Als je onder behandeling bent voor een eetstoornis worden er meestal verschillende onderzoeken gedaan, waaronder soms ook een bloedonderzoek. Bij de afdeling Jeugd waar ik werk wordt dit door de kinderarts gedaan. Afhankelijk van de uitslag van dit onderzoek, worden hier ook de (voedings)adviezen op aangepast. Waar wordt bij zo’n bloedonderzoek dan met name naar gekeken en zijn er verschillen wat betreft de soort eetstoornis? Bij deze een blog over het bloedonderzoek bij een eetstoornis om hier meer informatie over te krijgen.
“Bij alle drie de onderzoeken was mijn bloed prima in orde. Dat klinkt positief en dat is het ook, maar als je lijdt aan een eetstoornis kan dat ook best ingewikkeld aanvoelen. Als je bloedwaardes goed zijn, heb je dan wel een (ernstige) eetstoornis of valt het dan allemaal eigenlijk wel mee?” ~ Uit de blog: Bloedonderzoek prima in orde
Onderzoek
De kinderarts zal een heleboel vragen stellen waarbij specifiek wordt gekeken naar de volgende punten:
- Voeding, huidig eetpatroon, voedingsrituelen, voedselintoleranties, eetbuien, braken
- Lichaamsbeeld van de patiënt zelf
- Minimum en maximumgewicht van de afgelopen jaren
- Overig: waaronder de menstruatiecyclus
- Gebruik van medicatie, laxeerpillen, diuretica, afslankpillen
Lichamelijk onderzoek
- Lengte
- Gewicht
- Bloeddruk
- Pols
- Huid en eventuele afwijkingen
- Russells sign (eelt op de knokkels, vaak voorkomend bij braken)
- Erosie van tandglazuur
- Opgezette speekselklieren
- Oedeem (= vochtophoping)
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek in de vorm van bloed- en urineonderzoek en een ECG (= hartfilmpje) dient primair om de ernst van de lichamelijke afwijkingen die het gevolg van de eetstoornis zijn, te bepalen. Lichaamstemperatuur wordt ook bepaald omdat een te lage lichaamstemperatuur ook veelvuldig voorkomt bij een eetstoornis en dan met name bij ondergewicht.
Eén van de belangrijkste schadelijke gevolgen van veelvuldig braken en misbruik van laxeermiddelen is het verstoorde elektrolytenevenwicht, met name een kaliumtekort. Dit kan levensbedreigende stoornissen in de hart- en nierfunctie veroorzaken. De vochtbalans in het lichaam kan zodanig verstoord worden, dat er zowel uitdroging als oedeemvorming optreedt. Extra zorgelijk is als patiënt daarnaast vocht afdrijvende pillen (diuretica ofwel plaspillen) gebruikt.
Er moet in zo’n geval altijd een bloedonderzoek worden gedaan, om een eventueel kaliumtekort op te sporen. Ook een hartonderzoek in de vorm van een ECG is aan te bevelen. Bij frequente eetbuien wordt ook gekeken naar de bloedglucose waarden, of er mogelijk sprake kan zijn van diabetes.
Aanbevolen laboratoriumonderzoek in de eerste lijn bij patiënten met een eetstoornis.
Nadere Uitleg over bovenstaande bepalingen
Leukocyten: Telling van het aantal witte bloedcellen. (alle typen: B-lymfocyten en T-lymfocyten, monocyten, granulocyten (neutrofielen, basofielen en eosinofielen). Dit wordt beoordeeld om te kijken of er een infectie aanwezig is. De normaalwaarden van volwassenen is 4-10 miljard/liter bloed
Na, K, bicarbonaat: Deze waardes kunnen verstoord zijn door braken maar ook door het gebruik van laxeermiddelen of plaspillen.
– Normaalwaarden van kalium is 3.5-5 mmol/l.
– Normaalwaarden van natrium is 135-145 mmol/l.
Ureum: Ureum onstaat door de afbraak van eiwitten in de lever. Hierbij komt ureum vrij. De nieren filteren dit uit het bloed. Een deel wordt weer opgenomen door het lichaam de rest verlaat het lichaam via de urine. De hoeveelheid ureum in het bloed zegt iets over de nierfuntie. Normaalwaarden is 2-5-7.5 mmol/l
ASAT/ALAT: ASAT en ALAT zijn leverenzymen. De bepaling van deze waarde kan leverbeschadiging detecteren. Normaal waarden is
Albumine Maat: Albumine is een eiwit wat door de lever wordt gemaakt en wat het meest voorkomende eiwit in ons bloed is. Deze maat kan beschadigingen in de nieren of lever aangeven omdat er dan minder albumine in ons bloed aanwezig is. Normaal waarden 35-55 g/L.
Glucose: Glucose waarden kunnen na een maaltijd of na het vasten worden vastgesteld. Normaal waarden Glucose nuchter: 3.5-6.0 mmol/l of Glucose niet nuchter 3.5-7.8 mmol/l.
Indien hetzij bij het lichamelijk onderzoek, hetzij uit het laboratorium onderzoek blijkt dat er grote gezondheidsrisico’s zijn, kan besloten worden tot opname. In ieder geval wordt regelmatig het gewicht, de hartslag en de bloeddruk bekeken.
Overige bepalingen:
Er wordt ook gekeken naar het gehalte aan vitamines, met name naar Vitamine D
Refeeding
In sommige situaties is er risico op refeeding. Refeeding is de verzameling van metabole en hormonale stoornissen die volgen door het herstarten van de voeding bij personen die langdurig geen voeding hebben gehad of om een andere reden ernstig ondervoed zijn. Dan wordt er met name gelet op de waarde van kalium, fosfaat en magnesium.
– Kalium: Normaalwaarden 3.5-5 mmol/l.
– Fosfaat: Normaal waarden 0.9-1.5 mmol/l
– Magnesium: Normaal waarden 0.7-1.0 mmol/l
Normaal waarden oudere kinderen 0.6-1.0 mmol/l
Bij het hervoeden wordt behalve een opbouw in de hoeveelheid energie en vocht ook vitamine B1 aangevuld.
Geef een reactie