Amber Brantsen: ‘Schaam je niet voor je eetstoornis.’

Je kent haar misschien als presentator van het NOS Journaal en daarnaast presenteert ze de NOS Formule 1-podcast. Maar wat tot voor kort nog niemand van Amber Brantsen wist, was dat ze jarenlang streed tegen een eetstoornis. Ze voelde zich eenzaam tijdens haar studententijd, zocht troost in eten en verloor langzaam de controle toen ze gezonder wilde gaan leven. Haar boek ‘Uit Beeld’ ligt sinds september in de winkel. Wij vroegen Amber tegen welke taboes ze aan is gelopen en hoe ze die hoopt te doorbreken met haar verhaal. Ook vertelt ze hoe ze nu met haar perfectionisme omgaat. “Er is niets interessants aan perfectie. Het is saai, voorspelbaar en niet spannend.”

Zou je kort iets willen vertellen over jouw eetstoornis-proces? Hoe en in welke vorm(en) heeft zich dat ontwikkeld?

“De problemen begonnen toen ik op mijn zeventiende op kamers ging. Ik ging in Amsterdam studeren, maar in de stad zelf was geen kamer te krijgen. Ik kon via via bij iemand inwonen in Duivendrecht. Super dankbaar was ik voor die kamer, maar ik voelde me er niet op m’n gemak. Bovendien bleek ik een verkeerde studiekeuze te hebben gemaakt. Ik wilde de journalistiek in en had voor de studie Media & Cultuur gekozen, maar dat was totaal niet wat ik ervan had verwacht. Veel te theoretisch en te weinig gericht op het journalistieke handwerk.


Foto: Jeannette Huisman

Ik wilde niet toegeven dat ik niet lekker in m’n vel zat en dat ik ongelukkig was. Ik was altijd het meisje waarmee het goed ging, dat hoge cijfers haalde en waarbij alles in één keer lukte. Dat moest nu ook zo zijn, hield ik mezelf voor.

Troost zocht ik in eerste instantie in eten. Ik kreeg eetbuien. Het was niet dat ik me door heel veel suiker te eten beter ging voelen, nee. Ik at totdat ik niet meer kon. Totdat ik ontzettend misselijk was. Ik vind misselijkheid één van de ergste sensaties die je kunt ervaren, maar toch was dat op dat moment minder erg dan het gevoel van eenzaamheid en depressiviteit, dat ik daarmee wegdrukte.

Na kilo’s te zijn aangekomen door die eetbuien, sloeg het om. Aanvankelijk wilde ik de overtollige kilo’s kwijt door weer gezond te gaan eten en te gaan sporten. Maar toen ik eenmaal op mijn oude gewicht was, realiseerde ik me dat ik me een stuk beter voelde dan voorheen. Ik heb weer de controle, dacht ik. Mijn kamer en mijn studie waren nog altijd niet iets waar ik blij van werd, maar ik vond dat ik daarover niet mocht zeuren, ik moest gewoon doorzetten. Langzaamaan ging ik steeds minder eten en steeds meer sporten. Het sloop erin; zonder dat ik daar bewust voor koos, zonder dat ik het doorhad. Totdat het te laat was en ik erachter kwam dat ik de controle helemaal kwijt was.

Ik kwam in een kliniek terecht. In mijn boek Uit Beeld vertel ik uitgebreid waarom het daar voor mij niet werkte. Ik werd er alleen maar zieker van en heb het er ook maar twee maanden volgehouden. Echt beter ging het pas toen ik een 1-op-1-behandeling kreeg bij een psycholoog die veel minder focuste op mijn ziekte, en veel meer op mij als mens. Samen onderzochten we wat ik nodig had om weer gelukkig te worden. Dat proces heeft me uiteindelijk geholpen om ook de moeilijke stappen te zetten die nodig waren om uit de anorexia te komen.”

Je boek is nu uit, je wilde jouw verhaal vertellen. Wat wil je met ons delen over jouw boek?

