Al een hele poos liep ik met een groot geheim. Een geheim wat niemand mocht weten. Want als ik vertelde dat ik moeite had met eten, dan moest ik gaan eten. Ik werd steeds zwakker en zwakker. Mijn lichaam had zijn tol geëist, ik kon echt niet meer. ‘s Morgens ging ik heel vroeg al op de fiets naar school, puur omdat ik die tijd nodig had om op school aan te komen. Vervolgens meldde ik me na 1 lesuur weer ziek. Uiteindelijk nam ik mijn pleegmoeder in vertrouwen. Vol schaamte vertelde ik dat er wat problemen waren met eten. Dat het anorexia was, daar was ik mij niet bewust van. Hoe erg het eigenlijk was, dat wist ik ook niet.
Nu ik het mijn pleegmoeder verteld had kon ik gewoon helemaal stoppen met eten. Ze wist het nu toch al, dan hoefde ik het ook niet meer te verbergen. En toen ging het snel. Van de huisarts ging ik naar een kinderarts in het ziekenhuis. Wat heb ik deze kinderarts gehaat in het begin.
Ik weet het nog wel, mijn 1e gesprek. Ik moest opeens wegen. En ik durfde niet te wegen, ik schaamde me voor mijn gewicht. Straks was het te hoog, wat dan? Bij de huisarts hoefde ik me niet te wegen, en nu moest het opeens wel, wat een onzin! Ik, of nouja, de anorexia was heel tegenstrijdig. De kinderarts liet mij en mijn pleegmoeder alleen en het enige wat ik dacht was ‘dit is echt tijdverspilling, laat me lekker naar huis gaan’.
Na lang praten ging ik toch die weegschaal op en ik barstte in tranen uit. Het was te veel, veel en veel te veel! En nu moest ik ook nog een hartfilmpje laten maken. Bij de huisarts was dat al helemaal mis gegaan, want daar moest ik mijn shirt uit doen. En ik schaamde me zo erg voor mijn lichaam dat ik dat echt niet wou. Als ik mezelf al zo dik vond, wat moest een ander dan wel niet denken? Gelukkig, het mocht met mijn shirt aan. Wat mijn hartslag op dit moment was weet ik niet maar dat het achteruit ging werd wel duidelijk.
Ik ging snel achteruit. X kilo per week er af. 3 dagen later weer X kilo er af. Maar ik maakte me geen zorgen hoor. Mijn enige reactie was ‘oh er is wel wat af ja’. Opeens moest ik in een rolstoel. ‘Wat een onzin, ik kan heus wel lopen’, dat was het enige wat ik dacht en zei. Er werd weer een hartfilmpje gemaakt maar nog steeds was ik me er niet van bewust hoe slecht ik er aan toe was.
Mijn polsslag werd gemeten en die was heel erg laag. Als het lager werd, was het levensbedreigend en word je meteen opgenomen. De artsen gingen weer overleggen en ik dacht dat ik naar huis mocht want ik zat er 8 boven. Maar toen ze terug kwam zag ik al aan haar gezicht dat het niet helemaal goed was. Het hartfilmpje had een hartslag die veel te laag was. Nog steeds zag ik de ernst niet. ‘Ik zat er toch 1 boven, waar maakte iedereen zich zo druk om?’.
Mijn pleegmoeder en ik werden in een kamer gezet met de 2 kinderartsen. Ik mocht wel naar huis toe maar dan moest ik in het weekend minimaal X calorieën eten. Ik kon nog langer gaan liegen tegen mezelf maar ook ik wist dat me dat nooit ging lukken. Mijn besluit was toen om te blijven. Tranen kwamen, al had ik hier zelf voor gekozen.
Met de rolstoel werd ik naar mijn kamertje gebracht op de kinderafdeling in het ziekenhuis. Ik had een eigen kamer. De sonde werd ingebracht en ik dacht dat ik dood ging. Wat een ellende en wat deed dat ding enorm veel zeer in mijn keel! Daar lag ik dan, in een ziekenhuisbed met een sonde. In de nacht moest ik aan de hart bewaking. De hele nacht heb ik gehuild en gepraat met de zuster. ‘Ik ga morgen echt naar huis, en als ik eet mag ik naar huis, als mijn pleegmoeder morgen komt stap ik de auto in mee naar huis, die sonde gaat er morgen echt wel uit’. Ik was heel opstandig, maar op dat moment had ik dat niet echt door. En er vielen nogal wat tranen. We hadden het over mijn verleden en dat deed me zeer.
Na 5 dagen mocht ik al weer naar huis. Ik was heel gemotiveerd en vol goede moed stapte ik de auto in. Ergens verliet ik het ziekenhuis ook met een enorme brok in mijn keel. Ik kon zo fijn praten met de zusters als er wat aan de hand was, hoe moest dat thuis? Ik ontmoette mijn diëtiste en het klikte meteen. Een tijd lang ging het goed. Totdat ik weer het diepte punt bereikte. Ik wou niet meer eten. Alle stappen die ik de afgelopen weken gezet had, waren allemaal weggegooid. Ik schrapte steeds meer dingen van mijn eetlijst.
Een 2e opname volgde (van bijna 2 weken). Gelukkig dit keer zonder sonde. Mijn calorieën werden om de dag verhoogd en elke dag moest ik wegen. Het aankomen vond ik helemaal niet erg, totdat ik het streef doel van ontslag bijna bereikte. ‘Straks ga ik nog over dat gewicht heen, wat dan?’ De angst was zo groot dat ik mijn nutri drink wegspoelde en mijn brood uit het raam gooide. Maar nu voelde het alsof ik gefaald had. Ik had juist het vertrouwen bij mijn kinderarts dat ik alles at, want daarom hoefde er ook niemand ter controle bij me te zitten en nu gooide ik het gewoon weg.
Op een gegeven moment vertrouwde ik niemand meer, ook mijn diëtiste niet meer. Heel even twijfelde ik aan het vertrouwen maar dat sloeg al snel weer om. Ze probeerde me alleen maar te helpen en ze had het beste met mij voor, dat wist ik zelf ook wel. Achteraf schaam ik me dood dat ik hieraan getwijfeld heb. Want ik vertrouwde haar het meest van iedereen.
Bij deze opname werd ik me steeds meer bewust hoe gevaarlijk ik eigenlijk bezig was. Mijn hartslag was weer veel te laag. Mijn situatie was levensbedreigend. Als er niet ingegrepen was, dan had het niet zo ‘goed’ afgelopen als nu. Het was eigenlijk een wonder dat mijn hart het gehaald had, dat heeft de (andere) kinderarts gezegd. Van deze uitspraak schrok ik en daar ging ik ook wel over nadenken. Maar het echte besef is er bij mij nog steeds niet. Want toen ik zo slap en futloos was, praatte ik mezelf aan dat ik sterk was. Want het was goed als ik niet at. Natuurlijk was dit niet goed, daar ben ik mezelf nu wel heel erg bewust van.
Ik ben nu sinds 2 weken weer thuis en het is weer helemaal mis gegaan. Binnen 3 dagen verloor ik X kilo. Ik wou weer afvallen want ik voelde me vooral alleen. Van mijn sociale leven bleef niet veel over en steeds meer mensen vielen weg. ‘Ja, waar deed ik het dan eigenlijk nog voor?’. Ik had een grote angst om terug te vallen dus ik vroeg of ik terug mocht naar het ziekenhuis. Mijn diëtiste belde me op en we hadden een half uur gebeld. Ik was radeloos en ik wist echt niet meer hoe ik nu verder moest.
Als voorbeeld nam zij een boek waarin ze steeds zeggen ‘we gaan er niet overheen, we gaan er niet onderdoor, maar we gaan er dwars doorheen’. Ik moest door mijn eetstoornis heen gaan, hoe moeilijk dat ook was. Op het moment zelf, dacht ik niet echt over deze uitspraak na maar later op de avond wel.
Sindsdien heb ik mijn eten weer opgepakt. Al wilde ik nog steeds niet eten, ik moest. Als ik nu niet at belandde ik weer met een levensbedreigende situatie in het ziekenhuis. Wilde ik dat? Nee dat wilde ik niet, dus dan moest ik mezelf maar dwingen om te eten.
Het besef dat de dood zo dichtbij kan liggen is wel doorgedrongen. De ernst hiervan alleen nog niet en ik denk ook niet dat dat ooit komt. Maar dat ik moet eten om in leven te blijven weet ik nu wel. Eindelijk had ik iets van motivatie om door te gaan en te strijden tegen de anorexia. Al ben ik er nog lang niet, en is er nog een lange weg te gaan, er is een begin en daar gaat het om.
Geef een reactie