Ik heb altijd het idee gehad dat ik moest bewijzen dat ik ernstig was. Dat mijn problemen echt iets voorstelden en ik me niet aanstelde. Ik moest dit voor mijn gevoel niet alleen naar mijn omgeving bewijzen, maar misschien nog wel meer naar mezelf toe. Mijn problemen moesten wel wat voorstellen wilde ik hulp mogen vragen en ontvangen. Alleen mensen die er echt ernstig aan toe zijn, verdienen immers hulp. En omdat ik regelmatig twijfelde of mijn problemen wel erg genoeg waren, wilde ik hiervan bewijzen zien.
Zeker als je lijdt aan een eetstoornis maar gezond gewicht hebt kan het lastig zijn om je problemen serieus te nemen.
Je bent bang dat je je aanstelt, dat je problemen wel meevallen en dat de hulpverlening je niet ernstig genoeg zal vinden. ‘Ja ze zien me aankomen bij een intakegesprek, ze sturen me vast direct weer naar huis omdat ik me gewoon aanstel’. Je vergelijkt je voortdurend met mensen die er in jouw ogen ernstiger aan toe zijn en zou hier soms het liefst op lijken.
Ik zag soms meisjes lopen die echt vel over been waren. Eigenlijk was het helemaal niet mooi meer, maar toch voelde ik een soort van jaloezie. Was ik maar zo, dan was mijn eetstoornis tenminste ernstig. Dan zou niet alleen ik maar ook mijn omgeving moeten erkennen dat ik er ernstig aan toe ben en dan mag ik hulp vragen en ontvangen van mezelf. Ik had in die tijd een gewoon slank figuur. Ik was nooit dik geweest en ook nooit eng mager. Ik had het idee dat de gevolgen van mijn eetstoornis zichtbaar moesten zijn om het te kunnen bestempelen als ernstig.
Soms wilde ik daarom ook dat ik bijvoorbeeld eens flauw zou vallen. Dan zou mijn lichaam tenminste aangeven dat mijn eetstoornis ernstig is. Maar ik viel nooit flauw. Ik ben mijn hele leven nog nooit flauwgevallen. Heel af en toe werd mijn bloed wel eens getest, maar hoe gek en ongezond en weinig ik ook at, mijn bloed was altijd prima in orde. Voor mij was dit in die tijd geen geruststelling, maar een bevestiging dat mijn problemen niet ernstig waren. Zie je wel, mijn lichaam heeft ook nergens last van.
Ik vond dat je aan mijn lichaam en mijn gezicht moest kunnen zien dat het niet goed met me ging. Zolang je geen botten zag, viel het allemaal wel mee. Zolang ik er in mijn gezicht niet ongezond uit zag, ging het blijkbaar nog goed genoeg met me. Ik mocht pas hulp van mezelf vragen als ik er wel ernstig aan toe was. Ik moest daarom dus eerst harder mijn best doen om er slechter aan toe te zijn.
Eigenlijk best idioot, want als je een gekneusde enkel hebt dan ga je ook niet hard je best doen om te zorgen dat je enkel breekt. Dan wil je gewoon zo snel mogelijk van die gekneusde enkel af en doe je er alles aan om dit zo snel mogelijk te laten genezen. Bij een eetstoornis is dat anders, omdat je naast de negatieve kanten van de eetstoornis er ook positieve dingen voor terug hoopt te krijgen. Misschien is de eetstoornis bijvoorbeeld wel jouw enige manier om aan te geven dat het niet goed met je gaat.
Ik vond altijd dat ik nog net even wat meer moest afvallen alvorens ik hulp mocht vragen. Achteraf gezien hield ik mezelf hiermee voor de gek. Het probleem zat hem namelijk niet bij dat ik niet ernstig genoeg was, maar dat mijn zelfbeeld zo slecht was dat ik mezelf nooit serieus kon nemen. Het maakte geen bal uit hoeveel kilo ik af zou vallen, ik zou mezelf namelijk nooit ernstig genoeg vinden. Ik zou mezelf altijd blijven vergelijken met mensen die nog net wat ernstiger waren.
En dat klopte. Want toen ik eenmaal ondergewicht had, vond ik niet dat ik hulp nodig had. Ik vond dat ik er helemaal niet zo mager en ongezond uitzag als andere meiden. Ik vond het wel gewoon mooi dun. Bovendien had ik helemaal geen last van lichamelijke klachten. Het viel dus nog steeds allemaal wel mee. Ik had geen eetstoornis en zeker geen anorexia.
Toen ik eenmaal in een groep therapie had vond ik dit alles soms nog lastiger worden. Ik hoorde de verhalen van anderen aan en vond dat bijna iedereen er ernstiger aan toe was dan ik. Ik had het gevoel hier met te weinig reden in therapie te zijn en had voortdurend weer het idee mijn ernstigheid te moeten bewijzen. In mijn hoofd somde ik soms alles op waar ik last van had om zo voor mezelf bewijsmateriaal te verzamelen. Ik was blij als ik hoorde dat iemand anders meer at dan ik of zichzelf niet beschadigde. Oh, dat is bij mij gelukkiger ernstiger.
Door de maanden heen werd me wel steeds duidelijker dat dit vergelijken nergens op sloeg en dat mijn problemen echt wel ernstig genoeg waren om in therapie te zijn. Het mezelf niet serieus nemen had veel meer te maken met mijn negatieve zelfbeeld en met het vluchten voor nare gevoelens. Pas wanneer ik mezelf serieus zou nemen, kon ik aan mezelf gaan werken. Pas als ik erkende dat het eigenlijk helemaal niet goed met me ging, kon ik hulp aanvaarden en me kwetsbaar opstellen. Dit alles heeft veel tijd gekost maar het is me uiteindelijk wel gelukt.
Als jouw problemen je leven negatief beïnvloeden dan zijn ze ernstig genoeg om er hulp voor te vragen. Ga niet proberen te bewijzen dat je ernstig genoeg bent, want daar ligt het probleem niet. Dat zal er alleen voor zorgen dat herstel langer duurt en een gelukkig leven nog meer wordt uitgesteld.
Geef een reactie