.
Volgende keer: De laatste keer Aafke
Geef een reactie