“Het is belangrijk om je te realiseren dat een ieders verhaal uniek is. Waar ik baat bij had, hoeft een ander niet te helpen, en andersom. Uit Beeld heb ik eigenlijk geschreven met een heel bescheiden ambitie. Het idee was: ik gooi mijn verhaal naar buiten en als anderen (mensen met een eetstoornis, naasten, en juist ook mensen die helemaal niets over het onderwerp weten) er iets aan hebben, dan is dat mooi meegenomen. Er moet in ieder geval over gepraat worden. Maar nu het boek uit is, merk ik dat de impact zoveel groter is dan ik ooit voor mogelijk had kunnen houden.

Het is niet alleen een boek over mijn eetstoornis. Het gaat ook over hulp durven vragen, controle loslaten, uitdagingen aangaan, ambities, perfectionisme, omgaan met tegenslagen en veerkracht. Het is een verhaal over hoe jouw sterkste eigenschappen je soms behoorlijk in de weg kunnen zitten, maar ook een verhaal over het inzetten van diezelfde eigenschappen om jezelf weer beter te maken. Daarmee is het een verhaal van en voor iedereen.”

Je vertelde eens dat je het gevoel had altijd een deel weg te laten en een taboe in stand te houden hierdoor. Welk taboe bedoel je dan precies? Welk taboe rust er voor jouw gevoel nog steeds op eetstoornissen?

“Mensen vinden het moeilijk te begrijpen dat iemand moeite kan hebben met eten. ‘Eten is toch lekker?’ vragen ze dan. Of: ‘Eten is toch gezellig?’ Of zelfs: ‘Hoe kan je nou geen honger hebben?’ Er bestaan zoveel vooroordelen over eetstoornissen en bovendien zijn ze complex en uiteenlopend in vorm. Dat maakt het voor veel mensen ongrijpbaar en ook onbegrijpelijk. Het is dan vaak makkelijker voor ze om er niet over te praten of hun eigen vooroordelen te laten bestaan. Dat is kwalijk, want zo creëer je als maatschappij een onveilige ruimte voor mensen om naar buiten te treden met hun problemen. Zij zullen niet zo snel meer vertellen dat ze moeite hebben met eten, of obsessief bezig zijn met sporten of hun gewicht. Daar voelen ze zich niet veilig genoeg voor. Maar dat betekent dan ook meteen dat ze niet de hulp krijgen die ze nodig hebben en dat is heel schadelijk. We moeten dit met z’n allen bespreekbaar maken en houden.

Ik hoor vaak dat mensen mij ‘stoer’ of ‘dapper’ vinden omdat ik nu met mijn verhaal naar buiten treed. Ik waardeer wat ze zeggen – en bedoelen – maar ik hoop nog veel meer dat het ooit niet meer stoer of dapper is om te praten over een mentale ziekte. Je hoeft je er niet voor te schamen. Het is wat het is, en jouw verhaal over je mentale ziekte is net zo belangrijk en legitiem om aan te wereld te vertellen als wanneer er puur iets lichamelijks aan de hand zou zijn.”

Tijdens een interview met Eva Jinek vertelde je dat je soms ook worstelde met de gedachte: dan ben ik die nieuwslezer met anorexia. Hoe heeft je werk – het veel in beeld zijn en veel moeten spreken voor tv – invloed gehad op je zelfbeeld en perfectionisme?

“Ik heb erg moeten wennen aan al die aandacht voor mijn uiterlijk. Ik kom van de radio en daar horen luisteraars natuurlijk alleen je stem. Soms kwam daar een opmerking over, maar meestal ging het gewoon over de inhoud. Ik vond dat heerlijk, die anonimiteit. Bij mijn overstap naar tv veranderde dat. Het ging nu juist heel vaak over mijn lichaam – de ene kijker vond me te dun, een ander te dik -, de hoogte van mijn hakken of hoe mijn haar zat. Dat maakte me best zelfbewust. Ik vond het irritant. Onze redactie bestaat uit honderden hardwerkende journalisten die alles op alles zetten om een goede uitzending te maken, en dan gaat het nóg over hoe ik eruit zie. Heel raar, als je het mij vraagt.

