Met een koffie die ik voor mezelf gehaald heb, zit ik even in een waterig zonnetje te wachten voor mijn afspraak. Waar ik vroeger (lees: 2 maanden geleden) mijn telefoon erbij had gepakt om mezelf af te leiden met social media of werk, merk ik op dat ik de behoefte niet heb. Ik heb niet de behoefte om mijn hoofd voller te maken met prikkels van buitenaf, mijn hoofd zit immers al zo vol. Ik doe even helemaal niets en probeer dit te verdragen. Laatst zei iemand tegen mij: “Vervelen is helen.” Ik weet nog dat ik moest glimlachen om haar opmerking en er verder niet zoveel mee kon. Ik verveel me nooit. Nu weet ik dat dit eigenlijk betekent: ik zet mezelf nooit stil.
Tot een paar maanden geleden was iedere minuut van de dag gevuld. Simpelweg stilstaan en even in het moment zijn kwam niet in mijn lijst met opties voor. Alles was gepland, uitgekiend en volgepropt. Ik begrijp nu beter dat het waarschijnlijk vooral een coping was om niet al te veel te hoeven voelen. Want als je voelt, ben je niet meer helemaal in control. Je gevoelens zijn er nu eenmaal. En ze kunnen soms ook niet passen bij wat op dat moment het beste uitkomt.
Wil je Christine’s eerdere blog ‘Labels op alles‘ lezen? Klik dan hier.
De coping om mijn gevoel niet al te veel ruimte te geven, is er een die ik tot een hoog niveau, zeer zorgvuldig hebt ontwikkeld. Uit contact gaan met mijn lichaam, uit contact gaan met mijn lijf; ik maakte er topsport van. Mijn lijf verdoofde ik door het te weining te voeden en mijn hoofd door nooit stil te staan. Het werd een levensstijl, op een gegeven moment kon ik niet meer anders. En op de momenten dat ik wilde voelen, liet ik het gedoseerd en voorzichtig toe. Ik zat zo in de regie dat er weinig vanuit mijn hart gebeurde en het merendeel werd gevoed door mijn hoofd. Het werd een patroon. Het werd een act die zover werd doorgevoerd dat het op een gegeven moment vanzelf ging. Al mijn uitingen waren grotendeels theater, zonder dat ik hier zelf echt iets aan kon doen. Als ik de metafoor van het theater verder doortrek, denk ik dat het overgrote gedeelte van het publiek dit stuk vermakelijk, makkelijk en zorgeloos vond om naar te kijken. Af en toe kwam ik een kritische bezoeker tegen, die toch vraagtekens had bij de authenticiteit van de uitvoering. Dan werden er kritische vragen gesteld, belandde ik in een conflict of rende ik weg van de verbinding waar ik zo hard naar verlangde. Ik kon niet meer anders. En het doorbreken hiervan leek ook een hele klus.
Een van de functies van mijn eetstoornis is al die tijd geweest om me sterk te voelen. Sterk voelen staat in dezen voor mij als het tegenovergestelde van kwetsbaarheid. Sterk voelen werd voor mij een mantra, maar dan niet in positieve zin. Het is in de afgelopen jaren geëvalueerd van krachtig, naar sterk, naar steen. Als je de kunst van hardheid op een hoog niveau beoefent, is er op den duur geen ruimte voor gevoelens.
In de weg naar herstel leerde ik dat die hardheid me nergens gaat brengen. Keer op keer liep ik tegen die keiharde en vooral eenzame muur aan. In die eindeloze weg met stenen muren die ik herhaaldelijk bewandelde, pakte op een gegeven moment iemand mijn hand vast. Ze keek me aan en zei tegen me: “Ik weet wel wat jij moet doen. Jij moet echt gaan toelaten en heel snel.” Ik voelde dat dit de enige weg was die ik kon inslaan.
Mijn eetstoornis heeft er al die tijd voor gezorgd dat ik niet hoefde te dealen met spannende dingen en dat ik bepaalde dingen niet aan hoefde te gaan. De regels over wat je wel of niet kunt eten werden een leidraad, een richting. Ze hielden me weg van bepaalde dingen, plekken of bijeenkomsten. In mijn weg naar herstel, waarin ik iedere keer tegenbewegingen probeer te maken, merk ik dat afwezigheid plaats maakt voor verbinding. En dit is spannend, want verbinding betekent openheid. Verbinding betekent echt geven en daardoor ook echt ontvangen. Dit klinkt als iets waar ik al hele lange tijd echt naartoe wil, maar het is nogal een contrast met altijd een glazen harnas om hebben.
Nadat ik echt ging toelaten, ging loslaten, durven leven met angst, ging delen en echt liet zien hoe bang ik was, begon ik beter te voelen. De zorgvuldig opgebouwde muur brokkelde steentje voor steentje af. En toen gebeurde waar ik iedereen al zoveel over had horen praten: ik begon beter te voelen.
Ik denk terug aan een wandeling die ik laatst maakte op het strand bij Bloemendaal. Ik zag de golven ontstaan, steeds hoger worden, omklappen en op een gegeven moment kalm richting de kust stromen. Ik bleef er minutenlang naar staren en besefte ineens dat het leek op het proces waar ik doorheen ga. De golven zijn de gevoelens die door mijn lichaam stromen. Ik voel het sinds lange tijd weer veel meer stromen. Dit zou ik volgens mij eigenlijk heel goed nieuws moeten vinden.
Het ingewikkelde met beter voelen is dat je golven niet meteen aanspoelen op een tropisch, zomers strand. Beter gaan voelen betekent in de meeste gevallen, en ook in mijn geval, niet dat ik me ook direct beter voel. In het proces van voelen, uiten en delen, levert het in het begin nog helemaal niet zoveel moois op. En dat vind ik ingewikkeld, vermoeiend, verdrietig, slopend en ik besef me dat ik heel erg veel geduld moet hebben. Waar ik, als een stap in mijn herstel mijn stappenteller uit heb moeten zetten, heb ik het gevoel dat ik mentaal ontzettend veel stappen per dag zet. Waarom voel ik me dan nog niet beter?
Ik probeer mezelf de troosten met de metafoor van stof dat opwaait. Eerst verschijnt er een grote wolk waar je bijna niet doorheen kunt kijken. Als je er te snel doorheen rent, zul je verblind worden en waarschijnlijk niet de goede kant op lopen. Als je blijft zitten, geduld hebt, de stofdeeltjes rustig neer laat dalen, komt er op een gegeven moment een pad vrij. Zou het de moeite waard zijn om daar op te wachten? Laat ik het maar doen. Zou dit dan die helende verveling zijn? Wie zal het zeggen.
Geef een reactie