Rust, onrust, rust, angst, spanning, rust, ontspanning, angst, onrust, verdriet, rust, angst, ontspanning, rust, angst, onrust. In mijn jarenlange relatie met mijn eetstoornis, heb ik zoveel gevoeld. Zoveel niet gevoeld. Zoveel gevoel laten boven komen, zoveel gevoel weggestopt. â¨Oh wat was het een hel, wat was het soms fijn, wat gaf het veel spanning en wat gaf het veel ontspanning. Ik vond rust in mijn periodes van niet eten, ik vond rust in mijn periodes van normaal eten, ik vond rust in mijn periodes van eetbuien. Ik vond rust in mijn âzwarte’ periodes. Ik vond rust tijdens het snijden. Ik vond rust tijdens de pijn.
Ik kreeg onrust en angst in mijn periodes van niet eten, ik kreeg onrust en angst in mijn periodes van normaal eten, ik kreeg onrust en angst in mijn periodes van eetbuien. Ik kreeg onrust en angst in mijn âzwarte’ periodes. Ik kreeg onrust en angst tijdens het snijden. Ik kreeg onrust en angst tijdens de pijn.
Op de momenten dat ik niet of nauwelijks at, voelde ik eerst rust. Eindelijk had ik de controle weer terug. Ging het getal op de weegschaal hard naar beneden en daar was ik dan blij mee. Ik deed mijn best om het nog sneller naar beneden te krijgen en dat waren de momenten waarin ik dacht dat ik het gelukkigst was. Het meest energiek. Want zo voelde het meestal wel. Ik had de controle. Niet de eetstoornis, niet mijn gevoelens, nee IK. Althans, dat dacht ik…
Dat is het begin van de cirkel, want hoe blij ik op dat moment ook dacht te zijn, er was angst. Ik wist dat er vroeg of laat weer een volgende stap zou komen in de cirkel. Oh, ik wist het. Ik wist dat het ging komen, maar niet wanneer. De ene keer duurde langer dan de andere, maar wat was ik bang.
Vaak kwam er eerst wat drang, drang naar voedsel. Niet gek, maar het voelde voor mij alsof het niet hoorde. Ik ging de strijd eerst nog aan, maar gaf dan snel toe. Dat begon met iets kleins, een pepermuntje, een beschuitje, een stukje komkommer, een bakje yoghurt. Maar dat ging al vaak snel over in repen chocola, halve broden met hagelslag, pindakaas of kaas. Stukken kaas, als het brood op was alleen hagelslag of vlokken, toetjes, cake, ijs… En of dat nou ‘s morgens om 8 uur was of ‘s avonds om 20 uur, het gebeurde. Soms vaker op een dag, soms vrat ik de hele dag door. Dan ging er ‘s avonds nog een pizza bij en hop, nog een reep chocola. Kotsmisselijk, ziek van het eten, maar het was nooit genoeg. Ik was een bodemloze put. En of ik er nou voor zorgde dat het eruit ging of niet, ik raakte niet meer verzadigd op dat moment. Op die momenten wist ik: ik ben in de volgende fase van de cirkel beland.
Ziek van het eten, walging van mezelf, haat, maar misschien ging het morgen wel beter. Morgen zou ik de controle weer terug pakken, morgen was ik gewoon weer de baas. Hoe moeilijk kon het zijn, ik kon toch gewoon niet eten, iets niet pakken of kopen? Iets niet nemen. Was het maar zo makkelijk, want ik won het niet. Ik stond gewoon weer met een mandje vol bij een andere supermarkt zodat het niet op zou vallen. Dagen, of wekenlang bleef ik (vr)eten. Bleef ik mijn best doen om dan maar op andere manieren gewicht te verliezen, de spanning liep steeds hoger op, zo snel en zo hoog dat ik niet meer wist wat ik ook alweer moest doen. Wat ik allemaal had geleerd om mijn spanning te verminderen, ik wist niet meer hoe. Ik wilde dan alleen maar bloed zien, kapotte huid zien, pijn voelen en op de meeste slechte momenten hoopte ik dat ik door zou schieten en dat het allemaal eindelijk voorbij was.