Tegenwoordig roep ik heel vaak gekscherend ‘nou, de kijker moet het er maar mee doen’ als het gaat over mijn haar, make-up of styling. Dat klinkt natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, want niets menselijks is mij vreemd. Ook ik ben wel eens onzeker. Dat mag ook bestaan. Maar in de kern moet de kijker het echt doen met het plaatje dat ze zien. Ik vind het veel belangrijker om een goede uitzending neer te zetten. Ik wil dat mensen mij waarderen om mijn presentatie en journalistieke kwaliteiten, daar draait het om.

En ongetwijfeld zullen mensen mij nu (een tijdje) zien als ‘die nieuwslezer die anorexia had’. Maar ik hoop vooral dat ik ze daarmee laat zien dat je na zo’n ziekte ook een heel mooi en rijk leven kunt hebben.”


Foto: Jeannette Huisman

Hoe ga jij nu om met perfectionisme?

“Ik heb in de loop der tijd geleerd dat perfectie niet bestaat in het dagelijks leven. Dat is iets in het laboratorium, onder gecontroleerde omstandigheden. Er is bovendien niets interessants aan perfectie. Het is saai, voorspelbaar en niet spannend.

Waar het echt om draait, is balans. Het optimale punt zit niet aan het eind van een schaal – de hoogste cijfers, de meeste werkuren in een week, de meeste vrienden hebben. Het optimale punt zit in het midden. Dat je hard werkt voor je doelen, maar ook rust neemt, want dat is minstens zo belangrijk. Dat je je volledig inzet voor dat waarvoor je je wil inzetten, maar dat je ook een feestje mag vieren op het moment dat je die doelen hebt bereikt. Inspanning én ontspanning, altijd die twee gecombineerd. Bovendien meet je perfectie niet af aan wat je presteert. Het is eigenlijk heel simpel: het gaat er uiteindelijk om dat je lief bent voor de wereld en voor jezelf. Dat is pas écht belangrijk.”

Je vertelde bij Jinek ook dat je het anderen niet kwalijk zou nemen als ze zouden denken dat een eetstoornis nooit helemaal weggaat. Hoe denk jij hier zelf over? Wanneer vind jij dat je hersteld bent van een eetstoornis?

“Ik hoor het vaak, dus ik snap het. Vrouwen die twintig jaar geleden een eetstoornis hadden, mijn boek hebben gelezen en naar me toe komen om dat te vertellen. Om daar vervolgens bij te zeggen: ‘Maar ik ben nooit echt helemaal genezen.’ Ik heb ook lang gedacht dat anorexia chronisch zou zijn. Hoe kom je nou toch van die ingesleten eetgestoorde gedachten af? Het herstel is grillig en duurt lang, maar het is gelukkig niet altijd onmogelijk, weet ik nu.

Anorexia is een manier van controle houden. Vaak is er iets anders in je leven dat een uitdaging vormt – of erger – en waar je moeite mee hebt om mee om te gaan. Je raakt bijvoorbeeld je (bij)baan kwijt, het gaat niet goed op school, je relatie gaat uit, noem maar op. Je overleeft dan door alle energie te richten op het eten en afvallen. Om je maar niet bezig te hoeven houden met die andere problemen.

De eerste stap naar genezing is natuurlijk het herstellen van een normaal eetpatroon en gezond gewicht. Maar de tweede stap is minstens zo belangrijk. Dan gaat het er dus om dat je, óók als je geconfronteerd wordt met tegenslag, niet meer grijpt naar de eetgestoorde handelingen die je jezelf in je ziekteperiode hebt aangeleerd. Als dan ook de eetgestoorde gedachten zelfs niet meer aanwezig zijn en je andere (gezonde) manieren hebt gevonden om om te gaan met negatieve gevoelens (sport, hobby, erover praten, etc.), dan heb je de controle weer echt terug. Dan ben je hersteld. Het heeft jaren geduurd, maar ik ben blij dat ik dat punt heb bereikt.”

De kliniek heeft jou niet beter gemaakt. Wat voor advies zou jij anderen geven die ook merken dat ze daar zieker worden, in plaats van beter?

“Spreek het uit. Ga het gesprek aan en probeer zo goed mogelijk onder woorden te brengen waarom die plek je niet helpt. Maar let op, wees daarin wel echt eerlijk: is het je eetstoornis die protesteert omdat je weer normaal moet eten? Dat is namelijk een normaal gevoel en absoluut geen reden om de behandeling te stoppen. Dat is een hele lastige fase, maar wel eentje waar je doorheen moet. Maar merk je écht dat je alleen maar zieker wordt? Dan moet je actie ondernemen.

