Tijdens mijn eetstoornis zat ik nog op de middelbare school. Ik ben vaak gewoon naar school geweest, maar op sommige dagen had ik daar heel veel moeite mee. Ik voelde me dan zo somber en lichamelijk zo slecht. Naar school gaan leek dan gewoon echt geen optie. Ik had een dagje thuis nodig. Ik kon gewoon niet naar school.
Ik trok het soms echt niet om naar school te gaan. Door de eetstoornis voelde ik me regelmatig ziek en slapjes. Ik was dan echt te moe om naar school te gaan. De eetstoornis vrat energie. Daarbij was ik op sommige dagen ook extra verdrietig. Naar school gaan voelde dan echt als een te grote moeite. Ik kon me toch niet concentreren en lichamelijk voelde ik me niet goed genoeg.
Ik had het soms nodig om even rustig aan te doen en om me even terug te trekken uit de wereld. Voor een dagje hoefde ik me dan niet druk te maken over school (deed ik vaak alsnog wel), over klasgenoten en over het eten op school. Ik kon dan tenminste lekker de hele dag op de bank liggen en vooral bijtanken. Even geen verantwoordelijkheid, want ik was zo, zo moe.
Eigenlijk was zo’n dagje thuisblijven voor mij vluchtgedrag. Ik was er klaar mee om verantwoordelijkheid te moeten nemen. Ik wilde dat er voor me gezorgd werd en dat ik gewoon even niks hoefde. Het was altijd zo druk in mijn hoofd en ik moest zoveel van mezelf. Door de verplichtingen van school en een sociaal leven moest ik nog meer en dat was soms gewoon even te veel. Thuisblijven was voor mij dan veilig en fijn.
Ik deed vaak tegenover mijn ouders alsof ik ‘echt’ ziek was. Ik durfde niet te zeggen dat ik me gewoon zo slecht voelde door de eetstoornis. Daarom loog ik vaak en zei ik dat ik hoofdpijn en buikpijn had. Soms trapten mijn ouders erin, maar soms ook niet en dan moest ik gewoon naar school. Vaak speelde ik dan een aantal dagen dat ik me niet lekker voelde. Uiteindelijk mocht ik dan een dagje thuisblijven.
Van huis uit heb ik heel erg meegekregen ‘niet zeuren, gewoon doorgaan’. Hoewel ik dus aan alles in mijn lichaam voelde dat ik een dagje thuisblijven nodig had, voelde het tegelijkertijd ook heel verkeerd om thuis te blijven. Ik wilde de goede leerling zijn en ik wilde goede cijfers. Ik wilde me niet zo slecht voelen door de eetstoornis, omdat dat voor mijn gevoel iets was wat ik zelf deed. Als ik thuis was gebleven, omdat ik bijvoorbeeld een flinke longontsteking had, dan was dat voor mijn gevoel alweer anders.
Hoewel ik het soms echt nodig had om thuis te blijven door de eetstoornis was het tegelijkertijd niet goed om thuis te blijven. Mijn ouders moesten overdag gewoon werken en mijn broertje ging ook naar school waardoor ik dus alleen thuis was. Hoe moe ik ook was van de eetstoornis, de eetstoornis was dat niet met mij. Ik bleef dus thuis omdat ik me niet goed voelde en ik hoopte dat ik me door zo’n dagje weer wat beter zou voelen, maar de eetstoornis was daarmee natuurlijk niet gelijk weg. Er was niemand die op me lette en dat ging niet altijd even goed.
Voor de eetstoornis betekende een dagje thuiszitten dat ik niet mocht eten, want ik zou tenslotte de hele dag niks gaan doen. De eetstoornis vond dat mijn lichaam dan ook gewoon geen enkel voedsel nodig had, omdat het toch niks deed en dus niks zou verbranden. Ik vond het daarom heel moeilijk om normaal te eten op zo’n dag.
Ook betekende alleen thuis zijn dat ik toegang had tot al het eten en dus óók het eetbuivoedsel. Ik probeerde altijd ervoor te zorgen dat ik geen eetbuien zou hebben, maar we weten allemaal hoe sterk die drang kan zijn en hoe gevaarlijk het dan is om alleen te zijn. Eigenlijk ging het vrijwel altijd mis en had ik een eetbui.
Een dagje thuisblijven en rustig aan willen doen, eindigde vrijwel altijd in een dagje vol vreten, overgeven, uitgeput op de bank liggen en weer opnieuw beginnen. Ik durfde hierover niet eerlijk te zijn tegenover mijn ouders. Ik voelde me een last en wilde niet dat zij speciaal voor mij thuis zouden blijven. Bovendien deed ik het ook zelf, want ik was tenslotte toch degene die zo nodig een dagje thuis wilde blijven?
Zulke dagen zijn eigenlijk vooral heel verdrietig geweest. Ik heb me enorm eenzaam gevoeld. Naar school gaan voelde niet goed en thuisblijven voelde ook niet goed. Ik had geen plek waar ik me voor heel even veilig kon voelen en waar iemand me in bescherming nam van mezelf. Na zo’n dag raapte ik de volgende dag toch maar weer de moed bij elkaar en ging ik weer naar school. Ik zou willen dat ik in die tijd eerlijker was naar mijn omgeving toe, omdat het me een hoop ellende zou hebben bespaard en ik me niet nog meer uitputte dan dat ik al was…
Geef een reactie