De volgende dag haatte ik mezelf nog meer door de sporen van die dag daarvoor. Moest ik weer mijn best doen om het niet te laten opvallen. Moest ik mezelf soms echt in allerlei bochten wringen zodat niemand het zou zien. Ik walgde van dat geweld wat ik mezelf zichtbaar aandeed. Dat gevoel moest ik dan weer wegstoppen, of door niet te eten, maar in die periodes bijna altijd door wel te eten. Even sigaretten halen, plus een reep chocola, plus een zak snoep.â¨Ik dook dan eerst beneden de berging in voordat ik naar binnen ging. Dan kon ik in de berging die reep vast naar binnen stouwen. Walgelijk, ziek, maar wel waar.
Als ik ergens weer kracht vandaan kon halen, kon ik weer een knop omzetten door gewoon te eten. Voor zover je het normaal kan noemen, maar ik probeerde mijn eetplan dan weer op te pakken. Meestal gebeurde dat een paar dagen voor ik weer naar therapie moest, want dat betekende ook wegen. Ik moest dat gewicht weer zien te verliezen, voor ik dat dáár op de weegschaal zou zien. Dat ik het 10x per dag op mijn eigen weegschaal zag, was heel anders dan daar. Daar keek iemand mee, daar zag iemand mijn walgelijke gewicht, daar zag iemand aan de hand van cijfers mijn eetstoornis. Daaraan kon je zien in welke fase ik zat, of had gezeten. Oh wat voel ik nu nog een angst en spanning opkomen bij het idee van die ene specifieke weegschaal. Die moest echt laag blijven, of lager dan een bepaald getal. Dat moest, hoe dan ook.
Lachend kwam ik het ziekenhuis weer in lopen. Ondertussen zo’n beetje elke afdeling daar gehad, dus altijd wel bekende gezichten. Therapeuten die mijn verhaal kenden, oude groepsgenoten. Ik moest wel proberen te lachen en ondertussen checkte ik elk lichaam wat daar voorbij kwam. Dunner, te dun, oh wat ben ik dik, nee ik moet weg, wat doe ik hier, ik moet zo wegen, shit wegen, naar de wc, sieraden afdoen, niet meer drinken! De paniek sloeg met de seconde meer toe!
Dan slingerde die deur open en stond daar iemand met een vriendelijke, open lach. Ze zag mijn angst altijd. Ze wist direct hoe ik mij voelde, ze las mijn ogen ofzo, maar ze wist het, voelde het. Ik voel de spanning nu op dit moment, ik zie mezelf die kamer in gaan en ik zie hoe ik nerveus ga zitten en dat ik hoop dat ze spontaan het wegen vergeet. Maar ik kom er niet onderuit, ik moet erop en oh wat was het elke keer een hel. De ene keer was ik tevreden, de andere keer schaamde ik mij kapot.
De therapieën die ik samen met haar heb mogen doen waren keer op keer fijn. Dat durf ik nu achteraf te zeggen, want ze waren niet makkelijk. Maar het was fijn. Ik ging er bijna altijd weer even wat beter weg dan dat ik er kwam. Ik kon spuien, ik kon zelfs huilen zo af en toe (ja, dat was best een wonder te noemen, emoties tonen) ze kon vaak zien dat ik boos was, gefrustreerd, vermoeid. Maar wat luchtte het op om naar haar toe te mogen. Ook de andere therapieën die ik volgde hebben mij enorm geholpen, PMT was ook zo waardevol. Ik voel de spanning nog zo wegstromen bij bepaalde oefeningen, ik voel dat ik weer letterlijk lucht krijg omdat we op dat moment die enorme steen in mijn buik weg krijgen.
23-01-2015 – In opname
Wat ben ik somber, hier en daar een opkikkertje, maar het is vooral heel zwart, somber en ik ben moe. Ik heb geen idee meer van wie ik ben of wat ik wil. Ik weet het gewoon allemaal even niet meer. Geen besef van wat ik doe of waar ik ben, ik leef op de automatische piloot. Ik ben zo bang voor alles, voor morgen, voor overmorgen, voor de rest van dit leven. Ik kan het niet, er is zoveel angst. Momenteel ben ik zo boos, verdrietig en gespannen. Komt het ooit wel goed met mij? Word ik ooit nog normaal? Kan ik ooit de maatschappij nog wel in? Of word ik zo’n persoon die hopeloos blijft terugvallen en zo uiteindelijk langzaam zelfmoord pleegt? WIE BEN IK?!?!
Opgenomen. Na al die behandelingen en therapieën werd ik opgenomen. 6 weken intern. Wat schaamde ik mij en wat was ik eraan toe. Ik kon niet meer alleen vechten, ik kon het thuis niet meer, ik moest, want ik ging er nu echt aan onderdoor. Ik wilde ook niet meer vechten.
Het klopte niet dat ik daar zat, ik.. daar.. opgenomen… nee, dat was niet mijn toekomstplaatje. Maar ik heb daar wel momenten van rust mogen ervaren. Ik heb daar weer een van de momenten gehad dat ik volgens een structuur at, want dat kon ik best, als ik maar intern zat, of het grootste deel van de week in een groep. Ik kon hen niet teleurstellen, dus moest het wel goed gaan. Mijn dagen bracht ik door op de afdeling, ik mocht 3 kwartier per dag wandelen, ik kon creatief zijn, ik mocht rusten. Therapie was meestal ook gewoon fijn. Ik mocht UITRUSTEN. Ik was zo moe, mijn lichaam was zo vreselijk op van alle ellende.
De aankom eis had ik niet gehaald, maar het was wel gelukt om wat rust te krijgen in mijn hoofd. Vanuit de opname ging ik weer door in een 3 maanden durende 3-daagse behandeling. Daar kwamen de andere therapieën nog bij, dus ik was nog aardig onder de pannen. Eind maart 2015 schreef ik op dat het verdriet toesloeg. Ik was ongesteld geworden en dat maakte me verdrietig. Ondanks alle ellende wilde ik maar één ding en dat was zwanger mogen worden. Moeder mogen worden. Iedereen om mij heen werd moeder en ik bleef alleen maar de leuke tante.. Meer niet. Elke maand hoopte ik het niet te worden en dat gebeurde vaak, want ja, ook daar was door alles geen enkele regelmaat meer in.
Ik kan niet uitleggen hoe extreem ik verlang naar het zorgen voor zo’n kleintje. Om weer een echt doel in mijn leven te krijgen. Ik wil niets liever, ik leef al ruim 10 jaar met deze intens sterke wens en hij gaat maar niet in vervulling. Misschien is mijn lichaam ook wel te veel beschadigd, wat als het niet lukt? Ik kan niet leven met het idee dat het straks te laat is, door alle ellende in mijn lijf. Ik ben zo bang dat ik kinderloos blijf en dat is voor mij onacceptabel.
—
Dit was het moment dat ik na de opname en tijdens de deeltijdbehandeling weer aan het terugvallen was. Ik had het denk ik niet eens door, vond het wel normaal ofzo.⨠Ik dacht echt dat ik mezelf kon herpakken, ik moest wel en ik kon het ook, dat had ik mezelf allang bewezen. En toen kwam daar een telefoontje dat alles op z’n kop zette. Misschien wel het ergste telefoontje uit mijn leven. Een telefoontje die ik niet geloofde. Er werd verteld dat je was overleden. Doe normaal, dat kan niet. Dat kan niet, dat mag niet! Tot op de dag van vandaag kan ik het maar geen plek geven dat jij die ene dag zomaar uit het leven werd gerukt. Ik kan het niet, het blijft een intens gemis en het blijft zo onwerkelijk dat we niet weten waarom jij bent overleden. Ik snap het nog steeds niet en toen al helemaal niet. Ze moesten mij hebben, niet jou. Ik moest dood, jij niet. Ik wilde dood, jij niet. Ik verdiende de dood, jij niet.
Ik wilde alles wegstoppen. Ik werd nog gewaarschuwd dat dit geen reden mocht zijn om terug te vallen, maar dat was al veel te laat. Ik was al aan het terug vallen, maar dit was de druppel. Ik zakte die weken daarna weer volledig in de eetbuien. Ik gebruikte zelfs mijn nutri’s daarbij. Ik had een koelkast vol met nutri drink, zelfs die konden mijn leegte niet vullen. Zelfs die konden mijn verdriet niet wegnemen. Ik was de heleboel weer aan het verkloten. Volledig.
19-05-2015
Ik wil schreeuwen, krijsen, huilen!! Alles om dat gevoel van binnen weg te krijgen. Ik wil vreten, mezelf uithongeren, ik wil snijden, ik wil dood, ik wil RUST! Mag dat? Mag ik deze keuze maken? Mag ik de mensen om mij heen nog een allerlaatste keer verdriet aan doen? De laatste keer, zodat ze daarna eindelijk een leven op kunnen bouwen zonder mij? Ik wil mezelf niet van kant maken voor hen, maar voor mezelf wil ik op dit moment niets liever. Geen pijn meer voelen, geen verdriet meer, geen angst meer, ik wil alleen nog maar rust…
Dat was de laatste bladzijde uit mijn dagboek.
—
Het werd slechter en zwarter en ik begon voor mezelf te schrijven. Met als doel het te delen met één persoon. Ik schreef 20 a4-tjes vol, bleef de hele dag in het ziekenhuis om te schrijven. Vanaf het moment dat ik me dingen kan herinneren ben ik gaan schrijven, vanuit mijn kleine ik. Ik schreef, schreef, schreef en schreef. Kon niet meer stoppen. Al het verdriet van mij als klein meisje, van mij als puber kwam op papier te staan en ik las het even later voor aan haar. Ik durfde dit alles voor te lezen. Ik leefde tussen hoop en angst. Het ene moment wist ik dat ik verder kon. Ik kon met dit verhaal verder en dat gebeurde ook. Ik mocht starten met schematherapie met die 20 a4-tjes als een soort van basis. Vanuit daar konden we eindelijk wat gaan doen. Het werd geregeld.
Ik geloofde er weer even in, maar op diezelfde dagen was het soms intens zwart. Zo zwart dat ik op een avond besloot dat het tijd was voor mij. Ik begon opnieuw te schrijven, maar dit keer waren het dan eindelijk de afscheidsbrieven. Voor een aantal mensen lag er een brief met uitleg, met lieve woorden, met dat het beter was, mijn keus, ik bedankte een aantal mensen die mij jarenlang zo intens veel hebben gesteund en mij hebben laten voelen dat ik er wel degelijk toe deed. Ik was iedereen dankbaar en ik was me bewust van het verdriet dat ik ze aan ging doen. Ik ging het doen.
Ondertussen waren er gesprekken met de psychiater, nieuwe opname, zo snel mogelijk, ze zagen het fout gaan…. Alles nog één keer. Ik ging akkoord met een nieuwe opname, maar wist dat deze er niet meer ging komen, ik zou dan al weg zijn. Donderdagmorgen, ik ben op het werk en ik weet dat dit één van de laatste keren is. Misschien wel de laatste. Ik besef me ineens dat ik al een tijd niet ongesteld ben geweest en ook wil ik nog één keer in mijn leven zo’n test doen.
Na het werk fiets ik langs de drogist en koop met een stom gevoel zo’n test. Thuis pak ik eerst eten, ik moet de spanning eerst weg eten en daarna ga ik voor de fun zo’n test doen en daar stond het… 2 streepjes. Zwanger. Mijn intense wens, om zo’n test in mijn handen te hebben was nu mijn grootste nachtmerrie. Dit gooide ALLES in de war. Oh wat was ik boos… dit kon echt niet.
En nu? Nu kijk ik met tranen in mijn ogen naar een gezond kindje wat lekker ligt te slapen. Naar een kindje wat al meer dan een jaar bij ons mag zijn. Een klein kindje die mij mama noemt. Een klein kindje die mij nodig heeft. Een klein kindje waar ik voor mag zorgen. Mijn allergrootste wens is uitgekomen en daarmee heb ik zoveel kunnen bereiken. Ik heb de schematherapie zo goed kunnen doorstaan, ik heb mijn zwangerschap in kunnen zetten om gewicht te bereiken, ik heb mijn lichaam durven zien uiteindelijk, weliswaar met behulp van een aantal mensen, maar ik heb contact durven maken met de baby in mijn buik. Ik heb mijn lichaam durven aanraken, het was zelfs mooi.
Ik heb mijn lichaam gedeeltelijk geaccepteerd omdat het mij het allermooiste ooit heeft gegeven. Hoe kan ik dat dan nog haten? Het lichaam heeft mij zoveel gegeven, na alles wat ik het heb aangedaan. Dat is bijna onvoorstelbaar. Ik was zo dichtbij het einde, het was een kwestie van een week? een paar dagen? uren? Terwijl ik dacht dat ik zo dichtbij het einde was, was er juist een nieuwe begin. Letterlijk. Een nieuw leven en wat ben ik intens gelukkig en dankbaar voor dat kleine kindje.
Mijn dromen lijken te zijn uitgekomen. Een huis met tuin, een man, getrouwd, een gezond kindje, een lichaam met meer dan de grens van gezond gewicht. Stabiel? Ik heb nog steeds mijn moeilijke momenten, ik heb nog steeds confrontaties met eten en ik heb nog steeds momenten dat ik teveel eet. Ik heb nog steeds momenten dat ik zo graag wil afvallen en dat ik het gewicht op de weegschaal haat. Het weegt letterlijk niet op tegen dat geluk van die kleine. Die heeft mij nodig. Ik heb haar nodig. Wanneer ik “mama” hoor weet ik waar ik het voor doe. Hoe moeilijk soms ook, ik moet het volhouden en mezelf weer herpakken als ik een klein foutje maak.
Dat ik helemaal vrij ben van de eetstoornis, nee, dat geloof ik niet. Dat dat ooit gaat gebeuren geloof ik ook niet. Ik kan nog steeds getriggerd worden door beelden op tv, voor zowel de eetstoornis als voor automutilatie. Ik kan nog steeds een bepaalde drang voelen om spanning kwijt te raken. Maar ik weet er tot nu toe nog steeds mee om te gaan.
Ik moest ineens weer schrijven en ook dit specifiek. Waarom? Ik keek afgelopen week de momenteel bekende serie “13 reasons why” en na afloop praten ze na over taboes. Vertel mij wat. Maar dit is wat het is en ik wil dat dit bestaat. Het was er, het is een deel van mijn leven en ik wil dat mensen kunnen lezen dat hoe zwart het ook is, hoe uitzichtloos alles is, het kan beter worden. Het kan echt beter worden. Na jaren vechten, na jaren intens verdriet, ben ik er.
Door dit alles ben ik dingen kwijt geraakt, maar heb ik er ook heel veel voor terug gekregen (ja, dat klinkt raar hè?) Maar er zijn vriendschappen ontstaan door mijn eetstoornis die me onwijs dierbaar zijn. Ik heb mensen leren kennen die heel dichtbij mij mochten komen en die mij echt kennen. Mensen die dwars door mijn masker heen konden kijken en ook dat is me zo dierbaar. Ik moest heel erg diep gaan om op het allerlaatste moment gered te worden. De beste redding ook. Mijn cirkel is doorbroken. Ik zat vast. Volledig vast, maar ik ben losgekomen. En wat voelt het fijn om vrij te kunnen en mogen zijn…
Fotografie: Transp
Wil jij ook een gastblog, dankwoord of jouw verhaal laten publiceren op Proud2Bme? Mail dan je verhaal in een Word bestand met twee foto’s in een aparte bijlage naar redactie@proud2Bme.nl
Geef een reactie