Vind je het moeilijk om erover te praten, zet dan eerst je gedachten op papier. Wat heb je nodig? Wat helpt je en wat niet? Geef voorbeelden en probeer constructief met je behandelaren te bespreken wat de volgende stap zou kunnen zijn.”

Heb jij in jouw persoonlijke ervaring gemerkt dat er op eetbuistoornis een ander taboe heerst dan op anorexia? Heb jij deze periodes zelf ook anders ervaren? 

“De periode van eetbuien was voor mij erg kort, daar heb ik ook nooit een behandeling voor gehad. Voor mij waren het allebei hele donkere periodes van depressiviteit en eenzaamheid. Ik zocht een fix voor dat probleem, maar het lukte me niet. Ik weet dat mensen met eetbuien wel eens als zwak worden gezien, omdat ze zich – volgens critici – niet kunnen inhouden. Mensen met anorexia zouden volgens die logica heel sterk zijn, want die hebben juist enorme discipline om niet te eten. In mijn optiek is dat allemaal onzin. Het zijn beiden serieuze eetproblemen. Niet iets waar iemand voor kiest, waar iemand al dan niet z’n best voor doet, en het gaat al helemaal niet over sterk of zwak zijn. Deze vooroordelen helpen niemand.”


Foto: Uitgeverij Prometheus

Behalve dat je wilde dat het verhaal (over jou) compleet zou zijn; is er nog een doel wat je voor ogen hebt met jouw boek? 

“Ik wilde het vooral aan de lezer laten wat hij of zij eruit zou halen. Maar nu ik zoveel reacties van lezers krijg op Uit Beeld, weet ik dat er nog veel meer doelen mee behaald worden. Zo vinden mensen veel herkenning in mijn verhaal. Ik dacht bijvoorbeeld dat ik een van de weinigen was die eenzaam was tijdens haar studentenperiode. Dat had ik mis. Het is een heel groot probleem, maar ook dat is iets waar nauwelijks over gesproken wordt. Mensen met beginnende eetproblemen vinden herkenning in de problemen die ik toen ervaarde, in de eerste signalen van een zich ontwikkelende eetstoornis. Het feit dat ik berichten krijg van lezers die naar aanleiding van Uit Beeld behandeling hebben gezocht, omdat ze zichzelf herkenden in mij, is ontzettend waardevol.

Ik krijg mailtjes en DM’s van mensen die op dit moment met een eetstoornis kampen. Ook zij vinden herkenning, maar gelukkig ook hoop en perspectief. Ik heb geen oplossingen en antwoorden voor ze, maar ieder positief ding dat ze eruit oppikken is winst. Ouders mailen mij dat ze nu eindelijk weten wat hun zoon of dochter doormaakt en dat dat hen helpt beter het gesprek erover aan te gaan. Erover praten is zo enorm belangrijk. Het feit dat er door Uit Beeld in huiskamers in het hele land nu weer open en eerlijke gesprekken gaande zijn over eetproblemen vind ik heel bijzonder.

Mensen met andere mentale ziekten vinden steun in de passages over depressie en eenzaamheid. Het is fijn dat ze weten dat ze niet alleen of gek zijn. ‘Als jouw verhaal mag bestaan, mag dat van mij er ook zijn‘, schreef een lezer me treffend.

En tot slot krijg ik berichten van mensen die nog nooit iemand met een mentale ziekte (diepgaand) hebben gesproken en waarbij ik verschillende vooroordelen heb kunnen wegnemen. Dat draagt er weer toe bij dat ook deze mensen in de toekomst een veilige ruimte kunnen creëren voor mensen met mentale problemen om erover te gaan vertellen. Kortom, iedereen blijkt er op zijn of haar eigen manier iets in te vinden. En dat is meer dan ik ooit had durven dromen.”

Is er een bepaalde rol die jij nu in zou willen nemen, nu je als bn’er dit verhaal naar buiten hebt gebracht?

