Anorexia en verlangen naar eten. Iedere nacht lag ik wakker van de honger. Ik dacht na over wat ik de volgende dag zou eten, en schrapte zoveel mogelijk. Ik fantaseerde over wat ik zou eten als ik een dag lang alles zou mogen van mezelf. Naar welke winkels ik zou gaan en wat ik zou kopen. Als ik eraan dacht, kon ik bijna de producten proeven die ik mezelf al zo lang had ontzegd. Van slapen kwam weinig terecht…
Overdag spitte ik folders en websites door, op zoek naar de producten met de minste calorieën, zodat ik er zoveel mogelijk van zou kunnen eten zonder mijn ‘heilige’ calorieëngrens te overschrijden. Dat leidde ertoe dat mijn eetpatroon vooral bestond uit de magerste producten, en daar steeds minder van. Urenlang kon ik bezig zijn met rekenen, recepten lezen en mijn voedselinname plannen. Boodschappen doen was oneindig boeiend en eten was het interessantste wat er was. Mijn lichaam en geest schreeuwden erom, maar ik mocht en durfde er niet aan toe te geven. In plaats daarvan bekeek ik dagelijks kookprogramma’s, supermarktmagazines en foto’s op de tientallen foodblogs die ik volgde.
Ik telde de minuten af tot de momenten dat ik mocht eten. Soms ‘spaarde’ ik mijn calorieën op, zodat ik iets kon eten dat ik echt lekker vond, om het hongeren zo goed mogelijk vol te kunnen houden. Ik vulde mijn dagen met thee en cola light, om een vol gevoel te krijgen. Ik zoog op tictacs die ik vervolgens zonder doorslikken in de prullenbak spuugde. Ik voelde de fysieke drang om te kauwen, een schreeuw van mijn lichaam. Ik voelde me nep: Ik had toch anorexia? Waarom kon ik alleen maar denken aan lekker eten? Nou ja, ‘lekker’- als je me karton te eten had gegeven, had het me waarschijnlijk nog gesmaakt. Hoe hongeriger ik werd, hoe lekkerder alles leek.
Toen ik fysiek en mentaal uitgeput was, besloot ik uiteindelijk dat het zo niet langer kon en ging ik op intake voor een intensieve behandeling. Het advies: opname. In de kliniek móest ik wel eten, dacht ik, dus dan zou het misschien ook wel mogen van mezelf. Maar nee: ik keek om me heen en voelde me opnieuw iemand met een nepeetstoornis. Ik zag de andere patiënten, die allemaal grote moeite leken te hebben met het eten, angstig erwt voor erwt aan hun vork prikken. Dat terwijl ik reikhalzend uitkeek naar ieder eetmoment en iedere uitbreiding, ook al kostte het me enorm veel moeite dit mezelf toe te staan. Hoe kon het dat zij, die ook ondervoed waren, niet leken te hunkeren naar voedsel en er zelfs bang voor waren? Ik voelde me zwak en een aansteller. Wat zou de verpleging wel niet denken als ik binnen no time mijn eten op had? Ik probeerde er zo lang mogelijk over te doen, minimaal x minuten per boterham. Het kostte grote moeite me te beheersen en niet te versnellen, maar het lukte me. Als ik de controle niet meer kon vinden in het weinige eten, dan maar in het tempo waarop ik at. Hoe langzamer ik kon eten, hoe sterker ik me voelde.
Toen ik mee mocht gaan doen aan de therapieën, merkte ik dat ik niet de enige was die volledig door eten in beslag werd genomen. Ook anderen bleken recepten te verzamelen of voedsel te hamsteren, ook al begrepen ze zelf niet goed waarom. Ik voelde me minder alleen: misschien was die obsessie toch niet zo vreemd. Als je je lichaam zoveel ontzegt, is het immers logisch dat het je signalen geeft dat er naar eten gezocht moet worden.
Ik leerde over het Minnesota starvation experiment in de vorige eeuw, waarbij gezonde mannen op een streng dieet werden gezet. Ook deze mannen, die geen eetstoornis hadden, ontwikkelden obsessies met eten en recepten, en sommige werden zelfs kok terwijl ze eerder een ander beroep hadden gehad. Net als ik wilden ze aan de ene kant zo snel mogelijk hun toegestane portie opeten, maar ook zo lang mogelijk over elk eetmoment doen. Sommigen kregen eetbuien of gingen stiekem eten, iets dat ik me heel goed voor kon stellen.
Toen ik aankwam in gewicht en zes keer per dag at, merkte dat ik beter ging slapen en me op andere dingen dan eten kon concentreren. Het duurde een tijd voordat ik er mentaal op ging vertrouwen dat er steeds weer een volgend eetmoment zou komen: ik stond nog steeds in de overlevingsmodus en had na elke maaltijd het gevoel dat ik eeuwig door zou kunnen eten, als ik dat zou mogen en durven. Ook na mijn opname voelde dat nog zo; ik werd er een beetje wanhopig van. Wanneer zou ik na mijn pakje koekjes niet het gevoel hebben dat ik nog de hele doos leeg zou kunnen eten? Zou dit ooit weggaan?
Het antwoord is ja. Het heeft een aantal maanden geduurd, maar ik merk dat nu ik me sinds langere tijd aan een gestructureerd eetpatroon houd, de drang naar eten afneemt. Ik zit niet alleen nog maar de uren af te tellen tot ik weer mag eten. Mijn lichaam vertrouwt erop dat het voldoende binnen zal krijgen. Alleen dit al geeft meer ruimte om me met andere dingen bezig te houden. Nog steeds speelt eten een grote rol in mijn gedachten, en zijn de eetmomenten heel belangrijk. Maar de dwangmatige gewoontes die ik aan het begin van deze blog heb beschreven, zijn minder aanwezig dan eerst. Dat heeft me ervan overtuigd dat fysiek herstel – ook al ben ik daar nog niet – belangrijk is voor geestelijk herstel.
“Eerst aan de achterliggende problematiek werken,
beter eten komt later wel….?”
Niet dus… ik begrijp de angst, maar wat ik jullie met deze blog wil meegeven is dat dat enge en moeilijke eten echt een medicijn is. Of je nu ondergewicht hebt of niet, je lichaam heeft eten nodig en als het dat niet krijgt, zal het zorgen dat je er nog meer door geobsedeerd raakt.
En als jij je, net als ik, nep voelt omdat je alleen maar aan eten kunt denken, dan wil ik je zeggen dat je niet alleen bent. Het is oké om te eten, echt waar. Het is niet iets dat je moet verdienen. Het is evenmin zwak als ademhalen, naar de wc gaan wanneer je nodig moet, of slapen wanneer je moe bent. Ik hoop dat mijn ervaring je een beetje herkenning kan geven, of de hoop dat het anders kan.
Zorg voor jezelf, je bent het waard!
Fotografie: Maximillianmair
Geef een reactie