Naast de dagen vol strijd en spanning, kende ik tijdens mijn eetstoornis ook dagen waarin het eten wel lukte. Ik veel minder angst ervoer dan de dagen ervoor (en daarna) en het voelde alsof ik helemaal geen eetstoornis had. Niet alleen was dit voor mij, maar soms ook voor mijn omgeving verwarrend. Is het dan allemaal gespeeld?
Ik raakte in de war. Verzin ik mijn eetstoornis? Is het dan allemaal nep? Ik snapte niet hoe ik deze dagen redelijk goed doorkwam waar andere dagen ik bleef hangen in de negatieve stem van mijn eetstoornis. Ik vond het lastig om mijn problemen hierdoor serieus te nemen. Ik eet toch gewoon? Ik heb toch ook ‘goeie’ dagen?
Falen in mijn eetstoornis
Op deze dagen voelde het alsof ik faalde in mijn eetstoornis. Ik kon op deze dagen een redelijk ‘gezond’ eetpatroon aanhouden en was ergens ook wel blij dat mij dit wel lukte. Het voelde alsof ik weer een beetje normaal was. Mijn eetstoornis zag dit echter niet zo, en begon nog harder te schreeuwen dan voorheen. Ik faalde in mijn eetstoornis. Ik verdien de hulp nu echt niet meer, ik eet toch? Op deze dagen kon ik weinig genieten van de rust in mijn hoofd, ik was er van overtuigd dat de spanning hoe dan ook dubbel en dwars zou terugkomen. Op welke manier wist ik alleen niet. Nu ik dit zo opschrijf merk ik hoe ironisch dit klinkt. Bang zijn om niet te voldoen aan je eigen eetstoornis, maar ook de angsten voor de dagen die volgde. Bang om te moeten compenseren, bang voor de rust. De strijd die continue doorsijpelt, in alles.
Niet alleen nam ik mijzelf niet meer serieus, ook was ik bang dat anderen zouden denken dat het wel mee zou vallen. Ergens vond ik dit een prettige gedachte, zo hoefde ze zich geen zorgen meer om mij te maken. Aan de andere kant vond ik dit juist heel vervelend. Ik begreep mijzelf al niet meer, laat staan iemand anders.
Normaal is anders
Ook al was ik ervan overtuigd dat ik een gezond eetpatroon had deze dagen, achteraf denk ik dat dit zeker niet zo was. Nog steeds at ik veel te weinig en te eenzijdig. Misschien at ik wel hetzelfde als alle andere dagen, alleen was de strijd om het eten minder aanwezig. Ik was die dagen iets flexibeler. Tijdens mijn eetstoornis hechte ik veel waarde aan eten op bepaalde tijdstippen. Als ik hier vanaf week raakte ik in paniek. Dit gooide mijn schema zo in de war dat die dag meteen ‘verpest’ was. Ik kon het niet meer goed doen, en vaak probeerde ik dan ook niet meer. Deze dag was niet meer te redden. Op de dagen dat de eetstoornis minder aanwezig was lukte het mij wel om hier iets meer rust in te krijgen. Nog steeds had ik een strakke dagplanning, maar er was wel iets meer ruimte in mijn hoofd om hier vanaf te wijken.
Interne strijd
Wat ik vooral vervelend vind is dat ik mijzelf nooit rust gunde. Als de eetstoornisstem minder sterk was, had ik zelf wel weer genoeg kritiek. Het was nooit goed. Ook al ging het eten op deze dagen minder moeizaam, nog steeds had ik een eestoornis. De strijd in mijn hoofd gaf dat denk ik vooral aan op dat moment. Nog steeds kon ik het eten niet loslaten, hoe graag ik dit ook wilde. Ik was continue bang voor het moment dat dit terug zou komen. Ik zou moeten compenseren. Deze angsten geven naar mijn idee aan dat ik nog steeds heel erg met mijzelf in de knoop zat. Ook al leek dit van de buitenkant niet zo, van binnen vocht ik tegen elke stem die ik hoorde.
Compenseren hoort niet bij een normaal, gezond eetpatroon. Evenals de angt hiervoor. Het zorgt er namelijk voor dat je niet de vrijheid hebt om echt te kunnen genieten. Ik denk dat de ‘goeie’ dagen die ik toen zo ervoer, ironisch genoeg alles behalve goeie dagen waren. Het maakte mij in de war en liet mij twijfelen aan mijn problemen. Achteraf wou ik dat ik deze dagen had kunnen aangrijpen en er echt goeie dagen van had kunnen maken. Mij niet had hoeven laten leiden door de angsten.
Hoe ga jij om met de momenten dat de eetstoornis minder sterk is?
Geef een reactie