“Ik krijg nu vaak de vraag: zou je niet iets voor (ex-)eetstoornispatiënten willen opzetten? Ik vind dat een lastige vraag. Ik hoop door dit boek en door zichtbaar op tv en sociale media te zijn, te laten zien dat je een mooi, rijk en gezond leven kan leiden na een mentale ziekte. Ik ben geen arts of psycholoog, ik heb ‘slechts’ één ervaring en heb vast en zeker ook dingen niet goed gedaan in dat proces. Hoe ik anderen verder nog meer zou kunnen helpen, weet ik op dit moment nog niet. Maar wie weet kan ik in de toekomst iets betekenen.”

Wat is jouw belangrijkste levensles geweest die je aan anderen zou willen meegeven?

“Toch weer die balans. Laat dat perfectionisme varen. Het is een gevaarlijke illusie. Net zoals de gedachte dat alles maakbaar is, dat je alles in de hand hebt. Dat is nou eenmaal niet zo. Probeer gezonde manieren te vinden om met moeilijke momenten om te gaan. Een moeilijke periode moet er niet óók nog eens voor zorgen dat je jezelf ziek maakt, of hulp ontzegt.”

Wil je zelf verder nog iets kwijt aan de lezers van Proud2Bme?

“Wees een beetje lief voor jezelf.”


Kom bij Proud2Bme gratis en anoniem in contact met lotgenoten, ervaringsdeskundigen, psychologen en dietisten. Op ons forum kun je jouw verhaal delen en/of vragen stellen. Ook kan je dagelijks met ons chatten (de agenda vind je hier). Wij staan voor je klaar.

Daphne

Geschreven door Daphne

Reacties

6 reacties op “Amber Brantsen: ‘Schaam je niet voor je eetstoornis.’”

  1. Ik vind het erg moeilijk om het op werk te vertellen aan collega’s, maar ook aan mijn leidinggevende. Het is toch iets ‘onprofessioneels’. Ook ben ik nog niet hersteld van mijn AN, dus ondervind ik er nog erg veel last van. Ik ben dan bang dat het gaat ‘opvallen’ dat ik erg gefocust ben op eten en dat dat uiteindelijk ten koste gaat van mijn baan.

    ‘Schaam je niet voor je eetstoornis’ is dus denk ik niet in elke situatie toepasbaar..

    1. Hey Robbert. Dat is een lastige situaties. Denk je dat het makkelijker zou zijn om 1 persoon in vertrouwen te nemen ipv al je collegas? Jij zegt onprofessioneel.. ik denk zelf dat het je werk alleen maar ten goede kan komen als het met jou beter gaat. Als je tenminste 1 persoon op je werkvloer hebt die je in vertrouwen kan nemen en die je als soort steungroeplid kan helpen met lastige momenten op de werkvloer, draagt dat bij aan jouw hestel. En dat is niet onprofessioneel maar juist heel krachtig.
      Liefs Keeshe

      1. Hee Keeshe, Ja het ‘voelt’ gewoon als onprofessioneel. Alsof je niet helemaal meer serieus genomen wordt als mensen weten dat je een eetstoornis hebt.

        Bedankt voor je inzicht! Ik denk dat je daar gelijk in hebt en dat je je zwakte dan juist kan ombuigen in een sterkte. En ik denk dat het inderdaad heel erg fijn is om iemand op kantoor te hebben waar je steun kan vinden in de moeilijke momenten.

  2. Mijn collega’s en leidinggevende weten dat ik een eetstoornis heb, ze weten niet alles maar wel dat eten voor mij problematisch is. Ik ben blij dat ze het weten want nu hoef ik geen smoesjes te verzinnen wanneer er iets is waarbij wordt gegeten zoals een vrijdagborrel, een etentje, taart met een verjaardag, kerstmis enz enz.

  3. Ik ben werkzaam in een ziekenhuis en heb vorig jaar al mijn collega’s ingelicht over mijn eetstoornis. Wauw dit was de beste stap die ik kon nemen. Zoveel lieve, steunende berichtjes gehad. Er is enorm veel begrip. Niemand neemt mij nu minder serieus, ze steunen en respecteren mij.

    Ik ben blij dat ik het verteld heb, het creëert ruimte en openheid.

  4. Heel inspirerend verhaal!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *