De broek die ik altijd droeg toen ik wat jonger was. Gek was ik erop. Een donkerblauwe spijkerbroek zonder al te veel poespas. Toen ik na een tijdje geen andere broeken meer wilde dragen kocht mijn moeder er twee bij. Precies dezelfde. Iets anders moest ik niet hebben. Ik heb tientallen foto’s, door de jaren heen, waarin ik één van die broeken draag. Ze hoorden echt bij mij.
Omdat ik ze zo vaak droeg, versleten ze snel. Tot mijn grote verdriet heb ik na twee jaar één broek weg moeten doen. Ik was van de fiets gevallen en de knieën waren kapot. Gelukkig had ik er nog twee over, maar wat wilde ik die broek graag bij me houden. Waarom ik zo hing aan deze broeken wist ik toen nog niet zo goed. Ik stond er ook niet echt bij stil. Ik wilde gewoon die broek en verder niks. Geen rokje, geen andere spijkerbroek, helemaal niks.
Waar mijn zusje elke dag in de kleurrijkste jurkjes rondliep, kon je mij uittekenen in die saaie, blauwe broek. Mijn moeder maakte hier vaak grapjes over die ik vervolgens wegwuifde. Ondertussen kreeg ik vanuit mijn omgeving steeds vaker opmerkingen en mensen begonnen mij cadeaubonnen te geven voor kledingwinkels. Ik snapte de hint, maar het deed me niks. Waarom moest ik iets anders aan? Waarom moest ik veranderen?
Niet willen opvallen
Deze broeken begon ik te dragen net voordat ik naar de middelbare school ging. Ik had een groeispurt gehad en ik had die nieuwe broek gekregen in de vakantie. Voorheen bepaalde mijn moeder nog veel wat ik droeg. Ik hield me daar echt niet mee bezig, ook al werd ik op de basisschool gepest. Het maakte me erg onzeker en ik wilde dit graag veranderen. Deze broek was clean en had niks om op aan te merken. Hier kon ik de fout niet mee ingaan, dacht ik zo. Ik begon kleding te dragen die niet opviel. Want dat wilde ik voorkomen, dat ik opviel. Ik wilde in de massa verdwijnen, niet worden gezien.
Mijn hele leven had ik mij geschaamd voor wie ik was. En juist nu ik mij hier zo bewust van was geworden werd dit alsmaar pijnlijker. Niet alleen mentaal, maar ook fysiek begon ik mijzelf meer en meer weg te cijferen. Ik begon mij saaier te kleden. Gek genoeg, begon ik hier juist door op te vallen. In het eerste jaar was ik al snel het meisje dat bijna altijd hetzelfde droeg. Er hetzelfde uitzag. Mijn haar droeg ik altijd los, nooit vast of met een clipje. Altijd hetzelfde.
Door middel van mijn eetstoornis leerde ik mijzelf klein maken. Ik wilde geen schaduw achterlaten, er eigenlijk niet willen zijn. Hoe minder er van mij was, hoe minder er gekwetst kon worden. Ik denk dat ik vooral opzoek was naar manieren om mijzelf te beschermen. Ik was niet sterk genoeg om tegen het pesten in te gaan, maar ik kon wel mijzelf minder laten opvallen. Ze in ieder geval geen reden geven om mij lastig te vallen.
Toen de broek niet meer en wel weer paste
Ineens was het moment daar. De veilige, vertrouwde broeken paste niet meer. Eentje was gekrompen in de was. De andere ben ik na een tijd ontgroeid. Wat wilde ik ook graag krimpen in die was. Ging het maar zo eenvoudig. Jarenlang heb ik de laatste broek in mijn kast bewaard. Opgepropt in een hoekje. In de hoop dat ik er op een dag op magische wijze weer in zou passen.
Dit gebeurde ook. Tijdens het dieptepunt van mijn eetstoornis was dit één van de weinige kledingstukken die ik kon dragen. Weer was ik uit te tekenen in de saaie, blauwe spijkerbroek. Ik kan me het moment nog herinneren dat ik de knoop dicht kreeg. Mijn eetstoornis schreeuwde hysterisch, maar ik kon wel huilen. Weer lag die broek klaar op de stoel naast mijn bed. Ik was weer terug. Terug in de tijd, alleen ging het leven verder.
Ik begon een afkeer te ontwikkelen tegen de broek. De broek begon ineens symbool te staan voor mijn dieptepunt, voor mijn falen. De broek stond symbool voor mijn eetstoornis. Niet meer voor de Lonneke die zichzelf beschermde middels deze broek. Ineens was ik de Lonneke geworden die tegen zichzelf beschermd moest worden. En dat vond ik maar moeilijk te bevatten.
De eetstoornis liet mij opvallen
Ironisch gezien was het juist de vlucht in de eetstoornis waar ik tegen vocht. Door de eetstoornis begon ik op te vallen. Anderen begonnen te zien dat het niet goed ging. Naast het feit dat die broek weer paste, zag ik grauw en dof. Hoe langer ik de broek paste, hoe minder energie ik had. Ik leefde om te ademen, maar niet meer andersom. Het leven deed me niks meer en dat was aan me te zien.
Mensen begonnen zich zorgen te maken. Begonnen dit uit te spreken. Ineens werd het mij duidelijk. Mensen zagen mij, hadden me door. Ik was weer zichtbaar, omdat ik niks wilde zijn.
Hoe moeilijk het ook was om die broek eerder los te laten, hoe graag ik er later vanaf wilde. Ook al was er een deel in mij dat trots was op deze prestatie, het was tijd om ook deze broek te laten gaan. Ik wilde zelf mijn kleren kies, ik wilde niet dat mijn lichaam voor mij koos. Hoe krampachtig ik hier toen mee omging, hoe vrij ik hierin ben geworden. Ik draag nu kleren die ik mooi vind, die ik fijn vind zitten. Waar ik geen afkeer tegen heb. Alleen maar waar ik blij van wordt. Ik draag nu kleding waar ik mij fijn in voelt en daar wil ik best mee opvallen.
♥
Geef een reactie